RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
zaak- en rolnummer: 1097977 DX EXPL 09-464
vonnis van: 31 maart 2010 (bij vervroeging)
f.no.: 694
Vonnis van de kantonrechter
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
nader te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: [gemachtigde].
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 oktober 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties;
- het tussenvonnis van 20 januari 2010 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 maart 2010, met de daarin genoemde stukken.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
[nr] 17-09-1999 Korting Kado € 49.173,36 120 mnd. € 226,84
2.3. In totaal heeft [eiser] op grond van de lease-overeenkomst € 17.013,00 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald en heeft Dexia € 2.825,33 aan dividenden aan [eiser] uitgekeerd.
2.4. Per 7 december 2005 heeft Dexia met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser] nog € 10.605,60 was verschuldigd. Dit bedrag heeft [eiser] niet voldaan. Na verrekening van dividenden resteert thans nog een open post van € 10.234,78.
2.5. [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) heeft [eiser], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
2.6. Bij brief van 30 november 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [persoon 1] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomst vernietigd.
3. Vorderingen [eiser]
3.1 [eiser] vordert, voor zover voor de beoordeling van belang, dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomst door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk is vernietigd en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomst is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2005 tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiser] dat Dexia zijn registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan laat maken, op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4. Standpunten [eiser]
4.1 [eiser] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming van [persoon 1] behoefde ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5. Standpunten Dexia
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser]. Daartoe stelt zij zich op het standpunt dat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomst is verjaard.
6.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van € 10.234,78, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening inzake de lease-overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2005, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
7.1. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) wordt de onderhavige overeenkomst aangemerkt als huurkoop. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomst van toepassing is, zodat [eiser] voor het aangaan van de lease-overeenkomst de toestemming van [persoon 1] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [persoon 1] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.2. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [persoon 1] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomst.
7.3. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
7.4. Dexia heeft ter onderbouwing van haar beroep op verjaring allereerst aangevoerd dat het binnen Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen met medeweten en instemming van beide partners worden genomen. Daardoor is het onbegrijpelijk dat [eiser] de lease-overeenkomst zou hebben gesloten zonder [persoon 1] ook maar op zijn minst in te lichten. Deze stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [persoon 1] met de beslissing van [eiser] tot het aangaan van de lease-overeenkomst aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het eerdergenoemde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009.
7.5. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomst verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiser] en [persoon 1] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [persoon 1] op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
7.6. [eiser] heeft hier het volgende tegenover gesteld. Hij heeft [persoon 1] aanvankelijk niet verteld dat hij een lease-overeenkomst met Dexia had afgesloten. [eiser] heeft bevestigd dat de betalingen op grond van de lease-overeenkomsten werden verricht van een en/of-rekening. [persoon 1] bemoeide zich echter niet met de financiën en keek niet naar de bankafschriften van deze desbetreffende en/of-rekening. [persoon 1] heeft eerst in oktober 2004 ontdekt dat [eiser] de overeenkomst had afgesloten, toen zij bij toeval een bankafschrift onder ogen kreeg, aldus steeds [eiser].
7.7. Het voorgaande wettigt het (bewijs)vermoeden dat [persoon 1] door kennisname van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de onderhavige lease-overeenkomst, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. [eiser] is in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden tegenbewijs te leveren. Hij heeft hiertoe twee getuigen doen horen, te weten [eiser] en [persoon 1].
7.8. [persoon 1] en [eiser] hebben beiden verklaard dat het gezin [eiser] (destijds) twee en/of-bankrekeningen had: één huishoudrekening, waarvan alles werd betaald en waarop het salaris van [eiser] binnenkwam, en één rekening die alleen werd gebruikt door [eiser] voor het ontvangen van declaraties van zijn werkgever. Deze laatste rekening heeft [eiser] tevens gebruikt om de betalingen aan Dexia te doen. Voorts hebben beiden verklaard dat [persoon 1] er in oktober 2004 achter kwam dat [eiser] de lease-overeenkomst bij Dexia had afgesloten. [persoon 1] heeft verklaard dat zij op zoek was naar een brief en toen keek in een stapel deels geopende post. Daar zag zij een bankafschrift zonder envelop van een andere rekening dan de haar bekende huishoudrekening. Op dat afschrift zag zij een betaling aan Dexia. [eiser] heeft verklaard dat hij nog goed weet dat dit op 17 oktober 2004 was, omdat het hun trouwdag was en hij het nog elk jaar krijgt te horen van [persoon 1]. [persoon 1] heeft verklaard dat zij het op dat moment raar vond dat [eiser] haar niet van de lease-overeenkomst had verteld, omdat [eiser] haar normaliter alles vertelt. [eiser] heeft hierover verklaard dat hij het contract met Dexia had afgesloten zonder het [persoon 1] te vertellen omdat hij wist dat [persoon 1] absoluut tegen zou zijn. [persoon 1] heeft dit bevestigd. Beiden hebben verklaard dat [persoon 1] een stuk conservatiever is dan [eiser] en dat zij van mening is dat je geld beter op de bank kunt zetten dan het te investeren in risicovolle beleggingen. Voorts hebben [eiser] en [persoon 1] beiden verklaard dat [persoon 1] verder nooit de bankafschriften bekijkt, ook niet van de huishoudrekening die zij wel gebruikt.
7.9. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in de gedetailleerde, consistente en eenduidige verklaringen van de getuigen voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat [eiser] erin is geslaagd het eerder aangenomen bewijsvermoeden te ontzenuwen. Dexia is er dan ook niet in geslaagd haar stelling dat [persoon 1] eerder dan drie jaar voor 30 november 2005 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst te bewijzen. Er moet derhalve vanuit worden gegaan dat [persoon 1] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd.
7.10. Nu de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd dienen alle betalingen van [eiser] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
7.11. Op grond van de lease-overeenkomst heeft [eiser] in totaal € 17.013,00 (termijnen) aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 2.825,33 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in mindering dient te worden gebracht zodat per saldo een bedrag van € 14.187,67 dient te worden gerestitueerd.
7.12. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. De kantonrechter is van oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet nakoming van de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht [persoon 1] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier weken vanuit gaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen. Van [persoon 1] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat zij Dexia nogmaals zou aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 28 december 2005, in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 28 december 2005 over het totaal van de voor die datum door [eiser] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [eiser] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 28 december 2005 verrichte betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 28 december 2005 van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
7.13. Nu [eiser] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Reconventionele vordering
7.14. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
Overige stellingen
7.15. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
7.16. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiser] te betalen € 14.187,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 28 december 2005 door [eiser] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [eiser] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 28 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 28 december 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 208,00
- voor salaris gemachtigde € 600,00
- explootkosten € 85,98
totaal: € 893,98
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
VII. wijst de vorderingen af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op € 300,00 voor salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief btw.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter