-
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497738-09
RK nummer: 10/1389
Datum uitspraak: 29 april 2010
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 maart 2010 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 19 oktober 2009 door de President of the Court of Târgu-Jiu, Roemenië. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Haarlem” te Haarlem,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 april 2010 Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. B.M.G. Frencken, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Roemeense taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vonnis van het Court of Târgu-Jiu van 23 oktober 2007
(no 3193/23.10.2007) ten grondslag, uitvoerbaar door de beslissing van het Tribunal of Gorj van 3 maart 2008 (no. 37 A/03.03.2008).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 3 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Deze straf is bij beslissing van de Tribunal of Gorj van 3 maart 2008 (no. 37 A/03.03.2008) teruggebracht naar 2 jaar gevangenisstraf.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage 1) aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
De feiten zijn tevens omschreven in de nadere informatie van 2 april 2010 van de Judge by the Court Târgu-Jiu. Een gewaarmerkte fotokopie is als bijlage 2) aan deze uitspraak gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Roemeense nationaliteit heeft.
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens heeft zij ten aanzien van het feit, dat blijkens de nadere informatie van 2 april 2010 van de Judge by the Court Târgu-Jiu, bijlage 2) naar Roemeens recht gekwalificeerd wordt als ‘forgery committed using false name or quality/position or other false or unauthorized means by misleading a person with the purpose of obtaining unjust material advantages or benefit’ in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen.
Dat feit valt onder nummer 20 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
Oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Uit de op 2 april 2010 ontvangen brief van de Judge by the Court Târgu-Jiu blijkt dat het overige deel van het feitencomplex – te weten het deel dat betrekking heeft op de valse werkgeversverklaringen - , naar Roemeens recht gekwalificeerd wordt als ‘fake use/forgery by using false emloyment certificates for getting a bank credit (loan)’ . Hierop is een vrijheidsstraf gesteld met een maximum van twee jaren.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft ten aanzien van dit deel niet in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat het een feit betreft waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Voor dat deel van het feitencomplex geldt dat de overlevering alleen toegestaan kan worden voor zover dit feit zowel naar het recht van Roemenië als naar Nederlands recht strafbaar is en hierop in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Op dit feit is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Valsheid in geschrift
De raadsman heeft betoogd dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon sprake is van een verstekvonnis, waarbij uit de ongedateerde brief van de Roemeense autoriteiten blijkt dat aan de opgeëiste persoon de garantie wordt verstrekt dat hij een nieuw proces kan verzoeken. De opgeëiste persoon is weliswaar over deze feiten gehoord, maar in de periode dat het vonnis is gewezen verbleef de opgeëiste persoon in Nederland in detentie.
De officier van justitie van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 OLW, zodat geen garantie als bedoeld in dat artikel hoeft te worden gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
De overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf van twee jaren.
Blijkens de in het EAB onder d) vermelde gegevens betreft het een ‘dicision rendered in absentia and within a judicial procedure during which the person concerned was absent or not represented’, waarbij ‘the person concerned has been summoned in person or otherwise informed of the date and place of the hearing which led to the decision rendered in absentia’.
Voorts wordt in onderdeel f) van het EAB door de Roemeense autoriteiten gesteld dat ‘the convicted person evaded the trial although he was aware that the criminal prosecution was initiated against him, leaving Romania and not announcing the judicial authorities in this respect’.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat sprake is van een tegen de opgeëiste persoon gewezen verstekvonnis.
Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een situatie waarbij de overlevering enkel kan worden toegestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoende garantie geeft, dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting.
Hoewel uit de op 2 april 2010 binnengekomen informatie van de Roemeense justitiële autoriteiten niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon in persoon op de hoogte is gesteld van de datum en het tijdstip van de zitting, leidt de rechtbank uit de overige informatie van de Roemeense justitiële autoriteiten af dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om hem ter zitting te vertegenwoordigen. Uit deze informatie blijkt voorts dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 23 oktober 2007 en dat dit beroep op 3 maart 2008 is erkend, waarbij de straf is verlaagd van 3 jaar en 3 maanden naar 2 jaar gevangenisstraf. Van deze beslissing is geen rechtsmiddel meer ingesteld.
De opgeëiste persoon heeft zijn stelling dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de behandeling ter zitting, geen raadsman heeft gemachtigd en zelf geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 23 oktober 2007 op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat de rechtbank uit dient te gaan van het vertrouwen dat de door de Roemeense justitiële autoriteiten verstrekte informatie juist is.
De omstandigheid dat uit de door de Roemeense justitiële autoriteiten verstekte informatie valt af te leiden dat de opgeëiste persoon na overlevering ten aanzien van een verstekvonnis onder bepaalde voorwaarden een nieuw proces kan verzoeken is voor de beoordeling of de overlevering van de opgeëiste persoon kan worden toegestaan niet van belang.
Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de President of the Court of Târgu-Jiu ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzit¬ter,
mrs. J.W. Vriethoff en J.L. de Vries, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2010.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.