ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1042892 / DX EXPL 09-228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vernietiging van effectenlease-overeenkomsten en terugbetaling door Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. De eiseres vorderde onder andere de verklaring dat de lease-overeenkomsten zijn gesloten zonder de vereiste toestemming van haar en dat deze overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd. De eiseres stelde dat de lease-overeenkomsten moesten worden aangemerkt als huurkoop en dat zij geen schriftelijke toestemming had verleend, zoals vereist op grond van artikel 1:88 BW. Dexia betwistte de vorderingen en voerde aan dat de eiseres bekend was met de lease-overeenkomsten en dat de vordering tot vernietiging was verjaard.

De kantonrechter oordeelde dat de lease-overeenkomsten inderdaad zonder de vereiste toestemming van de eiseres zijn gesloten en dat de eiseres tijdig heeft vernietigd. De rechter oordeelde dat Dexia de aan eiseres betaalde bedragen, in totaal € 6.464,29, moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter verwierp de stellingen van Dexia over verjaring en oordeelde dat de eiseres niet eerder op de hoogte was van de lease-overeenkomsten dan drie jaar voor de vernietigingsbrief van 29 juli 2005. De rechter legde Dexia ook op om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te informeren dat [persoon 1] geen verplichtingen meer had uit de lease-overeenkomsten, op straffe van een dwangsom.

De uitspraak benadrukt de bescherming van de niet-handelen echtgenoot in het kader van huurkoop en de vereisten voor toestemming bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1042892 / DX EXPL 09-228
Vonnis van: 24 februari 2010
F.no.: 632
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 september 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie tevens getuigenverhoor van 23 oktober 2009, met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie na enquête van [eiseres];
- de conclusie na enquête van Dexia, met één productie.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 Ten tijde van het aangaan van de hierna genoemde lease-overeenkomsten was [eiseres] gehuwd met [persoon 1] (hierna: [persoon 1]).
2.3. [persoon 1] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1. 13380244 24 maart 2000 Rente-Remmer € 6.247,64 60 mnd. € 2.272,20 (vooruitbetaling)
2. 76083680 18 oktober 2000 WinstVer10Dubbelaar € 12.136,50 120 mnd. € 45,38
3. 75100070 21 juni 2001 WinstVerDriedubbelaar € 8.996,04 36 mnd. € 43,34
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
2.4. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Betaald op
1. 21-2-2006 - € 564,00 Niet voldaan
2. 21-2-2006 - € 1.635,80 Niet voldaan
3. 21-2-2006 - € 546,36 Niet voldaan
2.5. [eiseres] heeft [persoon 1] geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
2.6. [persoon 1] heeft op 9 april 2003 een zogenoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod) ondertekend. Deze overeenkomst bood [persoon 1] bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop een eventuele restschuld na het einde van de looptijd van een lease-overeenkomst kon worden voldaan.
2.7. Het Dexia Aanbod (waarin [persoon 1] als “Deelnemer” wordt aangeduid) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]”.
2.8. [eiseres] heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
2.9. Bij brief van 29 juli 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [eiseres] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.
3. Vorderingen [eiseres]
3.1 [eiseres] vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomsten zijn gesloten zonder de krachtens artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van [eiseres] en dat de lease-overeenkomsten door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk zijn vernietigd, en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiseres] dat Dexia bewerkstelligt dat de registratie van [persoon 1] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel, althans de aan deze registratie gekoppelde achterstandscodering, ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiseres] Dexia te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
4. Standpunten [eiseres]
4.1 [eiseres] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus haar toestemming behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5. Standpunten Dexia
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres]. Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, allereerst aan dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen omdat [persoon 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Verder stelt zij zich op het standpunt dat lease-overeenkomst 2 en 3 niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering. Dexia stelt dat artikel 1:88 BW dientengevolge niet van toepassing is zodat van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake is. Ten slotte stelt Dexia dat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomsten is verjaard.
6. Beoordeling
Dexia Aanbod
6.1. Zoals hierboven al is vastgesteld, is het Dexia Aanbod wel door [persoon 1], maar niet door [eiseres] ondertekend. Door de ondertekening van deze overeenkomst heeft [persoon 1] weliswaar afstand gedaan van zijn rechten, maar niet van de rechten van [eiseres]. Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Het Dexia Aanbod ligt derhalve niet aan toewijzing van de vorderingen in de weg.
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
6.2. Dexia heeft met betrekking tot lease-overeenkomst 2 en 3 aangevoerd dat geen sprake is van aflevering en derhalve niet van huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [persoon 1] het volledige risico van de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter is dit in casu het geval.
6.3. Anders dan Dexia met betrekking tot lease-overeenkomst 2 betoogt, heeft de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest van 28 maart 2008 vooropgesteld dat onder aflevering moet worden verstaan dat de afnemer het genot van de aandelen verkrijgt. Dat ook sprake was van recht op dividend op de aandelen gold als bijkomende omstandigheid om aan te nemen dat het genot was verkregen. De Hoge Raad noemt allereerst het feit dat de afnemer het volledige risico van de waardeontwikkeling van de aandelen droeg. Dat laatste is ook bij de onderhavige lease-overeenkomst het geval; aan [persoon 1] kwamen dadelijk nadat de overeenkomst was aangegaan, alle waardeveranderingen van het vermogensrecht (het “certificaat”) toe. In de lease-overeenkomst is immers uitdrukkelijk bepaald dat [persoon 1] het risico van “de koerswaarde van de waarden” draagt. Bij certificaatproducten als de onderhavige doet de omstandigheid dat de afnemer geen recht heeft op dividend aan het voorgaande niet af, nu de “certificaten”, de vermogensrechten waar het hier om gaat, geen recht geven op dividend. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van aflevering in de zin van de artikelen 7A:1576 en 7A:1576h BW. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is.
6.4. Dat [persoon 1], zoals Dexia met betrekking tot lease-overeenkomst 3 heeft aangevoerd, naast de maandelijkse termijnen een premie verschuldigd is en de dividenden in mindering worden gebracht op deze premie, maakt dit ook niet anders. Immers, in een dergelijk geval geniet [persoon 1] het aan het dividend verbonden voordeel door middel van vermindering van zijn betalingsverplichting. Derhalve is sprake van verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is.
6.5. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [persoon 1] voor het aangaan van de lease-overeenkomsten de toestemming van [eiseres] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiseres] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Verjaring
6.6. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiseres] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomst.
6.7. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.8. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Deze stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [eiseres] met de beslissing van [persoon 1] tot het aangaan van de lease-overeenkomsten aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het eerdergenoemde arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009.
6.9. Ook heeft Dexia aangevoerd dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomsten verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiseres] en [persoon 1] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat de echtgenoot op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Het beroep op vernietiging, bij brief van 29 juli 2005, is dan ook te laat gedaan.
6.10. Voorts heeft Dexia aangevoerd dat [persoon 1] een eerder lease-overeenkomst heeft afgesloten die met een positief resultaat is geëindigd welk resultaat eveneens op de en/of-rekening is gestort. Dexia acht het aannemelijk dat [persoon 1] met [eiseres] gesproken moet hebben over die overeenkomsten en over de in de onderhavige procedure betrokken overeenkomsten.
6.11. Ten slotte heeft Dexia aangevoerd dat [eiseres] op 21 maart 2002 een telefoongesprek met Dexia heeft gevoerd en dat zij aldus in ieder geval op dat moment bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.12. [eiseres] heeft hiertegen aangevoerd dat zij geen bemoeienis had met het beheer van de en/of-rekening en de financiële gang van zaken binnen de huishouding. [persoon 1] hield zich hiermee bezig. Evenmin heeft [eiseres] bankafschriften van de en/of-rekening onder ogen gekregen.
6.13. Ter comparitie heeft de kantonrechter reeds aangegeven dat het voorgaande het bewijsvermoeden wettigt dat [eiseres] door kennisname van één of meer bankafschriften kennis heeft gekregen van het bestaan van de lease-overeenkomsten, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. Tegen dit bewijsvermoeden staat tegenbewijs door [eiseres] open. Zij heeft hiertoe twee getuigen doen horen, te weten haarzelf en [persoon 1].
6.14. Gelet op hetgeen de getuigen hebben verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] er in is geslaagd het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Uit de verklaringen, alleen en in onderlinge samenhang bezien, volgt dat [eiseres] geen bemoeienis had met de en/of-rekening waarvan de betalingen op grond van de lease-overeenkomsten werden verricht. [eiseres] heeft daarover immers verklaard dat [persoon 1] de financiën thuis regelde. Nadat [persoon 1] circa tien jaar geleden arbeidsongeschikt is geworden, heeft zij dit zo gelaten omdat zij dit belangrijk vond voor [persoon 1] en er ook nooit problemen waren ontstaan. De verklaring van [persoon 1] onderschrijft deze verklaring. Hij heeft immers verklaard dat hij thuis alle financiën regelt en dat ‘dit zijn afdeling’ was. Ook hebben beiden verklaard dat [persoon 1] niet met [eiseres] heeft gesproken over het aangaan van de lease-overeenkomsten omdat [persoon 1] wist dat [eiseres] het hiermee niet eens zou zijn. Ten aanzien van het positieve resultaat van de eerdere lease-overeenkomst hebben de getuigen het volgende verklaard. [persoon 1] heeft verklaard:
“(…)
Ik heb mijn vrouw verteld dat ik winst had gemaakt op het eerdere contract. Zij zei toen dat ik dat niet meer moest doen. Maar ik had toen al drie contracten afgesloten en daar viel niets meer aan te doen. Dat heb ik haar toen maar niet verteld.
(…)”
[eiseres] heeft verklaard:
“(…)
Mijn man heeft mij ooit verteld dat hij aandelen had gekocht en daarmee winst had gemaakt. Dat zal wel meteen zijn geweest nadat hij dat te horen had gekregen. Ik zei toen: doe alsjeblieft niet meer van die dingen, want meestal loopt het niet goed af. Het is net als met de loterij, je moet wel betalen, maar je krijgt noot iets.
(…)”
In deze verklaringen zijn geen aanknopingspunten te vinden om aan te nemen dat [persoon 1] op dat moment [eiseres] zou hebben verteld van de onderhavige lease-overeenkomsten. Ten slotte heeft [persoon 1] heeft verklaard dat hij [eiseres] pas heeft ingelicht toen bleek dat hij een restschuld had en hiervoor van het Dexia Aanbod gebruik kon maken, hetgeen hij op 9 april 2003 ook heeft gedaan. Ook de overigens door Dexia in haar conclusie na enquête aangevoerde omstandigheden kunnen niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] eerder van het bestaan van de lease-overeenkomsten op de hoogte was nu deze omstandigheden slechts veronderstellingen behelzen die door de getuigen zijn weerlegd. Dexia is er dan ook niet in geslaagd te bewijzen dat [eiseres] eerder dan drie jaar voor 29 juli 2005 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten. Er moet derhalve vanuit worden gegaan dat [eiseres] de lease-overeenkomsten tijdig heeft vernietigd.
6.15. Nu de lease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle betalingen van [persoon 1] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [persoon 1] op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen, die [persoon 1] ook zou kunnen instellen. De vordering van [eiseres] dat alle betalingen op grond van de lease-overeenkomsten dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
6.16. Voor wat betreft de in totaal aan Dexia betaalde bedragen, de totaalbedragen aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage). Dexia dient in totaal
€ 6.464,29 te restitueren.
Wettelijke rente
6.17. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. De kantonrechter is van oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet-nakoming van de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht [eiseres] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier weken van uitgaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen. Van [eiseres] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat zij Dexia nogmaals zou aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 26 augustus 2005, in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 26 augustus 2005 over het totaal van de voor die datum door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [persoon 1] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 26 augustus 2005 verrichte betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 26 augustus 2005 van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
Verrekening
6.18. Volgens Dexia heeft [persoon 1] de garantie van artikel 5.1.4 van het Dexia Aanbod geschonden. In verband met de schending van deze garantie zou Dexia een vordering tot schadevergoeding op [persoon 1] hebben, waarvan de omvang noodzakelijkerwijs gelijk is aan het bedrag dat [eiseres] in verband met de vernietiging zou worden toegewezen. Dexia heeft zich in dit verband beroepen op verrekening van deze vordering op [persoon 1] met de vordering die [eiseres] op Dexia heeft.
6.19. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien dat Dexia een tegenvordering op [persoon 1] zou hebben welke voor verrekening in aanmerking komt. Immers, onduidelijk is welke in artikel 5.1.4. van het Dexia Aanbod opgenomen garantie door [persoon 1] zou zijn geschonden, nu noch door, noch namens hem een vordering is ingesteld.
BKR-registratie
6.20. Nu [persoon 1] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
6.21. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
6.22. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Wat betreft de aangehouden beslissing op de kosten van het incident, zal daarvoor één punt van het toepasselijke tarief worden gerekend.
Buitengerechtelijke kosten
6.23. Voor zover [eiseres] buitengerechtelijke kosten vordert worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [eiseres] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.24. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomsten zijn gesloten zonder de krachtens artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van [eiseres] en dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd;
II. veroordeelt Dexia tot terugbetaling van te betalen € 6.464,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 26 augustus 2005 door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [persoon 1] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 26 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 26 augustus 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen, inclusief de kosten van het incident en tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 208,00
- voor salaris van gemachtigde (4 pnt. x € 250,00 ) € 1.000,00
totaal: € 1.208,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [persoon 1] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Behoort bij vonnis d.d. 24-02-10
Rolnummer DX 09-228
[eiseres]
Overzicht van de gegevens per overeenkomst
Alle bedragen zijn vermeld in euro's.
totaal
ontvangen te
nr. contractnr betaald dividenden ontvangen
1. 13380244 2.423,68 541,51 1.882,17
2. 76083680 2.586,66 - 2.586,66
3. 75100070 2.123,66 128,20 1.995,46
Totaal € 6.464,29