Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoeker is verdachte in bij deze rechtbank onder parketnummers [ ] en [ ] aanhangige strafzaken.
b) De zaak van verzoeker stond aanvankelijk op de zitting van 20 april 2009 en is toen aangehouden voor onbepaalde tijd. De inhoudelijke behandeling is vervolgens bepaald op 9 november 2009. Bij fax van 1 november 2009 heeft de toenmalige raadsman van verzoeker, mr. [ ], aan de rechtbank meegedeeld zich om hem moverende redenen terug te trekken als raadsman van verzoeker.
c) Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 november 2009 heeft de voorzitter, nadat de zaak was voorgedragen, de officier van justitie gevraagd naar diens standpunt met betrekking tot de tekst van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde in de dagvaarding met parketnummer [ ], nu daarin volgens de voorzitter twee tegenstrijdige beschuldigingen, te weten het “gewoontewitwassen” en het “schuldwitwassen” leken te zijn opgenomen. De officier van justitie heeft daarop verklaard dat de tekst van dat gedeelte van de tenlastelegging ziet op het verwijt dat verdachte zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt.
d) De zitting van 9 november 2009 is voor het overige gewijd aan de behandeling van het verzoek om aanhouding van verzoeker, die heeft verklaard dat zijn voormalige advocaat zich had teruggetrokken en dat hij actief op zoek was naar een nieuwe advocaat.
De voorzitter heeft meegedeeld dat de rechters kennis hadden genomen van een proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2009, opgemaakt door de verbalisant [ ], inhoudende – zakelijk weergegeven – bevindingen van de verbalisant naar aanleiding van bij verzoeker tijdens een huiszoeking aangetroffen correspondentie van [ ], gericht aan verzoeker.
De officier van justitie heeft daarop verklaard dat hij zich verzette tegen aanhouding van de behandeling van de strafzaken. Volgens hem plaatste het door de voorzitter voorgehouden proces-verbaal het verhaal van verzoeker in een dubieuze setting, omdat in het desbetreffende proces-verbaal kort gezegd was opgenomen dat tijdens een op 3 november 2009 in de woning van verzoeker gehouden doorzoeking correspondentie tussen verzoeker en de inmiddels veroordeelde [ ] was aangetroffen, waarin blijk werd gegeven van een vooropgezet plan - à la de aanhouding in de aanhangig zijnde strafzaak tegen [ ] - met betrekking tot de terugtrekking van de raadsman van verzoeker, dat erop gericht was om uitstel te creëren. De terugtrekking van de raadsman was volgens de officier van justitie opmerkelijk, te meer nu verzoeker in deze strafzaak al één jaar lang door de raadsman was bijgestaan.
Verzoeker heeft daarop verklaard dat er geen opzet in het spel is geweest en dat zijn voormalige advocaat zijn redenen had om zich terug te trekken. Eén van die redenen was dat hij het niet eens was met verzoeker over de getuigen die in de strafzaak met parketnummer [ ] moesten worden gehoord.
e) De rechters hebben blijkens het proces-verbaal bij monde van de voorzitter als hun beslissing op het verzoek tot aanhouding van verzoeker meegedeeld:
- gelet op de inhoud van het voornoemde proces-verbaal en – in relatie daarmee- de inhoud van de faxberichten van mr. [ ] en verdachte, zijn er substantiële aanwijzingen dat de terugtrekking van mr. [ ] en het daaropvolgende aanhoudingsverzoek van verdachte onderdeel uitmaken van een vooropgezet plan om de procedure te vertragen. Wat dat betreft heeft verdachte de schijn tegen;
- het op grond daarvan voortzetten van de behandeling van de strafzaak zonder bijstand van een raadsman, acht de rechtbank echter niet wenselijk, nu verdachte, mede gelet op de omvang van het dossier en de toevoeging van de nieuwe beschuldiging, in de gelegenheid moet worden gesteld een optimale verdediging te voeren;
- de voortzetting van de behandeling op 28 december 2009 wordt, gelet op de betrekkelijk korte periode waarin dan eventueel nader onderzoek zou moeten worden verricht en gelet op de in verband met de daarom heen liggende feestdagen te verwachte beperkte beschikbaarheid van betrokken partijen niet mogelijk geacht;
het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van 18 februari 2010 om 9.30 uur, teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen zich van rechtsbijstand te voorzien. De voorzitter merkt daarbij op dat in beginsel sprake is van een eenmalige beslissing tot aanhouding om de voornoemde reden;
- de stukken worden in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbang, teneinde in de strafzaak met parketnummer[ ] eventueel door de verdediging nader op te geven en door hem, de rechter-commissaris, noodzakelijk te achten getuigen te horen – zij het wel onder de voorwaarde dat een verzoek tot het horen van die getuigen uiterlijk binnen 30 dagen vanaf heden wordt gedaan – en voorts al datgene te verrichten wat hij in het belang van het onderzoek acht.
f) De vorige raadsman van verzoeker heeft de huidige raadsman van verzoeker bij brief van 5 december 2009 meegedeeld dat hij om hem moverende redenen op eigen initiatief de verdediging van verzoeker heeft neergelegd en dat daartoe van verzoeker nooit enig initiatief is uitgegaan.
g) Bij brief van 18 december 2009 heeft de raadsman van verzoeker aan de voorzitter van de meervoudige kamer verzocht om de zitting van 18 februari 2010 het karakter te geven van een regiezitting en de inhoudelijke behandeling te laten plaatsvinden in of omstreeks de maanden juni/juli a.s., omdat hij gelet op de omvang van het dossier en de grote belangen van verzoeker meer voorbereidingstijd nodig had.
h) Bij e-mail van 28 december 2009 heeft een medewerkster van de “Afdeling Verkeerstoren” van de rechtbank namens de voorzitter aan de raadsman van verzoeker meegedeeld dat “het verzoek niet wordt ingewilligd”.
i) In de daarop volgende briefwisseling tussen de raadsman van verzoeker en de voorzitter van de meervoudige kamer heeft de raadsman van verzoeker zich op het standpunt gesteld dat het initiatief om zich te ontrekken kort voor de zitting van 9 november 2009 is uitgegaan van de vorige raadsman van verzoeker en dat hij meer voorbereidingstijd nodig had, mede gelet op de omvang van het dossier. De voorzitter heeft zich bij brief van 12 januari 2010 op het standpunt gesteld dat een voorbereidingstijd van ruim twee maanden in deze zaak niet als onredelijk kort kan worden aangemerkt. Hij zag geen aanleiding om op voorhand in te stemmen met een derde aanhouding in de zaak en is niet ingegaan op het verzoek van de raadsman tot een persoonlijk onderhoud.
j) Verzoeker heeft in de zaak met parketnummer [ ] aan de rechter-commissaris drie getuigen voorgedragen. De rechter-commissaris heeft beslist dat twee getuigen zouden worden gehoord op 15 februari 2009. Naar aanleiding van contact met de raadsman van verzoeker op 8 februari 2010 is de rechter-commissaris ervan uitgegaan dat de behandeling op 18 februari 2010 zou worden aangehouden en heeft zij beslist dat het geplande getuigenverhoor geen doorgang zouden vinden en zou worden uitgesteld. Nadat de voorzitter van de meervoudige kamer haar had laten weten dat het verzoek om aanhouding niet op voorhand zou worden gehonoreerd, heeft de rechter-commissaris alsnog beslist dat de getuigenverhoren op 15 februari 2010 doorgang zouden vinden.