ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4209 WWB, AWB 08/4188 WWB en AWB 08/4197 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en herziening van bijstandsuitkering op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de intrekking en herziening van de bijstandsuitkering van eiser en eiseres, die beiden bijstandsuitkeringen ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en eiseres niet duurzaam gescheiden van elkaar hebben geleefd, ondanks de beweringen van eiser dat hij op een ander adres woonde. De rechtbank baseert haar oordeel op verklaringen van buurtbewoners en de aanwezigheid van eiser in de woning van eiseres tijdens een huisbezoek. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres, die aangaf dat eiser regelmatig bij haar verbleef, als voldoende bewijs beschouwd voor de conclusie dat zij als gezin moeten worden aangemerkt. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser niet langer recht had op bijstand als alleenstaande.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers overwogen dat eiseres niet verhoord had mogen worden vanwege haar zwijg- en verschoningsrecht, maar heeft deze stelling verworpen. De rechtbank oordeelt dat de eerder afgelegde verklaringen van eiseres, die zij later heeft ingetrokken, meer gewicht hebben dan haar latere verklaringen. De rechtbank concludeert dat de besluiten van verweerder om de bijstandsuitkeringen in te trekken en te herzien rechtmatig zijn en dat de beroepen van eisers ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/4209 WWB, AWB 08/4188 WWB en AWB 08/4197 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaken tussen:
[eiser], eiser, en
[eiseres], eiseres,
beiden wonende te [woonplaats],
hierna te noemen eisers,
gemachtigde mr. H.S.K. Jap-a-Joe,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. I. van Kesteren.
Procesverloop
AWB 08/4209 WWB
Verweerder heeft bij besluit van 31 maart 2008 eisers bijstandsuitkering vanaf 18 februari 2008 ingetrokken.
Bij besluit van 9 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van 31 maart 2008 ongegrond verklaard (bestreden besluit 1).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
AWB 08/4197 WWB
Verweerder heeft bij besluit van 9 april 2008 de bijstanduitkering van eiser herzien vanaf 1 januari 2000 tot en met (lees: tot) 28 juli 2007 en vanaf 1 februari 2008 tot en met (lees: tot) 18 februari 2008 en de over de perioden van 1 januari 2000 tot en met 28 juli 2007 en van 1 februari 2008 tot en met 29 februari 2008 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 65.850,56 van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 9 september 2008 – voor zover hier van belang – heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen dit besluit van 9 april 2008 ongegrond verklaard (bestreden besluit 2).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
AWB 08/4188 WWB
Verweerder heeft bij besluit van 9 april 2008 de ten behoeve van eiser gemaakte kosten van bijstand over de perioden van 1 januari 2000 tot en met 28 juli 2007 en van 1 februari 2008 tot en met 18 februari 2008 tot een bedrag van € 65.531,65 mede van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 10 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen dit besluit van 9 april 2008 ongegrond verklaard (bestreden besluit 3).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft deze drie zaken gevoegd behandeld ter zitting van 25 november 2009 met de zaken geregistreerd onder AWB 08/2114 WWB, AWB 08/4953 WWB en AWB 09/231 WWB. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst en in deze drie zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan. Eisers zijn ter zitting in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser ontvangt sinds augustus 1996 bijstand, naar de norm van een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Eisers zijn gehuwd en hebben samen vier kinderen.
2. Naar aanleiding van bevindingen in een onderzoek gericht op de broer van eiser heeft verweerder onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiser verleende bijstand. In dat kader is onder meer een huisbezoek afgelegd op het adres van eiseres [adres], zijn diverse getuigen en eisers gehoord. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een proces-verbaal uitkeringsfraude, opgesteld door een sociaal rechercheur van de Dienst Werk en Inkomen, met afsluitdatum 25 februari 2008
(het rapport).
3. Verweerder heeft op grond van de onderzoeksbevindingen zich bij de bestreden besluiten 1, 2 en 3 op het standpunt gesteld dat eiser onjuiste dan wel onvolledige inlichtingen heeft verstrekt over zijn feitelijke gezins- en woonsituatie. Eiser kan niet worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levend van eiseres.
4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat eiser wel degelijk woonachtig is op het door hem opgegeven adres [adres 2]. Eiser komt nog wel eens op bezoek bij eiseres in verband met de kinderen en vanwege zijn slechte gezondheid, maar van samenwonen is geen sprake.
De te beoordelen periode bij de herziening en intrekking van bijstand
5. De rechtbank overweegt dat in de zaak met registratienummer AWB 08/4209 WWB de door de bestuursrechter te beoordelen periode loopt vanaf de datum van intrekking van de uitkering tot en met de datum van het primaire besluit. De rechtbank verwijst daarbij naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie onder meer de uitspraak van 18 juli 2006, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer LJN: AY5142). Dit betekent dan ook dat ter beoordeling voorligt de intrekking van bijstand over de periode vanaf 18 februari 2008 tot en met 31 maart 2008, alsmede, gelet op bestreden besluit 2, de herziening over de perioden vanaf 1 januari 2000 tot 28 juli 2007 en vanaf 1 februari 2008 tot 18 februari 2008.
Duurzaam gescheiden leven
6. Ingevolge artikel 4, aanhef en onder c, ten eerste, van de WWB worden als gezin aangemerkt de gehuwden tezamen.
7. Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de WWB wordt als ongehuwde mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
8. Niet is in geschil en ook de rechtbank gaat er van uit dat eisers ten tijde in geding met elkaar waren gehuwd.
9. Blijkens vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 22 april 2008, LJN: BD0844) is sprake van duurzaam gescheiden leven indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de omstandigheden van het geval.
10. Uit het rapport blijkt dat eiser tijdens het huisbezoek op 18 februari 2008 op het adres van eiseres, [adres], is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van verhoor van 18 februari 2008 blijkt dat eiseres heeft verklaard dat eiser sinds het coma en de revalidatie van haar zoon in 1995-1996 de maandag, dinsdag, donderdag en het weekend op haar adres verblijft en zich voornamelijk bezig houdt met bidden. Voorts heeft eiseres verklaard dat eiser na zijn beroerte in 2007 tot in januari 2008 in een revalidatiecentrum heeft verbleven en dat hij daarna bij haar thuis kwam. Volgens eiseres was de situatie toen weer hetzelfde als voor de beroerte. Getuigen die woonachtig zijn nabij de woning van eiseres, hebben verklaard dat eiser en eiseres op [adres] wonen en dat eiseres de vrouw van eiser is. Omwonenden van het door eiser opgegeven adres [adres 2] hebben bovendien verklaard dat dit adres werd bewoond door anderen dan eiser.
11. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres afgelegde verklaring, in samenhang bezien met de verklaringen van de buurtbewoners en de aanwezigheid van eiser in de woning van eiseres tijdens het huisbezoek, voldoende grondslag bieden voor het oordeel dat eisers vanaf 1 januari 2000 tot 28 juli 2007 en vanaf 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 niet duurzaam gescheiden van elkaar hebben geleefd. Voor wat betreft de situatie na 18 februari 2008 verwijst de rechtbank naar de verklaring van 4 juni 2008 die eiser heeft afgelegd in het kader van zijn bijstandsaanvraag van 22 april 2008. Daaruit komt naar voren dat eiser ook na 18 februari 2008 regelmatig naar het adres van eiseres ging. Eisers zijn derhalve als gezin aan te merken als bedoeld in artikel 4, onder c, ten eerste, van de WWB. Dit brengt mee dat eiser niet langer als zelfstandig subject van bijstand recht had op een uitkering naar de norm voor een alleenstaande.
12. Eisers hebben aangevoerd dat eiseres niet verhoord had mogen worden omdat zij zwijg- en verschoningsrecht heeft. De rechtbank onderschrijft deze stelling niet. Het enkele feit dat eiseres zich mag beroepen op het zwijg- en verschoningsrecht brengt niet mee dat zij niet verhoord had mogen worden. Van belang is of eiseres is gewezen op het zwijg- en verschoningsrecht. Uit de processen- verbaal van het verhoor blijkt dat dit is gebeurd. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiseres hierover onjuist of onvolledig is geïnformeerd, zeker niet nu uit de processen-verbaal blijkt dat eiseres zich diverse malen daadwerkelijk heeft beroepen op het zwijg- en verschoningsrecht. Uit de processen-verbaal blijkt bovendien dat eiseres er voor heeft gekozen om een aantal vragen wel te beantwoorden.
13. Bij brief van 28 augustus 2008 heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat eiseres haar verklaring inzake eisers verblijf in de woning heeft ingetrokken. Eiseres heeft gesteld dat eiser op de door haar genoemde dagen wel eens bij haar was, maar niet meer dan één of twee keer per week.
14. De rechtbank gaat voorbij aan deze later afgelegde verklaring. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB mag in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van de aanvankelijk tegenover een sociaal rechercheur afgelegde en vervolgens ondertekende verklaring en wordt weinig betekenis toegekend aan het achteraf intrekken van een dergelijke verklaring (zie onder andere de uitspraken van de CRvB van 1 februari 2005, LJN: AS4747 en 16 januari 2007, LJN: AZ7261). Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiseres niet gehouden zou mogen worden aan haar eerder afgelegde en ondertekende verklaringen. Ten overvloede merkt de rechtbank daarbij op dat ook al zou eiser niet meer dan één of twee dagen in de week bij eiseres verblijven, er nog steeds niet kan worden gesproken van duurzaam gescheiden leven in de zin van de WWB.
15. De rechtbank stelt vast dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van het feit dat hij niet langer duurzaam gescheiden leefde van eiseres.
16. Gelet op het voorgaande was verweerder ingevolge artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB bevoegd tot intrekking en herziening van de bijstand van eiser over de periodes in geding. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
17. Met het voorgaande is tevens gegeven dat is voldaan aan de voorwaarden om met toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB de over de perioden in geding ten onrechte verleende bijstand van eiser terug te vorderen. Op grond van het vorenstaande is tevens voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 59, tweede lid, van de WWB, zodat verweerder bevoegd was de aan eiser ten onrechte verleende bijstand mede van eiseres terug te vorderen. In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
18. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden besluiten in rechte stand kunnen houden en dat de beroepen van eisers ongegrond dienen te worden verklaard.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mrs. G.M. Beunk en
N.R. Docter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Slooten, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2010.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is buiten staat te tekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B