ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9075

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-2651 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en de noodzaak van verhuizing

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], een beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, waarbij haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen werd afgewezen. De rechtbank Amsterdam heeft op 1 maart 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de Wet werk en bijstand (WWB). Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd in verband met haar verhuizing naar een nieuwe woning, waarbij zij kosten maakte voor de aanschaf van een bankstel, matrassen, behang, verf en gordijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door verweerder op 26 februari 2009 was afgewezen, en dat het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing op 13 mei 2009 ongegrond was verklaard.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2009 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven om aanvullende documenten over te leggen. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank de zaak beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de aanschaf van een bankstel niet noodzakelijk waren in verband met de verhuizing, maar dat de overige kosten wel samenhingen met de verhuizing. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op de bijzondere bijstand, maar dat de rechtbank wel heeft geoordeeld dat de afwijzing niet deugdelijke motivering had.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- en heeft bepaald dat het griffierecht van € 41,- aan eiseres dient te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2651 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. E.Stap,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. R. Lo Fo Sang.
Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 26 februari 2009 de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen afgewezen (het primaire besluit).
Bij besluit van 13 mei 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2009. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde. Tevens is verschenen [tolk], als tolk.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid te stellen een leesbaar exemplaar van de inschrijving bij WoningNet van
17 juli 2006 te overleggen. De gemachtigde van eiseres heeft hierop gereageerd op
3 november 2009. De gemachtigde van verweerder heeft op 19 november 2009 een reactie gegeven. Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om de behandeling van het beroep zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiseres heeft in verband met haar verhuizing naar [woonplaats] op 14 februari 2009 bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van een bankstel, matrassen, behang, verf en gordijnen. Zij heeft in een later stadium aangegeven geen bijzondere bijstand voor een matras nodig te hebben, omdat zij zelf een tweedehands bed heeft geregeld.
2. Verweerder stelt dat de noodzaak om te verhuizen op grond van medische of andere redenen niet is aangetoond. Evenmin is gebleken dat eiseres een aanvraag voor verhuiskostenvergoeding bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (hierna: DMO) heeft ingediend. Ook had eiseres enige tijd om te reserveren omdat eiseres gezien het inschrijvingsbewijs van 2007 (lees: 2006) bij Woningnet geacht moet worden vanaf dat jaar van plan te zijn om te verhuizen. Het feit dat eiseres niet kon reserveren vanwege schulden levert geen bijzondere omstandigheid. Bij het bankstel gaat het om kosten van vervanging omdat het bankstel versleten is. Voor het bankstel is dus geen sprake van bijzondere kosten.
3. Eiseres voert aan dat zij is verhuisd op grond van medische redenen. Er bestond een medische noodzaak tot verhuizing. Deze noodzaak brengt een bijzondere omstandigheid mee, terwijl de verhuizing niet voorzienbaar was. Als gevolg hiervan heeft eiseres geen reserveringen kunnen doen. Aangezien eiseres al jarenlang leeft van een bijstandsuitkering, betwist zij dat reserveren mogelijk is (geweest). Voorts betwist eiseres dat de aan haar afgegeven urgentie en/of haar inschrijving niet (mede) op grond van medische redenen is verstrekt. Eiseres heeft aangevoerd dat de gemaakte kosten noodzakelijk waren en dat een beroep op een voorliggende voorziening niet mogelijk was.
4. In geschil is de vraag of verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de aanschaf van een bankstel, behang, verf en gordijnen, terecht heeft afgewezen.
5. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
6. Volgens vast rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld te worden of de kosten zich voordoen, vervolgens of de kosten noodzakelijk zijn en daarna of de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Tenslotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Het aspect van de reserverings(on)mogelijkheden moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (zie de uitspraak van 27 februari 2007, te vinden op rechtpsaak.nl onder nummer LJN: BA0163).
7. Volgens vaste rechtspraak van CRvB heeft het betrokken bestuursorgaan bij de beantwoording van de vraag of aan de wettelijke voorwaarden voor verlening van bijzondere bijstand is voldaan, uitsluitend ten aanzien van de draagkracht beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de vraag of sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan komt het bevoegde bestuursorgaan gelet op de tekst van artikel 35, eerste lid, van de WWB geen beoordelingsvrijheid toe. De bestuursrechter dient zich daarover dan ook ten volle een eigen oordeel te vormen en is niet gebonden aan beleids(regels) van het bestuursorgaan (zie onder meer de uitspraak van 28 juli 2009, LJN: BJ4436).
8. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor de aanschaf van een bankstel niet samenhangen met de verhuizing. De verhuizing noopte niet tot de aanschaf van een nieuw bankstel. Een bankstel is een duurzaam gebruiksgoed. De overige kosten hangen wel samen met de verhuizing.
9. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat afzonderlijke bijstandsverlening niet mogelijk is, tenzij de kosten noodzakelijk zijn en de kosten voorvloeien uit bijzondere omstandigheden.
10. Niet is in geschil dat deze kosten zich voordoen. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of sprake is de kosten in verband met verhuizing en de kosten van de vervanging van de bank noodzakelijk zijn.
11. De rechtbank merkt op dat verweerder niet heeft gesteld dat er geen noodzaak tot vervanging van de bank bestaat. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat vervanging van de bank noodzakelijk is.
12. Anders dan verweerder in het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de verhuizing noodzakelijk is. In het rapport van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 19 februari 2009 is geconcludeerd dat eiseres wegens knieklachten een medische contra-indicatie heeft voor het gebruik maken van meer dan één trap van meer dan veertien treden. Uit de na de zitting overgelegde leesbare inschrijving bij Woningnet van 19 juli 2006 blijkt dat eiseres een WVG/WMO kandidaat indicatie heeft. Uit latere door verweerder bij Woningnet ingewonnen informatie blijkt dat dit een medische indicatie betreft. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat haar oude woning een trap met 30 treden had. Gelet op het rapport van de CIZ is deze woning niet geschikt voor eiseres. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij is verhuisd naar een woning met zestien treden. Deze woning past dan ook beter bij haar beperkingen dan haar vorige woning.
13. De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of deze noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
14. Verweerder heeft in zijn nadere reactie van 19 november 2009 aangegeven dat eiseres niet in aanmerking komt voor een voorliggende voorziening bij de Dienst Zorg en Samenleving. Indien en voor zover verweerder bij het bestreden besluit heeft beoogd te stellen dat wat de kosten in verband met de verhuizing sprake was van een voorliggende voorziening, dan leidt de rechtbank uit deze nadere reactie af dat verweerder dat standpunt niet langer handhaaft.
15. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een plotselinge verhuizing. Eiseres beschikt immers al geruime tijd, sedert 19 juni 2006, over deze inschrijving als WVG/WMO kandidaat bij Woningnet. Dit betekent dan ook dat eiseres al die tijd de gelegenheid heeft gehad om te reserveren. De stelling van eiseres dat zij in de onmogelijkheid verkeerde om te reserveren omdat zij al jarenlang in de bijstand zit onderschrijft de rechtbank niet. De bijstandsnorm biedt ruimte om te reserveren. Voorts overweegt de rechtbank dat het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte verband houdt met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, niet wordt aangemerkt als bijzondere omstandigheid. Volgens vaste rechtspraak kunnen schulden dan wel het ontbreken van reserveringsruimte als gevolg daarvan niet op de WWB worden afgewenteld.
16. Vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) omdat het niet op een deugdelijke motivering berust. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt in aanmerking om te worden vernietigd. Echter, gelet op hetgeen hierboven is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
17. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eiseres voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). De rechtbank zal verweerder opdragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
? verklaart het beroep gegrond;
? vernietigt het bestreden besluit;
? bepaalt dat de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
? veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres van deze procedure tot een bedrag van € 644,- (zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank;
? bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 41,- (eenenveertig euro) aan eiseres dient te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Kruit, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2010.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB