ECLI:NL:RBAMS:2010:BN0311
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van overeenkomst in tandheelkundige behandeling door Duitse kliniek
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen de Duitse kliniek Praxisgemeinschaft en de Nederlandse gedaagde [B]. De kliniek vorderde betaling van een factuur voor tandheelkundige behandelingen die op 26 juli en 23 september 2005 zijn uitgevoerd. De factuur, ter hoogte van EUR 7.813,29, werd door [B] niet voldaan. De rechtbank oordeelde dat op basis van het EVO-Verdrag Duits recht van toepassing was, wat inhoudt dat de overeenkomst aan bepaalde vormvereisten moest voldoen om rechtsgeldig te zijn. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomst niet aan deze vereisten voldeed, omdat er geen door beide partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst was. Dit leidde tot de conclusie dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank wees de vorderingen van Praxisgemeinschaft af en veroordeelde de kliniek tot betaling van de proceskosten van [B], die op EUR 697 werden begroot. De reconventionele vordering van [B] werd niet beoordeeld, omdat de voorwaarde voor deze vordering niet was vervuld. Het vonnis werd uitgesproken op 10 februari 2010.