ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9133
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.A.M. van Oosten
- A.W.H. Vink
- J.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inzet van criminele burgerinfiltrant door Duitse autoriteiten in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter discussie stond. De rechtbank constateerde dat het openbaar ministerie gedurende een aanzienlijke periode heeft toegestaan dat het Duitse Zoll Kriminal Amt (ZKA) gebruik maakte van een criminele burgerinfiltrant op Nederlands grondgebied, zonder dat de wettelijke waarborgen die hiervoor in Nederland gelden, in acht zijn genomen. Dit leidde tot een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor de belangen van de verdachte in het geding kwamen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte recht had op een eerlijke behandeling van zijn zaak, wat in dit geval niet was gewaarborgd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie al sinds 30 maart 2009 op de hoogte was van de samenwerking tussen de verdachte en het Duitse ZKA, maar verzuimd heeft om deze cruciale informatie in het dossier op te nemen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om transparant te zijn over de inzet van informanten en de wettelijke vereisten die daarbij komen kijken.