2.4. Bij brief van 18 oktober 2004 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [n[naam 1] (hierna: [naam 1]) de lease-overeenkomsten vernietigd met een beroep op artikel 1:88 BW en terugbetaling gevorderd binnen zeven dagen.
3. Conventie
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, na wijziging van eis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair Dexia te veroordelen tot betaling van € 10.534,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag en subsidiair tot betaling van € 3.015,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de betaling van het bedrag, althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts vordert [eiser] dat Dexia het Bureau Kredietregistratie te Tiel schriftelijk en onvoorwaardelijk bericht dat de registratie van [eiser] bij het BKR dient te worden verwijderd of ongedaan moet worden gemaakt, op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] om Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2. [eiser] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus toestemming van [naam 1] behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. Subsidiair stelt [eiser] dat Dexia is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht jegens [eiser] en dat Dexia aldus onrechtmatig heeft gehandeld.
3.3. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser]. Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, bij de beoordeling worden ingegaan.
4. Reconventie
4.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van € 7.701,40, zijnde 40 % van het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2005, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomsten en dat conform de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juni 2009 40 % van de restschuld voor rekening van [eiser] moet blijven.
4.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Dexia. Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, bij de beoordeling worden ingegaan.
5. De beoordeling
In conventie en in reconventie
5.1. Bij de beoordeling van de stellingen van partijen zullen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie zo veel mogelijk gelijktijdig worden behandeld.
5.2. In het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 is voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende. Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008).
5.4. Dexia heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat [naam 1] met [eiser] was gehuwd ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomsten, zodat [naam 1] geen beroep op artikel 1:88 BW toekomt. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. [eiser] heeft bij akte overlegging producties een uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie overgelegd. Uit dit uittreksel blijkt dat [naam 1] en [eiser] op 15 mei 1970 met elkaar zijn gehuwd, terwijl niet blijkt dat partijen ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten van echt waren gescheiden. Als vaststaand gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten in 2000 waren gehuwd.