ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-414150-08 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de gewelddadige overval op loungeclub Jimmy Woo

Op 30 maart 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die betrokken was bij een gewelddadige overval op loungeclub Jimmy Woo op 27 november 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de twee verdachten, waaronder [verdachte], verantwoordelijk waren voor de overval en de vrijheidsberoving van het personeel. Tijdens de overval werden de medewerkers bedreigd met vuurwapens en met tie-rips vastgebonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in aanmerking genomen, waaronder het geweld dat werd gebruikt en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd van 48 en 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de tijd die de verdachten al in voorlopige hechtenis hadden doorgebracht. De rechtbank heeft ook een aftrek op de straf toegepast vanwege de lange duur van de procedure, die buiten de schuld van de verdachten viel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze vordering al in een eerdere strafzaak was toegewezen. De rechtbank heeft de feiten gekwalificeerd als diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd door meerdere personen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/414150-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 30 maart 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Oswald en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J-H.L.C.M. Kuijpers en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 15.000,-) en/of een kluisje (met muntgeld) en/of een exploitatievergunning toebehorende aan de Jimmy Woo en/of aan [persoon 2] en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 200 Euro) en/of 4, althans een of meer, bankpas(sen) toebehorende aan [persoon 3] en/of
- een (donkerrode platen)tas (met daarin onder andere 500, althans meerdere cd's) toebehorende aan [persoon 4] en/of
- een (rug)tas met inhoud (van het merk Nike) toebehorende aan [persoon 5] en/of een (rug)tas (van het merk Puma) en/of een geldbedrag (van ongeveer 245 euro) toebehorende aan [persoon 6],
in elk geval (telkens) enig goed geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een of meermalen twee, althans een, (op) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerp(en)) aan / op die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft/hebben doorgeladen en/of
- (met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)) tegen / op het hoofd van die [persoon 7] heeft/hebben geslagen en/of
- die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] heeft/hebben gedwongen, althans gezegd, om (op de grond) te gaan liggen en/of te blijven liggen en/of
- met tie-rips de handen van die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] achter hun/diens rug(gen) heeft/hebben vastgebonden;
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft / hebben hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s)
- een of meermalen twee, althans een, (op) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerp(en)) aan / op die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) doorgeladen en/of
- die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] gedwongen, althans gezegd, om (op de grond) te gaan liggen en/of te blijven liggen en/of
- met tie-rips de handen van die [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] achter hun/diens rug(gen) vastgebonden;
(Artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De raadsman heeft naar voren gebracht dat op het moment dat het Gerechtshof op vordering van de Advocaat-generaal de niet-ontvankelijkheid uitsprak, bij zijn cliënt het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat zijn vervolging was beëindigd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 maart 2010 voor het eerst erkend dat verdachte door de niet-ontvankelijkverklaring op vordering van het openbaar ministerie enige tijd het idee heeft gehad dat hij niet meer zou worden vervolgd. Indien zij dit standpunt ook ten tijde van de behandeling van de preliminaire verweren op 31 maart 2009 had ingenomen, was de rechtbank mogelijk tot een andere beslissing met betrekking tot de ontvankelijkheid gekomen, aldus de raadsman.
De rechtbank vat het betoog van de raadsman op als een herhaald beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging. De rechtbank overweegt dat de rechtbank, in andere samenstelling, in haar beschikking van 23 april 2009 heeft uiteen gezet waarom er naar haar oordeel geen sprake is geweest van het gerechtvaardigde - in de zin van rechtens te honoreren - vertrouwen dat de zaak met de niet-ontvankelijkverklaring bij het Gerechtshof was beëindigd. De rechtbank, in gewijzigde samenstelling, neemt dit oordeel over. De opmerking van de officier van justitie op de terechtzitting van 16 maart 2010 waaruit is af te leiden dat ook zij er van uitgaat dat bij verdachte enige tijd het idee heeft geleefd dat hij niet verder zou worden vervolgd, maakt dit oordeel niet anders. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, naast [persoon 13], de tweede daadwerkelijke uitvoerder van de overval is. Deze rol van verdachte blijkt uit de verklaringen van [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [persoon 13]. [persoon 13] heeft in zijn verklaringen geen namen genoemd maar de door hem bedoelde personen aangeduid als A en B. Persoon A had hem in contact gebracht met [persoon 10]. De verklaring van [persoon 13] komt op essentiële punten overeen met de verklaring van [persoon 10]. Uitgaande van de verklaringen van [persoon 10] en medeverdachte [medeverdachte] - die bekent [persoon 13] aan [persoon 10] te hebben voorgesteld -, moet volgens de officier van justitie de door [persoon 13] met A aangeduide persoon [medeverdachte] zijn. Het kan dan niet anders dan dat de door [persoon 13] met B aangeduide persoon, verdachte is. Verdachte is voorts door aangeefster [persoon 3] herkend.
Verdachte is één van de medeplegers van de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving geweest. Hij heeft gevochten met [persoon 7], heeft het doorgeladen pistool nogmaals doorgeladen om [persoon 7] te intimideren en heeft [persoon 3] gedwongen de kluis te openen, waarna hij het geld uit de kluis heeft weggenomen.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat op basis van de verklaringen in het dossier niet kan worden uitgesloten dat er nog een persoon bij de overval was betrokken, die tot nu toe niet is aangehouden. De getuige [persoon 13] heeft in de appelprocedure op 9 april 2008 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met de eerder door hem genoemde A soms verdachte [medeverdachte] en soms een zekere [persoon 14] heeft bedoeld. Het gaat niet aan om, zoals de officier van justitie doet, deze verklaring eenvoudigweg als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Ook verdachte heeft al in april 2007 verklaard dat nog niet iedereen was aangehouden. Indien rekening moet worden gehouden met deze onbekende mededader is de bewijsketting die de officier van justitie heeft geconstrueerd niet langer sluitend, aldus de raadsman. De herkenning door aangeefster [persoon 3] van verdachte als een van de overvallers is bovendien twijfelachtig. Deze dader had immers een bivakmuts op. De vraag wie er de bewuste nacht na sluitingstijd bij de Jimmy Woo naar binnen zijn gegaan, kan dan ook niet met zekerheid worden beantwoord. Technisch bewijs dat verdachte op de plaats delict was ontbreekt. Mogelijk blijkt uit het dossier dat hij wetenschap heeft gehad van de overval, maar er is onvoldoende bewijs voor medeplegen, aldus de raadsman.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 27 november 2006 kregen verbalisanten de opdracht om naar loungeclub Jimmy Woo in de Korte Leidsedwarsstraat 18 te Amsterdam te gaan, waar zojuist een overval zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse vertelde de manager [persoon 3] dat de overvallers opeens boven op de eerste verdieping waren en dat de personeelsleden vervolgens met tie-rips werden vastgebonden en werden bedreigd met een pistool. Verbalisanten zagen dat een man, [persoon 7], onder het bloed zat. Hij verklaarde door een van de overvallers op zijn hoofd te zijn geslagen met een pistool.i Door het Bureau Recherche Expertise van de politie werd vervolgens een onderzoek in de Jimmy Woo ingesteld. Daarbij werden op de eerste verdieping achter de klapdeuren naar de discotheek onder andere 4 losgeknipte tie-rips aangetroffen. Ook op de vloer voor de geopende kluis lagen 2 losgenipte tie-rips. Op de vloer in de discotheekruimte lag in de buurt van de deur van het kantoortje een patroon. In het kantoortje waren diverse laden geopend en lagen voorwerpen over de vloer verspreid.ii
[persoon 5] was op 27 november 2006 werkzaam bij de Jimmy Woo. Toen de laatste gasten waren vertrokken is hij samen met zijn collega's [persoon 9], [persoon 8], [persoon 3], [persoon 6] en [persoon 7] wat gaan nadrinken in de club. Op een gegeven moment hoorde hij [persoon 7], die in het kantoor zat, schreeuwen. Kort daarna zag hij dat een man (dader 1) een revolver op zijn hoofd richtte. Deze man zei dat hij en de anderen op de vloer moesten gaan liggen. De aanwezige personeelsleden zijn vervolgens op de grond gaan liggen. Hij zag vervolgens [persoon 7] bij de klapdeuren op de grond liggen. Bij hem stond een andere man (dader 2). [persoon 3] moest van dader 2 de kluis openen. Dader 1 heeft de handen van getuige en de personeelsleden met tie-rips op de rug vastgebonden. De daders hebben tassen van de personeelsleden meegenomen. Zijn rugtas van het merk Nike, met daarin diverse goederen, is weggenomen. Beide daders hadden een gekleurde huidskleur en spraken Nederlands met een Surinaams accent.iii
[persoon 7] was op 27 november 2006 in het kantoor toen er een negroïde man binnen kwam met een capuchon of muts over zijn hoofd en een vuurwapen in zijn hand. Deze man richtte het wapen op hem en riep dat hij op de grond moest gaan liggen en dat hij de sleutel moest geven. Er ontstond een vechtpartij tussen hem en de man. Plotseling voelde hij harde klappen op zijn hoofd en hij realiseerde zich dat er nog een dader was. Hij beëindigde zijn verzet en moest vervolgens op de grond gaan liggen en naar het kantoortje kruipen om aan te wijzen waar de sleutel lag. [persoon 7] heeft toen gezien dat de man waarmee hij eerder in gevecht was geraakt de bovenkant van het wapen naar achteren haalde. Hij hoorde vervolgens een metalen voorwerp op de grond vallen.
[persoon 7] zag dat ook de rest van het personeel op de grond lag. Hun handen werden op de rug met tie-rips vastgebonden. De andere dader heeft de handen van [persoon 7] vastgemaakt. Daarbij zag hij dat deze dader een revolver bij zich had. [persoon 3] moest in het kantoor de kluis openen.iv
[persoon 3], manager van Jimmy Woo, zat op 27 november 2006 na sluitingstijd rond 04.15 uur, samen met haar collega's [persoon 9], [persoon 8], [persoon 6] en een jongen die zij kent als Q op de eerste etage van Jimmy Woo aan een tafel. Ze wachtten op [persoon 7]. Er kwam een man naar de tafel lopen en onder bedreiging van een pistool werden zij gesommeerd om op de grond te gaan liggen. Zij probeerde via de nooduitgang weg te komen maar deze bleek al afgesloten te zijn. Met de man, die achter haar was aangerend, kwam zij ingesloten te zitten in de ruimte tussen de nooduitgang en de achter hen in het slot gevallen deur van de Jimmy Woo. Daarbij richtte de man voortdurend een vuurwapen op haar. Uiteindelijk is de deur opengemaakt door een andere werknemer.
Zij moest vervolgens naast [persoon 7] gaan liggen, wiens hoofd hevig bloedde. Hierna moest zij mee naar het kantoor waar zij de andere dader zag. Deze man zei dat zij de kluis moest openen. Nadat ze de kluis had geopend moest zij op de grond gaan liggen en werden haar handen vastgebonden met tie-rips. Zij zag dat de kluis door één van de mannen werd leeggehaald. Ook werden tassen van het personeel meegenomen. Een van de mannen heeft vanuit haar tas € 200,- en een creditcard van de ING weggenomen.v
Ook [persoon 6] is door een van de overvallers bevolen op de grond te gaan liggen. Ook zijn handen zijn met tie-rips op zijn rug vastgebonden. Toen de daders weg waren zag hij dat zijn rugtas van het merk Puma, met daarin onder andere een geldbedrag van € 245,-, was weggenomen.vi
[persoon 8] heeft verklaard dat die nacht twee mannen de Jimmy Woo binnenkwamen, waarvan de ene naar hem en enkele van zijn collega's toekwam, terwijl de andere naar het kantoortje liep. Onder bedreiging met een revolver moesten ze op de grond gaan liggen. Op datzelfde moment ontstond er in het kantoortje een worsteling tussen [persoon 7] en de andere dader. De dader die hen onder schot hield is naar deze andere dader gegaan om te helpen met de worsteling. Even later werden de handen van [persoon 8] en zijn collega's op de rug gebonden met tie-rips.vii
Ook [persoon 9] was tijdens de overval aanwezig. Hij zag plotseling een man met een donkere huiskleur met een revolver in zijn hand. Deze man zei dat ze allemaal op de grond moesten gaan liggen. Er werden tie-rips om zijn polsen gedaan. De twee overvallers zijn vervolgens het kantoor ingegaan.viii
Na de overval heeft de eigenaar van Jimmy Woo, [persoon 2], geconstateerd dat uit de kluis een geldbedrag van € 15.000,-, een kluisje met muntgeld en de exploitatievergunning verdwenen waren.ix
[persoon 4], technisch medewerker van Jimmy Woo, had die avond nadat hij was weggegaan, zijn donderrode platentas met daarin ongeveer 500 cd's in het kantoortje laten staan. Deze tas is gestolen.x
De eigenaar van Jimmy Woo, [persoon 2], herkende op beelden van de bewakingscamera van de nacht van de overval een oud-medewerker van Jimmy Woo. Tevens zag hij dat deze man als laatste klant vertrok en de toegangsdeur open liet staan.xi
Deze oud-medewerker is [persoon 10]. Deze heeft verklaard dat hij er van op de hoogte was dat Jimmy Woo overvallen zou worden en dat hij de deur van Jimmy Woo open had laten staan. Toen hij voorafgaand aan de overval op het toilet zat had hij een sms-bericht verzonden aan [medeverdachte], bijnaam [bijnaam medeverdachte]. [medeverdachte] woonde bij [persoon 11]. De overval is uitgevoerd door [persoon 13] en [persoon 15]. [medeverdachte] was niet mee naar binnen geweest. Hij heeft in de ochtend van [medeverdachte] een sms-bericht ontvangen dat het gelukt was.
De vrijdagavond voor de overval is [persoon 10] met [medeverdachte], [persoon 15] en [persoon 13] naar de Jimmy Woo geweest en heeft hen alles laten zien. Ook heeft hij het kantoor aangewezen.xii
Nadat [persoon 10] de deur van de Jimmy Woo open had laten staan is hij op afstand blijven kijken. Vervolgens heeft hij [medeverdachte] gebeld om te vragen waar ze bleven. [medeverdachte] antwoordde dat ze onderweg waren. Even later zag hij twee vermomde mannen aan komen lopen die bij Jimmy Woo naar binnen gingen. Op een door de verbalisanten getoonde foto herkende hij medeverdachte [medeverdachte] als de [medeverdachte] waar hij over gesproken heeft.
De dag na de overval is hij naar de woning van [persoon 11] gegaan. Alleen [medeverdachte] was thuis. Van [medeverdachte] kreeg hij toen rolletjes met wisselgeld. [medeverdachte] vertelde dat het niet goed was gegaan en dat de anderen, [persoon 15] en [persoon 13], boos waren. Er zou te weinig geld zijn geweest. Hij heeft op de bedrand van [medeverdachte] het geld zien liggen.xiii
[persoon 10] herkende op een politiefoto verdachte als de man met de bijnaam '[persoon 15]'. Op een andere politiefoto herkende hij medeverdachte [persoon 13] als de man die hij in zijn eerdere verklaringen [persoon 13] had genoemd.xiv
Voorafgaande aan de overval zijn er volgens [persoon 10] twee of drie besprekingen geweest in het huis van [persoon 11] en [medeverdachte] waar [medeverdachte] en [verdachte] steeds bij waren. [persoon 13] kwam er later bij.xv
Uit de historische gegevens van het toestel in gebruik bij [persoon 10] komt naar voren dat op 27 november 2006 vanaf 03:50 tot en met 04:35 uur tienmaal contact is geweest met het nummer [06-nummer]. Na de overval is dit nummer niet meer in gebruik. Uit onderzoek is voorts gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] vanaf 27 november 2007 gebruik maakt van het nummer [06-nummer 2]. Na vergelijking van de historische gegevens van de nummers [06-nummer] en [06-nummer 2] blijkt dat er 32 overeenkomstige contacten zijn, waaronder telefoonnummers in gebruik bij [persoon 13], verdachte en [persoon 11].xvi
Ten tijde van de overval peilde het nummer [06-nummer] uit op de Stadhouderskade te Amsterdam, in de directe nabijheid van Jimmy Woo.
Van het nummer [06-nummer] wordt om 02:29 uur een sms-bericht verstuurd aan [06-nummer 4]. Dit nummer bleek in gebruik te zijn bij verdachte.
Om 02:43 uur heeft de gebruiker van het nummer [06-nummer 3] contact met het nummer van verdachte. Dit nummer bleek in gebruik bij [persoon 13].xvii
Op 29 januari 2007 vond in de woning van [persoon 11] en medeverdachte [medeverdachte] een doorzoeking plaats.xviii Op een gemeenschappelijke zolderverdieping stonden twee tassen met daarin cd's.xix Aangever [persoon 4] herkende één van de tassen en de cd's als zijn goederen die in de nacht van de overval bij Jimmy Woo waren weggenomen.xx
[persoon 11] heeft verklaard dat [peroon 10] in oktober of november 2006 de overval heeft besproken met [medeverdachte] en [persoon 15]. Dat was in het huis van hem en [medeverdachte]. [persoon 11] was erbij in de kamer. Een week na deze bespreking kwam ook [persoon 13] erbij. De dag na de overval kwam [peroon 10] bij hem thuis en zei dat het gelukt was. [peroon 10] heeft toen geld gekregen van [medeverdachte] en [persoon 15]. [medeverdachte], [peroon 10], [persoon 15] en [persoon 13] hebben de buit gedeeld.xxi
[persoon 13] heeft bekend aan de overval te hebben meegedaan. De donderdag voor de overval was hij benaderd door een persoon die hij A noemt. Diezelfde avond hoorde hij van A dat het ging om een overval op Jimmy Woo. A zou de informatie hebben ontvangen van [peroon 10]. De volgende dag hebben ze in Jimmy Woo geobserveerd. Ze waren met een man of zes. [peroon 10] heeft [persoon 13] toen van alles aangewezen en gezegd waar hij op moest letten.
De zondagavond voorafgaande aan de overval is hij naar het huis van A gegaan. Alleen A was toen thuis, later kwam B. Ze zijn met de vermommingen in de auto naar Jimmy Woo gereden. Toen bij iemand in de auto het bericht kwam dat ze naar binnen konden is hij samen met B naar binnen gegaan. A bleef achter in de auto. Binnen heeft [persoon 13] een vuurwapen op de in de zaak aanwezige personeelsleden gericht en hen gezegd dat ze op de grond moesten gaan liggen. Toen hij bemerkte dat B in het kantoortje aan het worstelen was met een andere man heeft hij deze andere man twee klappen met het vuurwapen gegeven. Hij is achter een vrouw aangegaan die weg probeerde te rennen, waarna de deur achter hen in het slot viel. Hij heeft een aantal mensen met tie-rips vastgebonden. B heeft de kluis leeggehaald. Vanuit de Jimmy Woo zijn ze naar de auto met daarin A gelopen en zijn weggereden.xxii
[persoon 12] heeft verklaard dat hij de avond van de overval [peroon 10] heeft opgehaald en dat ze daarna langs [bijnaam medeverdachte] zijn gegaan. Even later kwamen daar ook [persoon 15] en een kale jongen langs. Hij herkende beide mannen op door de politie getoonde foto's van respectievelijk verdachte en [persoon 13]. Hij hoorde dat zij de overvallers zouden zijn en dat [bijnaam medeverdachte] aan hen vroeg of ze handschoenen en een muts bij zich hadden.xxiii
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank vaststaan dat verdachte met één van zijn mededaders de Jimmy Woo is binnen gegaan om daar vervolgens het personeel te bedreigen en vast te binden en goederen weg te nemen. De bewijsmiddelen laten geen ruimte voor de stelling dat er mogelijk nog een tot nu toe onbekend gebleven persoon bij de overval betrokken is geweest, die samen met [persoon 13] feitelijk de overval heeft uitgevoerd.
De verklaring van [persoon 10] acht de rechtbank geloofwaardig nu deze in grote lijnen wordt ondersteund door ondermeer de verklaringen van [persoon 11] en [persoo[persoon 12] en de telefooncontacten die er in de nacht van de overval zijn geweest tussen [persoon 10], [medeverdachte], verdachte en [persoon 13]. Zijn verklaring is bovendien in lijn met de eerste verklaringen van [persoon 13], waarbij het niet anders kan zijn dan dat [persoon 13] met A de medeverdachte [medeverdachte] en met B verdachte heeft bedoeld. De later door [persoon 13] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring dat hij met A niet steeds [medeverdachte] maar soms ook een zekere [persoon 14] heeft bedoeld, acht de rechtbank onaannemelijk en in strijd met de overige bewijsmiddelen. Enige aanleiding voor de rechtbank om aan de personen en de rolverdeling zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen te twijfelen is dan ook niet aanwezig.
Verdachte dient gezien het bovenstaande als medepleger van de overval en de wederrechtelijke vrijheidsbeneming te worden aangemerkt.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van ongeveer 15.000,- en een kluisje met muntgeld en een exploitatievergunning toebehorende aan de Jimmy Woo en/of aan [persoon 2] en
- een geldbedrag van ongeveer 200 euro en een bankpas toebehorende aan [persoon 3] en
- een donkerrode platentas met daarin onder andere 500 cd's toebehorende aan [persoon 4] en
- een rugtas met inhoud van het merk Nike toebehorende aan [persoon 5] en een rugtas van het merk Puma en een geldbedrag van ongeveer 245 euro toebehorende aan [persoon 6],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 3] en/of [persoon 7] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- twee (op) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerp(en)) op die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] hebben gericht en
- een vuurwapen hebben doorgeladen en
- met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [persoon 7] hebben geslagen en
- die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] hebben gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en
- met tie-rips de handen van die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] achter hun rug hebben vastgebonden;
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- twee (op) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerp(en)) op die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] gericht en een vuurwapen doorgeladen en
- die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en
- met tie-rips de handen van die [persoon 3] en [persoon 7] en [persoon 5] en [persoon 6] en [persoon 8] en [persoon 9] achter hun rug vastgebonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 4 maanden, met aftrek van voorarrest in de strafzaak met parketnummer 13/525020-07. Deze eis heeft de officier van justitie gegrond op haar oorspronkelijke eis van 5 jaar, waarvan zij 8 maanden heeft afgetrokken uitgaande van een overschrijding van de redelijke termijn, door de officier gesteld op 14 maanden.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er op gewezen dat verdachte op het moment van het arrest van het Gerechtshof reeds 22 maanden in verband met de onderhavige strafzaak in detentie had doorgebracht. Op dat moment was hij al bezig om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Bij een hernieuwde detentie van aanzienlijke duur loopt hij het gevaar in een zwaarder regiem te komen dan waarin hij zich op het moment van zijn vrijlating op 24 oktober 2008 bevond. De raadsman heeft - subsidiair - bepleit dat de gevangenisstraf niet hoger is dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige en intimiderende overval op een bar/discotheek. De aanwezige personeelsleden zijn daarbij door verdachte en één van zijn mededaders met vuurwapens bedreigd waarna hun handen achter de rug met tie-rips werden vastgebonden. Vervolgens zijn de slachtoffers gedurende een kleine tien minuten op deze wijze onder beangstigende omstandigheden van hun vrijheid beroofd gehouden. Eén van de personeelsleden is hard met een vuurwapen op het hoofd geslagen, waardoor deze gewond is geraakt en in het ziekenhuis moest worden behandeld. De manager is gedwongen de kluis te openen waarna de inhoud van de kluis is meegenomen. Tevens zijn tassen van personeelsleden meegenomen. Verdachte en zijn mededaders hadden de overval grondig voorbereid en waren enkele dagen ervoor reeds in de bar geweest om de zaak te verkennen.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan bijzonder ernstige strafbare feiten, waarbij hij zijn slachtoffers groot onrecht heeft aangedaan. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2010 eerder voor vermogens- en geweldsdelicten tot vrijheidsstraffen is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts gelet op eerder opgelegde straffen inzake roofovervallen met fysiek geweld en bedreiging met vuurwapens.
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier en een half jaar, ofwel 54 maanden, passend en geboden.
Redelijke termijn en procedurefouten.
De rechtbank acht de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden. Daarbij gaat de rechtbank er met de officier van justitie en de raadsman vanuit dat de criminal charge een aanvang heeft genomen op het moment dat verdachte werd aangehouden, te weten 29 januari 2007. In aanmerking genomen dat verdachte tot aan het arrest van het Gerechtshof van 24 oktober 2008 in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, komt de rechtbank tot haar oordeel dat na 16 maanden, aldus eind mei 2008, de behandeling bij de rechtbank had moeten zijn afgerond. Nu de (hernieuwde) inhoudelijke behandeling eerst op 16 maart 2010 heeft plaatsgehad, volgt hieruit dat de redelijke termijn met 22 maanden is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient dit tot gevolg te hebben dat de op te leggen gevangenisstraf met 8 maanden wordt verminderd.
Voorts acht de rechtbank het feit dat verdachte thans voor de tweede maal berecht wordt voor hem belastend. Verdachte heeft ten gevolge van de in de strafrechtelijke procedure gemaakte fouten, het zoekraken van het originele dossier en de daarop gevolgde niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep, enige tijd in onzekerheid verkeerd of de vervolging tegen hem door het openbaar ministerie zou worden voortgezet en heeft mogelijk op enig moment de hoop gehad dat hij van de zaak af was. Als gevolg van een en ander heeft verdachte nog een keer berecht moeten worden. Ter compensatie van deze gang van zaken, die verdachte niet kan worden toegerekend, acht de rechtbank het redelijk de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf met nog eens 4 maanden te compenseren.
Voorgaande betekent dat verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd van 42 maanden. De rechtbank realiseert zich dat na aftrek een strafdeel resteert dat de ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt, maar acht dit in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [persoon 7] in de eerder gevoerde strafzaak van een van de medeverdachten is ingediend en door de rechtbank, in andere samenstelling, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, is toegewezen. De rechtbank moet daarom rekening houden met de mogelijkheid dat de vordering inmiddels is voldaan. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 55, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in de strafzaak met parketnummers 13/525020-07 en 23/004056-07, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [pers[persoon 7] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. S.E. Sijsma en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2010.
i Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 16] [persoon 17], [persoon 18] en [persoon 19], respectievelijk brigadier, hoofdagent, hoofdagent en hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 16 e.v.).
ii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-12 van 29 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 20] en [persoon 21], beiden ambtenaar bij het Bureau Recherche Expertise, regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 23 e.v.).
iii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-3 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 18], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 60 e.v.).
iv Een proces-verbaal met nummer 2006303339-6 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 22], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 84 e.v.).
v Een proces-verbaal met nummer 2006303339-4 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 23], brigadier-rechercheur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 76 e.v.).
vi Een proces-verbaal met nummer 2006303339-2 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 17], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 66 e.v.).
vii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-7 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 24], adspirant agent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 93 e.v.).
viii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-8 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 25], brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 99 e.v.).
ix Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 27 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 26], inspecteur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 41 e.v.).
x Een proces-verbaal met nummer 2006303339-13 van 28 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 27], agent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 44 e.v.).
xi Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 28 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 29], beiden hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 53 e.v.).
xii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-30 van 3 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 28] en [persoon 22], respectievelijk brigadier en hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 148 e.v.).
xiii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-32 van 4 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 28] en [persoon 30], respectievelijk brigadier en agent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 152 e.v.).
xiv Een proces-verbaal met nummer 2006303339-35 van 9 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 22], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 208 e.v.).
xv Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [persoon 10] bij de rechter-commissaris, d.d. 18 april 2007.
xvi Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 18 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 22], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 189 e.v.).
xvii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 18 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 22], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 174 e.v.).
xviii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-73 van 29 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 31], inspecteur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 242 e.v.).
xix Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 27 februari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 31], inspecteur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 465 e.v.).
xx Een proces-verbaal met nummer 2006303339-1 van 29 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 30], hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 283 e.v.).
xxi Een proces-verbaal met nummer 2006303339-37 van 30 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 28], respectievelijk hoofdagent en brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 356 e.v.).
xxii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-41 van 30 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 28] en [persoon 22], respectievelijk brigadier en hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 383 e.v.).
xxiii Een proces-verbaal met nummer 2006303339-38 van 30 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 30] en [persoon 32], beiden hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerd blz. 401 e.v.).
Parketnummer: 13/414150-08
Inzake: [verdachte]