ECLI:NL:RBAMS:2010:BM2775

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-4843 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen welstandsadvies voor standbeeld Anton de Kom

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de bouwvergunning voor een standbeeld van Anton de Kom, verleend door het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.L.D. Thomas, heeft bezwaar gemaakt tegen het welstandsadvies dat aan de bouwvergunning ten grondslag lag. De rechtbank heeft eerder, op 25 maart 2008, een eerdere beslissing van verweerder vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 28 oktober 2008 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard, waarop eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van eiseres voornamelijk een subjectief karakter hebben en niet in lijn zijn met de welstandtechnische aspecten van het beeld. De rechtbank heeft overwogen dat de keuze voor het specifieke beeld en de bezwaren vanuit de Surinaamse gemeenschap niet relevant zijn voor de beoordeling van de bouwvergunning. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord tijdens de vergadering van de Welstandscommissie, maar de rechtbank oordeelt dat dit risico voor rekening van eiseres komt, aangezien de vergadering openbaar was.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de welstandscommissie op goede gronden heeft besloten zich niet uit te laten over de sociale en culturele context van het beeld, en dat de door eiseres aangevoerde gronden niet voldoende zijn onderbouwd met deskundig tegenrapport. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/4843 WW44
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. G.L.D. Thomas,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid-Oost van de gemeente Amsterdam
verweerder,
gemachtigde: drs. E.C. Tessensohn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft verweerder aan het Stadsdeel Zuidoost, Sector Maatschappelijke Ontwikkeling, een reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een standbeeld van Anton de Kom op de trappen aan het Anton de Komplein te Amsterdam Zuid-Oost.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroep van eiseres bij uitspraak van 25 maart 2008 (reg.nr. AWB 06/5832 WW44) gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Bij het bestreden besluit van 28 oktober 2008 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2010.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder is voorts [persoon 1] verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft een bouwvergunning verleend voor een standbeeld ter herdenking van vrijheidsstrijder en verzetsheld Anton de Kom. Vanuit de Surinaamse gemeenschap zijn veel bezwaren geuit tegen, onder andere, het uiterlijk en de plaats van het beeld.
2.2 De rechtbank merkt op dat zij in haar eerdere uitspraak van 25 maart 2008, waarbij verweerders beslissing op bezwaar van 24 oktober 2006 is vernietigd, het navolgende heeft overwogen:
“Voor zover eiseres beroepsgronden heeft aangevoerd die betrekking hebben op de procedures die geleid hebben tot de keuze van dit standbeeld zien deze niet op de toetsingsgronden zoals in artikel 44 van de Ww vermeld. Voorts kan de door eiseres beoogde belangenafweging niet aan de orde zijn, omdat het bouwplan - naar niet in geschil is - niet in strijd is met het bestemmingsplan. Deze beroepsgronden kunnen daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.”
De rechtbank benadrukt dat deze overweging bij de beoordeling van het huidige beroep tegen het nieuwe besluit op bezwaar nog onverkort geldt.
2.3 Eiseres heeft nu in de eerste plaats aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord tijdens de vergadering van de Welstandscommissie. Doordat verweerder aan haar, althans aan haar gemachtigde, te laat heeft meegedeeld dat deze vergadering een openbaar karakter had, kon de gemachtigde niet meer (tijdig) aanwezig zijn.
2.3.1 De rechtbank stelt vast dat in artikel 12, tweede lid van de Woningwet is bepaald dat de vergadering van de welstandscommissie openbaar is. Het had de gemachtigde van eiseres, een professionele procesdeelnemer, dan ook duidelijk kunnen en moeten zijn dat andersluidende mededelingen van verweerder daarmee niet strookten. Dat de gemachtigde, nadat verweerder had bevestigd dat de vergadering openbaar was, er niet in is geslaagd om in de vijf dagen voorafgaand aan de vergadering te regelen dat hij of een waarnemer daar (tijdig) aanwezig kon zijn, dient voor risico van eiseres te blijven. Overigens is er geen bepaling, vergelijkbaar met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de welstandscommissie verplicht om betrokkenen te horen. Dat daartoe in deze zaak wel gelegenheid is geboden, zoals uit de stukken blijkt, maakt evenwel niet dat het bestreden besluit daarom dusdanig onzorgvuldig tot stand is gekomen dat dit in rechte geen stand houdt. Deze grond faalt dan ook.
2.4 Eiseres heeft verder in beroep aangevoerd dat de welstandscommissie zich in zijn advies ten onrechte niet heeft uitgelaten over de betekenis van vormen in de sociale en culturele context en evenmin over de associatieve vormen van het beeld.
2.4.1 De rechtbank overweegt dat verweerder, in lijn met de uitspraak van deze rechtbank van 25 maart 2008, een welstandsadvies heeft verkregen dat het beeld van Anton de Kom, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving, toetst aan het geldende welstandsbeleid. Daarbij is tevens de door de welstandscommissie eerder noodzakelijk geachte informatie van derden verkregen en bij de advisering betrokken. Daarmee heeft verweerder de gebreken in de advisering die de rechtbank in haar vorige uitspraak heeft opgesomd in beginsel hersteld.
2.4.2 Volgens vaste rechtspraak is een welstandsadvies een deskundigenadvies, dat door de rechter terughoudend dient te worden getoetst. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen tegenrapport in het geding heeft gebracht om haar kritiek op dit welstandsadvies nader te onderbouwen. Zij heeft - grotendeels - volstaan met het opsommen van haar bezwaren tegen de uitkomst en gewezen op de elementen die zij bij toetsing ook noodzakelijk acht.
2.4.3 De rechtbank overweegt dat de door eiseres opgesomde gronden haar niet baten. Nu geen deskundig tegenrapport is ingebracht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen het welstandsadvies over te nemen en aan zijn besluit ten grondslag te leggen.
2.4.4 Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat de welstandscommissie op goede gronden heeft besloten zich niet nader uit te laten over de sociale en culturele context, noch over de associatieve vormen van het beeld. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze elementen bovenal een subjectief karakter hebben, dat buiten de reikwijdte van het welstandsadvies valt. Eiseres heeft nog benadrukt dat in de Surinaamse gemeenschap grote bezwaren bestaan tegen dit beeld en zij heeft ter onderbouwing daarvan nog verwezen naar een handtekeningenlijst. De rechtbank is echter van oordeel dat deze argumenten niet zozeer samenhangen met de welstandtechnische aspecten van het beeld in zijn omgeving, maar met de keuze voor juist dit beeld in zijn huidige vorm. De keuze voor juist dit beeld en niet voor dat van één van de andere kandidaten aan de prijsvraag, kan in deze procedure terzake van de bouwvergunning echter geen rol spelen.
2.5.1 Gelet op het vorenstaande, zal het beroep van eiseres ongegrond worden verklaard.
2.5.2 Er bestaat geen aanleiding te bepalen dat het door eiseres betaalde griffierecht aan haar dient te worden vergoed. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor een proceskosten-veroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter,
mrs. P.H.A. Knol en M.L. van Emmerik, leden, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2010.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
PK