ECLI:NL:RBAMS:2010:BM2164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-5580WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond verklaring bezwaar tegen bouwvergunning met vrijstelling en de noodzaak van vervangend besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Coöperatieve Flatexploitatie Vereniging en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een bezwaar tegen een bouwvergunning met vrijstelling voor het oprichten van acht woningen, een winkelruimte en een kelder op een perceel in Amsterdam. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. C.J. Koenen, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 april 2009, waarin de bouwvergunning werd verleend. Na een advies van de bezwaarschriftencommissie heeft verweerder op 3 november 2009 het bezwaar gegrond verklaard, maar geen inhoudelijk besluit genomen, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van eisers gegrond zijn verklaard, maar dat verweerder nog niet in staat was om een vervangend besluit te nemen, omdat er nog een wettelijk voorgeschreven procedure moest worden doorlopen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat bij ontvankelijk bezwaar een heroverweging van het bestreden besluit moet plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de verplichting tot het nemen van een vervangend besluit niet van toepassing was, omdat de vrijstellingsprocedure nog niet was afgerond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de overweging dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het nemen van een vervangend besluit nog niet mogelijk was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding of griffierecht, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5580 WW44
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de vereniging Coöperatieve Flatexploitatie Vereniging "[naam]" U.A.,
gevestigd te [plaats],
[persoon 1],
[persoon 2],
[persoon 3],
[persoon 4],
[persoon 5],
[persoon 6],
[persoon 7],
[persoon 8],
[persoon 9],
[persoon 10],
[persoon 11],
allen wonende te [plaats],
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. C.J. Koenen,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. A. van Soest.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder een bouwvergunning met vrijstelling verleend voor het oprichten van acht woningen, een winkelruimte en een kelder op het perceel [adres] te Amsterdam. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 november 2009, verzonden 27 november 2009, heeft verweerder het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen, het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard en besloten om een nieuwe besluit op bezwaar te nemen (hierna: het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen het uitblijven van een (inhoudelijke) beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
De griffier van de rechtbank heeft partijen bij brief van 4 december 2009 medegedeeld dat het beroep onder toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld wordt behandeld, aangezien beroep is ingesteld terzake van het niet tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 6:2 van de Awb.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2010.
Namens eisers is [persoon 1] verschenen, bijgestaan door C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam. Verweerder is vertegenwoordigd door A. van Soest.
Overwegingen
1.1. Eisers hebben aangevoerd dat de bezwaren weliswaar gegrond zijn verklaard, maar dat verweerder geen inhoudelijk besluit heeft genomen dat aan de wettelijke vereisten van artikel 7:11 van de Awb voldoet, terwijl de beslistermijn van zes weken is verstreken. Gelet daarop hebben eisers de rechtbank verzocht verweerder te gelasten om binnen twee weken, althans binnen een naar redelijkheid vast te stellen termijn, een beslissing op bezwaar te nemen.
1.2. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat het bezwaar van eisers gegrond wordt verklaard en dat een nieuw besluit op bezwaar zal worden genomen. Verweerder heeft aan dit besluit een advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag gelegd. In de begeleidende brief van 27 november 2009 heeft verweerder - onder meer - aangegeven dat hij, gelet op het advies van de bezwaarschriftencommissie, nader onderzoek zal verrichten in het kader van de bouwvergunning en de vrijstelling. Als die onderzoeken zijn afgerond, zal hij een besluit op bezwaar nemen waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat met dit besluit niet op voorhand vaststaat dat het primaire besluit wordt herroepen of dat geheel aan de bewaren van eisers tegemoet wordt gekomen. Eigenlijk is er nog niet op die bezwaren beslist, aldus verweerder ter zitting.
2.1. De rechtbank overweegt het volgende.
2.2. Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, indien een bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit moet herroepen en voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit moet nemen.
2.3. In het bestreden besluit van 3 november 2009 heeft verweerder, gelet op het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van eisers gegrond verklaard. Met de keuze voor deze bewoordingen geeft verweerder aan dat hij er (blijkbaar) níet voor kiest het besluit met verbetering van gronden in stand te laten om vervolgens het bezwaar ongegrond te verklaren. Door het bezwaar expliciet gegrond te verklaren, heeft verweerder zich eraan gecommitteerd het besluit in primo niet ongewijzigd te handhaven. Op welke wijze het primaire besluit zal worden gewijzigd en of daarmee geheel of gedeeltelijk tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van eisers, vereist echter nog nader onderzoek.
2.4. De rechtbank stelt vast dat in het advies van de bezwaarschriftencommissie, welk advies verweerder heeft overgenomen en aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, wordt geconcludeerd (punt 6.21) dat in de ruimtelijke onderbouwing ten onrechte geen aandacht is besteed aan het aspect parkeren, (punt 6.34) dat de ruimtelijke onderbouwing tekort schiet nu geen akoestisch onderzoek is verricht, (punt 6.35) dat er geen besluit hogere grenswaarde geluidsbelasting is, terwijl het project zonder vaststelling daarvan geen doorgang kan vinden, en (punt 6.37) dat de zogenaamde watertoets ontbreekt, die een verplicht onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing vormt.
2.5. Verweerder heeft - in de begeleidende brief van 27 november 2009 bij het bestreden besluit van 3 november 2009 - aangegeven dat hij, gelet op het advies, nader onderzoek zal verrichten. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit onderzoek ook is of wordt verricht en dat er vervolgens een nieuwe ruimtelijke onderbouwing zal worden opgesteld en opnieuw de procedure van afdeling 3.4 van de Awb moet worden doorlopen.
2.1.5. De rechtbank overweegt dat uit het karakter van de bezwaarschriftenprocedure voortvloeit dat indien verweerder na heroverweging concludeert dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, hij niet kan volstaan met (gedeeltelijke) gegrondverklaring van de bezwaren. In dat geval dient verweerder tevens een nieuw besluit in de plaats van het onjuist bevonden besluit te stellen.
2.1.6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet daar echter anders over worden geoordeeld, in een situatie dat het nemen van het vervangende besluit nog niet mogelijk is, omdat alsnog een wettelijk voorgeschreven procedure moet worden doorlopen, waarmee een geruime termijn kan zijn gemoeid, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 februari 2010 ( LJN AR7540) en 11 juni 2008
(LJN BD3617).
2.1.7. Ten tijde van de beslissing op bezwaar was het vereiste onderzoek ten behoeve van de nieuwe ruimtelijke onderbouwing nog niet afgerond en was de nieuwe vrijstellingsprocedure van de vigerende bestemming nog niet afgerond. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de hierboven genoemde rechtspraak, dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het nemen van een vervangend besluit nog niet mogelijk was, omdat de vrijstellingsprocedure, waarmee een langere termijn is gemoeid dan de termijn waarbinnen op de bezwaren van eisers moet worden beslist, nog niet was afgerond. Het bestreden besluit van 3 november 2009, bestaande uit de gegrondverklaring van de bezwaren en de verwijzing naar een nieuw te nemen besluit met inachtneming van het advies, is dan ook niet in strijd met artikel 7:11 van de Awb.
2.2.1. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
2.2.2. De rechtbank merkt voor de volledigheid nog op dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de onderzoeken naar verwachting binnen twee weken nadien worden afgerond, waarna binnen drie tot vier weken de ter inzagelegging kan aanvangen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.J. Baijens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB