ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6356
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.W. Bianchi
- J.W. Vriethoff
- J.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Vervolgingsoverlevering Hongarije; niet-ontvankelijkheid officier van justitie na intrekking EAB
Op 29 april 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De zaak was aanhangig gemaakt door de officier van justitie, die een Europees aanhoudingsbevel (EAB) had ingediend. Dit EAB was oorspronkelijk uitgevaardigd op 31 augustus 2009 door de President van de Mosonmagyaróvár City Court in Hongarije. De rechtbank constateerde echter dat het EAB door de Hongaarse autoriteiten was ingetrokken, omdat de opgeëiste persoon inmiddels in Hongarije was veroordeeld voor de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen.
Tijdens de zitting op 16 april 2010 werd de opgeëiste persoon gehoord, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante documenten, waaronder een brief van het Hongaarse ministerie van Justitie, waarin de intrekking van het EAB werd bevestigd. De officier van justitie heeft vervolgens gevorderd om niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was voor een andere beslissing, gezien de intrekking van het EAB.
De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De rechtbank benadrukte dat de officier van justitie een nieuwe vordering moet indienen op basis van het nieuwe EAB dat inmiddels was uitgevaardigd. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.