ECLI:NL:RBAMS:2010:BL8526
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.A.M. van Oosten
- A.W.H. Vink
- J.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inzet van criminele burgerinfiltrant door Duitse autoriteiten leidt tot niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als informant voor het Duitse Zoll Kriminal Amt (ZKA) werkte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie gedurende een aanzienlijke periode heeft toegestaan dat de verdachte, die als criminele burgerinfiltrant fungeerde, op Nederlands grondgebied handelingen verrichtte zonder dat aan de wettelijke waarborgen was voldaan. Dit leidde tot een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor de verdachte niet het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak heeft gekregen. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, omdat cruciale ontlastende informatie over zijn informantenstatus niet in het dossier was opgenomen. De rechtbank benadrukte dat het openbaar ministerie op de hoogte was van de samenwerking van de verdachte met de Duitse autoriteiten, maar deze informatie niet tijdig heeft gedeeld, wat de belangen van de verdediging ernstig heeft geschaad. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.