Parketnummer: 13/660407-10
Datum uitspraak: 5 juli 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “Zuyder Bos” te Heerhugowaard.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J.S. Preenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H. Brouwer en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij
1.
op of omstreeks 20 april 2010 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere kledingstuk(ken) (merk Desiquel) (ter waarde van 1.383 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen Vroom & Dreesman BV (filiaal Kerkstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(art 311 lid 1 ahf/ond 4 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 20 april 2010 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere kledingstuk(ken) (tankini) (met een waarde van 49,95 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen Ulla Popken (filiaal Groest), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
(art 311 lid 1 ahf/ond 4 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 april 2010 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken, merk Desiquel, ter waarde van 1.383 euro, toebehorende aan winkelketen Vroom & Dreesman BV, filiaal Kerkstraat.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in vereniging met een ander, schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van kledingstukken met een gezamenlijke waarde van € 1.383. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met een Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 22 april 2010 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een brief d.d. 23 februari 2010 van [psychiater], psychiater, werkzaam bij Altrecht Ambulatorium Persoonlijkheidsproblematiek aan de raadsman van verdachte. Verdachte is in behandeling bij [psychiater]. [psychiater] stelt dat verdachte ongeschikt is voor detentie.
De rechtbank acht dit standpunt, mede gelet op de huidige detentie van verdachte, ongeacht de evidente psychische problemen van verdachte, onvoldoende onderbouwd en ziet thans geen beletsel om aan verdachte een gevangenisstraf van enige duur op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.1 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. A.W.H. Vink en L.I.M. van Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Heijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2010.