ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6326

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/706207-10 RK nummer: 10/1916
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel

Op 18 mei 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een verzoek van de Belgische autoriteiten voor de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die verdacht werd van diefstal, zoals omschreven in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB was uitgevaardigd op 19 maart 2010 door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout, en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarbij de opgeëiste persoon, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd, zowel naar Belgisch als naar Nederlands recht strafbaar is, en dat er voldaan is aan de voorwaarden voor overlevering zoals gesteld in de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België daadwerkelijk zal worden overgeleverd om zijn straf te ondergaan.

Na beoordeling van de feiten en de toepasselijke wetgeving, heeft de rechtbank geconcludeerd dat aan alle eisen voor overlevering is voldaan. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toe te staan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek dat tegen hem loopt. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706207-10
RK nummer: 10/1916
Datum uitspraak: 18 mei 2010
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 maart 2010 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op
19 maart 2010 door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout (Belgie). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende op het adres [adres] (’s-Hertogenbosch),
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 mei 2010. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een aanhoudingsmandaat bij verstek van 19 maart 2010 (DM 10-040) van de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Belgie strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd geen lijstfeit betreft zodat het feit derhalve zowel naar het recht van Belgie als naar Nederlands recht strafbaar dient te zijn en dat op dit feit bovendien in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden dient te zijn gesteld. Aan deze voorwaarden is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal (artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr)
5. Artikel 13 van de OLW
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het EAB geen betrekking heeft op een strafbaar feit dat geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied is gepleegd, nu de Belgische autoriteiten de overlevering voor het feit diefstal verzoeken en deze diefstal naar is gesteld op Belgisch grondgebied zou hebben plaatsgevonden. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon vanuit Nederland met een gehuurde auto naar België is gereden en weer terug naar Nederland is gegaan, doet hier niet aan af. Gelet hierop is de weigeringsgrond van artikel 13 van de OLW niet aan de orde.
6. Terugkeergarantie
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de OLW bedoelde garantie geeft.
De Procureur des Konings heeft bij schrijven van 19 maart 2010 de volgende garantie gegeven:
Bij deze geeft mijn ambt de Nederlandse Staat de officiële waarborg dat [opgeëiste persoon] indien hij dat wenst na zijn veroordeling in België daadwerkelijk aan de buitenlandse staat wordt overgeleverd teneinde er zijn straf te ondergaan. Uiteraard is de omzettingsprocedure voorzien in artikel 11 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de Overbrenging van Gevonniste Personen van 21 maart 1983 tussen beide landen van toepassing, daar zij Partij zijn bij dit Verdrag.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet.
7. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsartikelen
artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 2, 5, 6, 7 van de OLW.
9. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout ten behoeve van het in Belgie tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en C. Kraak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2010.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[C]