ECLI:NL:RBAMS:2010:BM0047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/611 WW44 en AWB 09/3580 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bouwvergunning op grond van overgangsrecht en afwijzing aanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een bouwvergunning. De vergunninghouder had een bouwvergunning aangevraagd voor het wijzigen van een kas in een berging. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de verlening van deze vergunning, heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van 1 december 2009, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, niet correct was, omdat er geen advies was gevraagd aan de welstandscommissie. Na positief advies van de welstandscommissie heeft de gemeente het bezwaar opnieuw beoordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat het bouwplan niet onder het overgangsrecht viel. De rechter heeft geoordeeld dat de bouwvergunning ten onrechte was verleend, omdat de aanpassing van de kas niet voldeed aan de voorwaarden van het overgangsrecht. De rechter heeft het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond verklaard, het besluit van 1 december 2009 vernietigd, en de aanvraag voor de bouwvergunning afgewezen. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van de verzoeker en het griffierecht. Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10/611 WW44 en AWB 09/3580 WW44
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter
op 24 februari 2010
zitting hebben:
mr. H.P. Kijlstra, als voorzieningenrechter,
mr. J.E. Nicolai, als griffier,
in de zaak tussen:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. J.M. Stedelaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer,
verweerder,
gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2].
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder],
wonende te [woonplaats],
vergunninghouder.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 december 2009;
- herroept het besluit van 10 maart 2006;
- weigert de gevraagde vergunning;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten die verzoeker heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaar en beroep ten bedrage van € 759,00 te betalen aan verzoeker;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 150,00 aan verzoeker vergoedt.
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Overwegingen
Bij besluit van 10 maart 2009 heeft verweerder aan vergunninghouder bouwvergunning verleend voor het wijzigen van een kas in een berging aan de [adres] te [woonplaats]. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 juli 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit I).
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 1 december 2009 heeft verweerder het besluit van 14 juli 2009 ingetrokken, omdat geen advies was gevraagd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft alsnog positief geadviseerd. Voor het overige heeft verweerder conform het advies van de bezwaarschriftencommissie besloten en het bezwaar ongegrond verklaard. Het bouwplan valt onder het overgangsrecht. Dat het om een aanpassing van de bestaande kas gaat blijkt uit de instandhouding van de stalen spanten en de verkleining van de bruto vloeroppervlakte en de vermindering van de bruto inhoud van het bouwwerk. Voorts is het gebruik als berging niet in strijd met het bestemmingsplan.
Met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het beroep worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 december 2009 (het bestreden besluit II).
De rechter zal op grond van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Verzoeker heeft geen belang meer bij een oordeel over het bestreden besluit I. Dit besluit is achterhaald door het bestreden besluit II. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit I wordt niet ontvankelijk verklaard.
De rechter is van oordeel dat het welstandsadvies in stand kan blijven, ook al was het zorgvuldiger geweest indien verzoeker - met vergunninghouder - zou zijn uitgenodigd voor de vergadering van de welstandscommissie. Verzoeker heeft echter onvoldoende aangevoerd voor de conclusie dat verweerder het welstandsadvies niet heeft kunnen overnemen.
De rechter stelt vast dat het bouwplan voor wat betreft de oppervlakte in strijd is met artikel 8.2 van de bestemmingsplanvoorschriften. Op grond van het overgangsrecht zoals genoemd in artikel 30.1 van de bestemmingsplanvoorschriften kan hieraan voorbij worden gegaan.
De rechter is van oordeel dat het overgangsrecht niet van toepassing is. Gebleken is dat van de bestaande kas na de verbouwing alleen vier spanten worden gehandhaafd, waarvan drie niet op de oorspronkelijke plaats. Daarmee is geen sprake meer van een gedeeltelijke vernieuwing of verandering van een bouwwerk als bedoeld in artikel 30.1 van de bestemmingsplanvoorschriften. Feitelijk wordt een geheel nieuwe berging gebouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechter het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit II gegrond verklaren en het bestreden besluit II vernietigen.
Het is de rechter niet gebleken dat de voorliggende bouwaanvraag kan worden verleend anders dan op grond van het overgangsrecht. Nu dat overgangsrecht niet van toepassing is, ziet de rechter aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 10 maart 2009 te herroepen en de aanvraag af te wijzen door de bouwvergunning te weigeren.
Uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding is tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze betreft het oordeel in de hoofdzaak (reg.nr. AWB 09/3580 WW44), hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van dit proces-verbaal van de uitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB