1.1. Mevrouw [persoon 2] (hierna [persoon 2]) heeft met ingang van 1 oktober 1996 een bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] gehuurd van de rechtsvoorganger van [eisers] In het gehuurde wordt een coffeeshop geëxploiteerd. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 804,35 per maand.
1.2. [persoon 2] heeft op 17 februari 2006 de coffeeshop verkocht aan [gedaagde], onder meer onder de ontbindende voorwaarde dat [gedaagde] in de plaats van [persoon 2] als huurder zou worden gesteld.
1.3. [eisers] als verhuurder heeft steeds geweigerd [gedaagde] in de plaats van [persoon 2] te stellen. [persoon 2] heeft diverse procedures strekkende tot indeplaatsstelling tegen [eisers] gevoerd. In twee procedures is onherroepelijk in appel beslist dat de vordering tot indeplaatsstelling werd afgewezen. De derde procedure is nog niet geëindigd: bij vonnis van 13 januari 2010 is door de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald, die zal plaatsvinden op 30 maart 2010.
1.4. De coffeeshop is door [gedaagde] in 2006 verbouwd. Vanaf augustus 2007 baat [gedaagde], met een onderbreking van enige tijd, de coffeeshop uit.
1.5. Bij arrest in kort geding van het gerechtshof van 10 februari 2009 is [persoon 2] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
1.6. Naar aanleiding van voornoemd arrest en hangende de (derde) procedure tot indeplaatsstelling hebben [eisers] en [gedaagde] in het voorjaar van 2009 onderhandeld over de totstandbrenging van een huurovereenkomst tussen hen beiden.
1.7. Partijen hebben mondeling afgesproken dat [gedaagde] de bedrijfsruimte zou mogen huren tegen betaling van een waarborgsom van € 8.250,00, een schadeloosstelling voor kosten juridische procedures van € 15.000,00 en dat hij een huurprijs zou gaan betalen van € 2.750,00 per maand.
1.8. Bij brief van 5 mei 2009 heeft [eisers] aan [gedaagde] bericht:
“Hierbij bevestigen wij u dat wij een bedrag groot EUR 8.250,00 hebben ontvangen. Dit bedrag zullen wij verrekenen met de opgelopen huurachterstand over de periode 2007 tot en met maart 2009 welke conform afspraak door u aan ons zou worden voldaan. Tot op heden hebben wij de twee huurtermijnen, zoals vorige week door u toegezegd, over de maanden april en mei 2009 nog niet op onze rekening mogen ontvangen. De betaling van deze huurtermijnen maakt, onder andere, onderdeel uit van de afspraak welke wij met u hebben gemaakt om een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan met betrekking tot het bovenvermeld adres.(…) In de nieuw op te stellen huurovereenkomst zullen wij ook vastleggen dat u akkoord bent gegaan met de schadeloosstelling van kosten van juridische procedures welke wij hebben gehad. Dit behelst een bedrag van € 15.000,00. Mochten wij niet binnen een week na dit schrijven van u hebben vernomen en de verschuldigde huurtermijnen niet zijn bijgeschreven op onze rekening, dan zullen wij alsnog genoodzaakte zijn om de bij u, zonder rechten of titel, in gebruik zijnde bedrijfsruimte aan de [adres]-wk te ontruimen.”
1.9. Bij e-mailbericht van 17 augustus 2009 heeft [eisers] aan [gedaagde] geschreven:
“Er zijn afspraken met u gemaakt en u wilt of kunt ze niet nakomen. U wilt een nieuwe huurovereenkomst met ons aangaan. U bent akkoord met de voorwaarden dat de huurprijs Eur. 2750,- per maand is. En dat u de huurovereenkomst ontvangt nadat aan alle voorwaarden is voldaan en de huurachterstand geheel is betaald. Daarnaast dient u een bedrag te betalen per uiterlijk 15 juli 2009 van Eur. 15.000,-.(…) Wij hebben nimmer afgesproken dat in termijnen voldaan zou worden vanaf 1 september 2009. (…) Wat bent u nu van plan. Ons geduld is op en ons rest niets anders dan de deurwaarder in te schakelen.” .
1.10. [gedaagde] heeft vanaf 1 april 2009 tot en met december 2009 € 2.750,00 per maand aan [eisers] betaald, alsmede de waarborgsom en een deel van de schadeloosstelling.
1.11. [eisers] heeft recent een bodemprocedure tegen [gedaagde] aanhangig gemaakt, strekkende tot betaling van een huurachterstand en van de huurprijs van € 2.750,00 per maand, met nevenvorderingen. De zaak staat voor antwoord op 23 maart 2010.
1.12. Bij de aanvraag voor de exploitatievergunning heeft [eisers] het standpunt in genomen “dat de vergunning niet verleend kan worden omdat er vanwege een geschil tussen huurder en verhuurder nog geen definitief huurcontract is.” De exploitatievergunning is door de gemeente wel verleend aan [gedaagde].
1.13. [eisers] heeft tot op heden het ontruimings-arrest tegen [persoon 2] niet ten uitvoer gelegd.