ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9322

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1033718 DX EXPL 09-202
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease-overeenkomst en opt-outverklaring in het kader van de WCAM

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. De zaak betreft een effectenlease-overeenkomst die door de echtgenoot van [eiseres] was ondertekend. [eiseres] heeft de lease-overeenkomst op 1 september 2005 vernietigd, omdat zij geen schriftelijke toestemming had verleend voor het aangaan van deze overeenkomst. Dexia, als rechtsopvolger van Bank Labouchere N.V. en Legio Lease B.V., heeft betoogd dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij als gerechtigde onder de WCAM-overeenkomst valt en geen opt-outverklaring heeft ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] niet tijdig een opt-outverklaring heeft ingediend en dat zij daardoor gebonden is aan de Duisenberg-regeling, die de gevolgen van de WCAM-overeenkomst regelt. De rechter heeft geoordeeld dat Dexia op de juiste wijze heeft gecommuniceerd over de opt-out mogelijkheid en dat het risico dat [eiseres] deze informatie niet heeft opgemerkt voor haar rekening komt. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Dexia.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 1033718 DX EXPL 09-202
Vonnis van: 17 maart 2010
F.no.: 639
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. A.H.J. Neels,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Procedure
Het volgende processtuk is ingediend:
- de dagvaarding van 16 maart 2009, met producties.
Bij rolmededeling van 24 maart 2009 is de zaak aangehouden in afwachting van een arrest van de Hoge Raad. Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de aangehouden zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling of voortprocederen.
Vervolgens zijn ingediend:
- de akte uitlaten van [eiseres] en de heer [persoon 1];
- een conclusie van [eiseres] en de heer [persoon 1];
- de conclusie van antwoord tevens houdende nadere conclusie van Dexia, met één productie.
Bij tussenvonnis van 19 december 2009 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 februari 2010. [eiseres] is niet verschenen. Verschenen is mr. Neels voornoemd, en namens Dexia [persoon 2] en mr. J.P. van den Berg. Partijen hebben bij deze gelegenheid hun standpunten toegelicht en inlichtingen verstrekt. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiseres] een akte verzoek uitlaten met producties en door Dexia per fax van 29 januari 2010 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren thans tot de gedingstukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. De echtgenoot van [eiseres], de heer [persoon 1] (hierna: [persoon 1]), heeft de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
73043493 11-7-1997 WinstVerdubbelaar € 10.054,79 60 maanden € 68,71
1.3. Per 10 juli 2002 heeft Dexia met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld volgens welke [persoon 1] nog € 825,96 was verschuldigd.
1.4. [eiseres] heeft [persoon 1], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst al was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
1.5. Bij brief van 1 september 2005 heeft (de raadsman van) [eiseres] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomst vernietigd en terugbetaling gevorderd van het totaalbedrag dat [persoon 1] aan Dexia heeft betaald vóór 15 oktober 2005 (hierna: de vernietigingsbrief).
1.6. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN AZ7033) de (gewijzigde) WCAM-overeenkomst van 8 mei 2006 (inclusief haar Bijlage A) (ook wel de “Duisenbergregeling”genoemd) verbindend verklaard voor de in artikel 2 van die overeenkomst gedefinieerde gerechtigden. Het hof heeft voorts bepaald binnen welke termijn de gerechtigden kunnen laten weten niet gebonden te willen zijn aan de verbindendverklaring (de opt-outperiode) zoals bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW.
1.7. Artikel 2 van de WCAM-overeenkomst bepaalt wie tot de kring van gerechtigden van de Duisenberg-regeling horen en daaraan zijn gebonden. Artikel 2 bepaalt, voor zover van belang, dat niet alleen de contractant zelf maar ook zijn eega tot deze kring hoort.
1.8. Artikel 14.1 van de WCAM-beschikking bepaalt als volgt:
“14.1 Elke Gerechtigde verleent aan Dexia en aan elke rechtspersonen waarmee Dexia op enig moment in een groep […] verbonden is geweest […] kwijting terzake van alle vorderingen die voortvloeien uit of in verband met de geldigheid, het aangaan en de uitvoering van de Effectenlease-overeenkomsten en de wijze waarop voor dergelijke overeenkomsten reclame is gemaakt of anderszins het aangaan daarvan is bevorderd, zulks met uitzondering van: […].”
2. Vorderingen [eiseres]
2.1. [eiseres] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de lease-overeenkomst te vernietigen en Dexia te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 5.893,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2005, althans
1 april 2008 en Dexia te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3. Standpunten [eiseres]
3.1. [eiseres] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat [eiseres] de de lease-overeenkomst bij brief van 1 september 2005 rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW, aangezien het een koop op afbetaling betreft.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia stelt allereerst dat [persoon 1] geen partij is in de onderhavige procedure, aangezien alleen [eiseres] Dexia heeft gedagvaard, terwijl bij nadere conclusie ten onrechte wordt uitgegaan van [eiseres] en [persoon 1] als eisers in de onderhavige procedure. Voorts heeft Dexia het volgende tot haar verweer aangevoerd. [eiseres] is niet ontvankelijk in haar vorderingen aangezien [eiseres] is aan te merken als gerechtigde bij de WCAM-overeenkomst, nu zij niet valt onder de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst en [eiseres] als echtgenote van een contractant ingevolge artikel 2 als gerechtigde moet worden beschouwd. [eiseres] noch [persoon 1] hebben tijdig een rechtsgeldige opt-outverklaring afgelegd. Zij zijn beiden gebonden aan de Duisenberg-regeling en hebben afstand gedaan van alle rechten uit hoofde van of verband houdend met de lease-overeenkomst, waaronder van het recht om een beroep op vernietiging te doen.
5. Beoordeling
5.1. Aangezien de dagvaarding uitsluitend is uitgebracht namens [eiseres] en niet (mede) namens [persoon 1], kan [persoon 1], ondanks het feit dat zowel [eiseres] als [persoon 1] in de akte uitlaten en een eerdere conclusie van [eiseres] beiden worden aangeduid als eisers, niet worden aangemerkt als procespartij.
Niet gebleken is immers van een verzoek tot voeging dan wel tussenkomst van [persoon 1] in de procedure. Voor zover [eiseres] heeft beoogd mede namens [persoon 1] (een) vordering(en) in te stellen, komt de kantonrechter aan de beoordeling van deze vordering(en) dan ook niet toe.
5.2. Dexia heeft vervolgens tot haar verweer aangevoerd dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vorderingen aangezien zij geen opt-outverklaring heeft afgelegd.
5.3. [eiseres] heeft hier tegenover gesteld dat er geen schikking met Dexia tot stand is gekomen omdat [persoon 1] en [eiseres] een dergelijke overeenkomst beiden hadden moeten ondertekenen. Het is volgens [eiseres] aan Dexia om te bewijzen dat er een schikking tot stand is gekomen. Daarbij heeft [eiseres] aangevoerd dat zij ‘nooit de mededeling van de opt-outverklaring heeft ontvangen’. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [eiseres] hiermee dat Dexia haar er niet persoonlijk op heeft gewezen dat zij een opt-outverklaring had moeten indienen om niet aan de Duisenberg-regeling gebonden te zijn.
5.4. Hier geldt het volgende. Op 27 juli 2005 is de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) in werking getreden. Deze wet biedt de mogelijkheid om een overeenkomst die voorziet in de afwikkeling van een massaschade en die is gesloten tussen een organisatie die de belangen van gedupeerden behartigt en de aansprakelijke partij of partijen, door de rechter algemeen verbindend te laten verklaren voor de gehele groep gedupeerden. Daartoe zijn onder meer de artikelen 7:907 BW e.v. ingevoerd. Na de verbindendverklaring heeft de overeenkomst tussen partijen en de gerechtigden de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst (artikel 7:908 lid 1 BW).
Op 23 juni 2005 is tussen Dexia en vier belangenorganisaties (de Stichting Leaseverlies, de Stichting Eegalease, de Vereniging Consumentenbond en de Vereniging van Effectenbezitters) een hoofdovereenkomst gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de WCAM in werking treedt conform het destijds aanhangige ontwerp van wet. Deze overeenkomst is bij aanvullende overeenkomst van 8 mei 2006 gewijzigd. Vervolgens heeft het hof Amsterdam op 25 januari 2007 de WCAM-overeenkomst algemeen verbindend verklaart (zie 1.6.).
5.5. Uit artikel 14.1 van de WCAM-overeenkomst volgt dat als eenmaal de WCAM-overeenkomst verbindend is geworden, gerechtigden Dexia kwijting verlenen ten aanzien van alle vorderingen die, kort gezegd, verband houden met overeenkomsten tot effectenlease. Ter zake heeft het hof Amsterdam in zijn beschikking van 25 januari 2007 uitdrukkelijk overwogen dat óók worden prijsgegeven eventuele vorderingen in verband met overeenkomsten die reeds door een buitengerechtelijke verklaring van de belegger of zijn eega zijn vernietigd. De WCAM-overeenkomst is immers een vaststellingsovereenkomst en dus een overeenkomst waarbij de partijen, voor zover thans van belang, ter beëindiging van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar binden aan een vaststelling van hetgeen tussen hen rechtens geldt, welke vaststelling bestemd is om ook te gelden voor zover zij mocht afwijken van de tevoren bestaande rechtstoestand (artikel 7:900 lid 1 BW).
5.6. De raadsman van [eiseres] heeft ter comparitie nog aangevoerd dat de bekendmaking van de WCAM-overeenkomst en de opt-out mogelijkheid in de landelijke dagbladen moge zijn gepubliceerd, maar dat [eiseres] in [woonplaats] woont en dat hij en zijn cliënte op (publicaties ter zake van) de WCAM-overeenkomst helemaal niet hebben gelet. Ten aanzien van de wijze waarop Dexia de uitstapmogelijkheid van de Duisenberg-regeling bekend moest maken, heeft het hof in zijn beschikking van 25 januari 2007 het volgende beslist. Dexia diende mededeling te doen van onder meer de verbindendverklaring, de gevolgen daarvan en de termijn waarbinnen en de wijze waarop de gerechtigden zich van de gevolgen van de verbindendverklaring konden bevrijden:
(a) bij gewone brief aan de bij Dexia bekende “gerechtigden” tot een vergoeding;
(b) bij advertentie in de nieuwsbladen De Volkskrant, De Telegraaf en het Financieele Dagblad;
(c) bij bericht op de website van Dexia.
Gesteld noch gebleken is dat Dexia de vereiste mededeling niet op de voorgeschreven wijze heeft gedaan. Hierbij wordt opgemerkt dat [eiseres] niet geldt als bekende “gerechtigde” zoals deze term onder (a) is gebruikt; deze bekende “gerechtigden”zijn (slechts) degenen die in het inleidende verzoekschrift zijn vermeld of zij die in de procedure bij het hof Amsterdam zijn verschenen. Het dient dan ook voor rekening en risico van [eiseres] te komen dat zij deze mededeling van Dexia niet heeft opgemerkt dan wel heeft nagelaten hierop actie te ondernemen.
5.7. Om niet gebonden te zijn aan de Duisenberg-regeling, had [eiseres] derhalve een opt-outverklaring moeten indienen. Nu niet is gebleken van een tijdig ingediende opt-outverklaring, is [eiseres] gebonden aan de Duisenberg-regeling in die zin dat zij afstand heeft gedaan van haar recht om Dexia uit hoofde van de lease-overeenkomst aan te spreken.
De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook worden afgewezen.
5.8. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van Dexia.
5.9. Hetgeen partijen overigens verdeeld houdt, behoeft geen verdere beoordeling meer.
Beslissing
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van Dexia en tot op heden begroot op € 500,- aan salaris gemachtigde en nihil aan verschotten;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter