vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 1070775 CV EXPL 09-25805
Vonnis van: 12 maart 2010
F.no.: 646
Vonnis van de kantonrechter
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. E.A. Siegrist
LA PERLA LIVING HOLDING B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen La Perla
gemachtigde: mr. O.A.H. van Dalsum
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding inhoudende de vordering van [eiser] met producties
- de conclusie van antwoord van La Perla met producties.
Er is op 6 november 2009 een instructievonnis gewezen. Vervolgens zijn ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser] met producties
- de conclusie van dupliek van La Perla.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] is op basis van een arbeidsovereenkomst van 2 april 2007 tot 1 maart 2009 in dienst geweest van La Perla.
1.2. In de arbeidsovereenkomst is in art. 5.2 het volgende bepaald: Performance bonus: Subject to the satisfactory overall progression of your performance and the achievement of separately agreed to objectives, you may be entitled to receive up to a maximum of 15% of your Gross basis annual salary per full year of service.
1.3. In art. 5.4 van de arbeidsovereenkomst is met betrekking tot een aandelenparticipatie het volgende bepaald: Based on a projected exit scenario projected for year 2010, you shall be eligible to join the company’s stock option scheme. Vesting rights of this noncapt accrual will be directly related to the achievement of individual and company objectives and targets and to maintaining the active employment status at the time of executing the option in 2010. It is the intention of the parties to further fine tune this Stock Option Scheme together and to implement before year end 2007.
1.4. Op 24 december 2008 heeft La Perla een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft op 5 februari 2009 een tegenverzoek ingediend. Bij beschikking van 23 februari 2009 heeft de kantonrechter te Amsterdam het verzoek van La Perla afgewezen en het verzoek van [eiser] ingewilligd, door de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2009 te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 55.000,- bruto. [eiser] heeft geen gelegenheid gemaakt van de mogelijkheid zijn verzoek in te trekken.
2. [eiser] vordert betaling van La Perla van een achterstallige bonus ad € 19.800,00 bruto, de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over dit bedrag, alsmede de wettelijke rente vanaf 24 juli 2009, alsmede vergoeding van de door hem geleden en door La Perla veroorzaakte schade ad € 3.000.000,00 door het niet meer kunnen uitoefenen van optierechten, en veroordeling van la Perla in de kosten van deze procedure.
3. La Perla heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd. Zij voert daartoe aan dat het toekennen van een bonus een discretionaire bevoegdheid is van La Perla. Bovendien heeft [eiser] reeds in 2007 niet goed gefunctioneerd, zodat hij niet aan de vereisten voor het mogelijk toekennen van een bonus heeft voldaan. Tenslotte zou [eiser] afstand hebben gedaan van zijn bonus. [eiser] is vóór 2012 uit dienst getreden, zodat hij ook niet aan de criteria voor toekenning van aandelenopties voldoet. Aan die toekenning staat bovendien in de weg dat het in art. 5.4 genoemde exit-scenario zich niet heeft voorgedaan, dat het functioneren van [eiser] zeer te wensen overliet en dat de resultaten van La Perla tegenvielen.
4. In artikel 5.2 wordt het toekennen van een bonus gekoppeld aan het behalen van doelstellingen. Doelstellingen plegen per kalenderjaar te worden vastgesteld, zodat er van moet worden uitgegaan dat de bonus per kalenderjaar al dan niet wordt toegekend, en niet per gebroken kalenderjaar. [eiser] stelt dat met hem doelstellingen (‘Objectives Setting & Appraisal form’) voor 2007 zijn overeengekomen, welke hij geheel of vrijwel geheel heeft gerealiseerd. La Perla bestrijdt dat met [eiser] deze te behalen doelstellingen zijn overeengekomen. La Perla noemt een aantal concrete situaties waarin [eiser] in zijn functioneren zou zijn tekortgeschoten. Niet is gebleken dat enige van deze situaties heeft plaatsgevonden in 2007. Over het jaar 2007 heeft geen formeel beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Ook is niet dan wel onvoldoende gebleken dat [eiser] in 2007 op zijn functioneren is aangesproken. Dat [persoon 1] is aangetrokken vormt daartoe onvoldoende aanwijzing, evenmin als dat [eiser] vanaf 21 januari 2008 niet meer voor de reguliere management Board vergaderingen werd uitgenodigd. Op grond hiervan is de kantonrechter van oordeel dat er van moet worden uitgegaan dat [eiser] in 2007 naar behoren heeft gefunctioneerd. Ook indien met hem geen concrete doelstellingen zouden zijn afgesproken, zoals La Perla stelt, dan kan het niet voldoen aan die doelstellingen [eiser] niet worden tegengeworpen. Het is immers aan de werkgever om die doelstellingen te formuleren. De werkgever kan zich dan niet achter zijn eigen tekortschieten verschuilen om geen bonus te hoeven te betalen. Bovendien zou [eiser], gelet op zijn veronderstelde behoorlijke functioneren, naar moet worden aangenomen aan die doelstellingen hebben voldaan.
5. Dat in art. 5.2 voorts is bepaald dat [eiser], indien hij heeft voldaan aan de betreffende doelstellingen, ‘may be entitled’ tot een bonus, betekent niet dat La Perla daarbij naar willekeur mag handelen door de ene werknemer die aan die doelstellingen voldoet wel, en de andere die daar aan voldoet geen bonus toe te kennen. La Perla heeft geen redenen aangevoerd waarom, er van uitgaande dat aan de betreffende doelstellingen is voldaan, [eiser] desalniettemin geen bonus zou toekomen.
6. La Perla voert wel aan dat [eiser] afstand zou hebben gedaan van zijn bonus. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij, afgaande op de informatie dat vanwege de financiële situatie van La Perla aan niemand een bonus zou worden toegekend, zich daarbij heeft neergelegd. Toen hij merkte dat in weerwil van die mededeling door La Perla aan sommige collega’s toch een (maximale) bonus was toegekend, heeft hij daar ook aanspraak op gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] daarmee niet definitief afstand heeft gedaan van zijn bonus.
7. In de bonusregeling is weliswaar bepaald dat de bonus maximaal 15% van het jaarsalaris bedraagt, maar La Perla heeft niet aangevoerd dat zij aan sommige werknemers een lagere bonus dan 15% heeft toegekend. De kantonrechter is van oordeel dat er daarmee onvoldoende redenen bestaan om [eiser] over het jaar 2007 een lagere dan de maximum bonus toe te kennen. Aangezien [eiser] op 1 april 2007 in dienst is getreden is er wel aanleiding hem de betreffende bonus pro rata toe te kennen. Een en ander betekent dat La Perla veroordeeld wordt aan [eiser] een bonus te betalen van 9/12 x 15% x € 132.000 bruto = € 14.850 bruto.
8. Een bonus is aan te merken als ‘loon’ in de zin van art. 7:625 BW. Er is aanleiding de in dat artikel gestelde te verhoging te beperken tot 10%.
9. [eiser] heeft niet weersproken dat hij niet voldoet aan de criteria die in art. 5.4 zijn gesteld, om voor toekenning van aandelenopties in aanmerking te komen. Het dienstverband met hem is immers vóór 2012 beëindigd. Reeds dat staat aan een direct beroep op art. 5.4 in de weg.
10. Verder staat in het geheel nog niet vast dat zich uiterlijk in 2012 een exit scenario, te weten een beursgang of een daarmee gelijk te stellen scenario, zal plaatsvinden. Ook dat staat aan een direct beroep op art. 5.4 in de weg.
11. [eiser] baseert zijn vordering mede op art. 7:611 BW. Hij voert daartoe kort gezegd aan dat La Perla de betreffende beursgang heeft belemmerd. Vast staat echter dat het het ontbindingsverzoek van [eiser] zelf is geweest, dat de arbeidsovereenkomst met La Perla heeft doen eindigen. [eiser] heeft onvoldoende omstandigheden aangevoerd die er toe kunnen bijdragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat La Perla een beroep doet op de bepaling dat [eiser] nog in 2012 in dienst moet zijn om voor de aandelenopties in aanmerking te komen (Hoge Raad 12 juni 1998, JAR 1998/183, [C/A]).
12. Voorts is niet komen vast te staan dat het La Perla in dit verband kan worden tegengeworpen dat het in art. 5.4 genoemde exit scenario zich nog niet heeft voorgedaan.
13. De vorderingen van [eiser] met betrekking tot de aandelenopties missen daarmee rechtsgrond. Ten overvloede wordt opgemerkt dat op geen enkele wijze is komen vast te staan dat, indien wel aan de voorwaarden van art. 5.4 zou zijn voldaan, dit aan [eiser] aanspraak zou geven op een bedrag van € 3.000.000,-.
14. Als de over en weer in het ongelijk gestelde partij zullen de kosten worden gecompenseerd in die zin, dat ieder de eigen proceskosten draagt. Gelet op deze uitkomst is er geen aanleiding een der partijen te veroordelen tot het vergoeden van de door de andere partij gemaakte buitengerechtelijke kosten.
I. veroordeelt La Perla tot betaling aan [eiser] van:
€ 14.850,00 bruto ter zake van bonus, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% over dit bedrag, alsmede de wettelijke rente over € 14.850,00 vanaf 24 juli 2009 tot aan de voldoening;
II. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter