ECLI:NL:RBAMS:2010:BL7112

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/467050-08 VI-99-000003-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling na overtreding van voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 januari 2010 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De vordering tot herroeping was ingediend door de officier van justitie op 28 oktober 2009, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan strafbare feiten en zich niet hield aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling waren verbonden. De veroordeelde was op 8 oktober 2008 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging op 23 oktober 2008 was gestart. De voorwaardelijke invrijheidsstelling was op 29 april 2009 verleend, onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich niet schuldig zou maken aan nieuwe strafbare feiten en zich zou houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

Tijdens de openbare terechtzitting op 21 december 2009 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie behandeld. De veroordeelde en zijn raadsman hebben erkend dat de bijzondere voorwaarden zijn overtreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering ontvankelijk was en dat zij bevoegd was om deze te behandelen, aangezien de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen ook ter beoordeling aan de rechtbank waren voorgelegd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, zoals het melden bij de reclassering en het meewerken aan behandeling. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen en bepaald dat de veroordeelde nog 237 dagen van zijn gevangenisstraf moet ondergaan. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/467050-08
VI-zaaknummer: 99-000003-14
BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 28 oktober 2009, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 oktober 2008, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1975 op,
gedetineerd in PI Noord Holland Noord “Schutterswei”, Prins Bernardlaan 16 te Alkmaar
Bij voormeld vonnis is [verdachte] voornoemd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf is gestart op 23 oktober 2008.
Veroordeelde is, gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 29 april 2009 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Voorts zijn er aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling de navolgende bijzondere voorwaarden verbonden:
- Veroordeelde moet zich binnen drie dagen volgend op 29 april 2009 melden bij de reclassering (in casu Jellinek Mentrum/Justitiële verslavingszorg) en zich gedurende een door die instelling te bepalen periode blijven houden onder toezicht en leiding van die instelling en zich gedurende de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedragen naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat noodzakelijk oordeelt;
- Veroordeelde moet meewerken aan plaatsing in een behandelingsinstelling voor gespecialiseerde verslavingszorg, zich houden aan behandelafspraken en behandeling ondergaan zolang die instelling dat noodzakelijk acht.
De voorwaardelijke invrijheidsstelling, evenals genoemde algemene en bijzondere voorwaarden, is gebaseerd op het besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 22 april 2009.
De inhoud van de vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 28 oktober 2009 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaardingen met het parketnummer 13/420973-09 en 13/420562-09. Voorts heeft de veroordeelde zich niet gehouden aan voornoemde bijzondere voorwaarden.
Immers:
“1. Op 28 mei 2009 heeft JVZ Jellinek een rapportage Overtreding Bijzondere Voorwaarde
ingestuurd aan de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling van het openbaar
ministerie. Uit deze rapportage blijkt dat betrokkene zich in strijd met de aan hem
opgelegde bijzondere voorwaarden niet begeleidbaar heeft opgesteld en zich niet gedraagt
naar de aanwijzingen die hem door of namens de Jellinek worden gegeven. Zo blijkt uit
onder meer dat:
- betrokkene weigert een toezichtsovereenkomst met de Jellinek te tekenen
- betrokkene, die z.v.w.o.v.p. is, zich op 4 mei 2009 agressief heeft gedragen jegens een
bewaker van het instroomhuis HvO Querido, waarna hem aldaar de toegang is geweigerd.
- betrokkene op 12 mei 2009 niet verscheen op een afspraak bij de reclassering.
- betrokkene op 18 mei 2009 door de politie, met tussenkomst van Vangnet en Advies van
de GGD naar het passantenverblijf van HvO Querido is gebracht, maar dat hij daar op eigen
initiatief weer is vertrokken. Betrokkene heeft niet aangegeven waar hij dan wel zou
verblijven.
- betrokkene heeft geweigerd om zich opnieuw voor een passantenverblijf aan te melden.
- betrokkene bij de reclassering heeft gedreigd dat hij iemand iets aan zou doen, waarbij het
“niet om 1 persoon zou gaan” en dat hij iets ergs zou doen “waarvoor hij TBS kan krijgen.”
2. Op 3 juni 2009 is betrokkene aangehouden op verdenking van het plegen van meerdere
nieuwe strafbaar feiten, te weten vernieling (2x), wederspannigheid en bedreiging en
belediging van een ambtenaar in functie (parketnr. 420562-09). Betrokkene is voor deze
feiten in verzekering gesteld en op 5 juni 2009 heeft de rc de inbewaringstelling en de
schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
3. Op 1 juli 2009 heeft de rechtbank op vordering van het openbaar ministerie de schorsing
van de voorlopige invrijheidstelling opgeheven. Daarbij is als voorwaarde onder meer
bepaald betrokkene zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Op 20 juli
2009 is er een retourbericht van de Jellinek ontvangen, waaruit blijkt dat betrokkene zich niet
aan de door de rechtbank gestelde voorwaarden heeft gehouden. Op 15 juli 2009 heeft hij
een medewerker en een medebewoner van de Wier bedreigd. Daarna is hij weggegaan en
de dag daarna, op 16 juli 2009, weer teruggekomen. Toen heeft hij een deur ingetrapt en een
tv en andere goederen gestolen. Ook heeft hij bij een urinecontrole positief getest voor
cocaïne. Hierop is betrokkene geschorst bij De Wier. Uit het retourbericht blijkt voorts dat de
reclassering niet weet waar betrokkene zich bevindt.
4. Op 5 oktober 2009 is betrokkene wederom aangehouden, ditmaal op verdenking van
diefstal en het opgeven van een valse naam (parketnr. 420973-09). Betrokkene is voor deze
feiten door de rc met ingang van 7 oktober 2009 in bewaring gesteld. Op een vordering
gevangenhouding die diende op de raadkamer van 19 oktober 2009 is de voorlopige
hechtenis van betrokkene geschorst m.i.v. 20 oktober 2009.
5. Op 21 oktober 2009 is betrokkene aangehouden door de politie Zaanstreek-Waterland
(mede op grond van een uitstaande signalering in het kader van de v.i.). Vervolgens is
betrokkene op 23 oktober 2009 voorgeleid aan de rc voor een behandeling van een
vordering tot schorsing van de v.i. Deze vordering is toegewezen.”
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- Voormeld vonnis;
- Voormeld besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling;
- Een Bevel Schorsing voorwaardelijke invrijheidssteling d.d 23 oktober 2009;
- Een brief d.d. 28 mei 2009 van JVZ Jellinek te Amsterdam, waarin [persoon 1] en [persoon 2], respectievelijk werkbegeleider en toezichthouder, aan de officier van justitie te kennen geven dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden.
- Een afloopbericht toezicht d.d. 20 juli 2009 van JVZ Jellinek te Amsterdam waarin [persoon 1] en [persoon 2], respectievelijk werkbegeleider en toezichthouder, aan de officier van justitie te kennen geven dat veroordeelde zich (wederom) niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering en dat voortzetting van het contact niet langer mogelijk en gewenst is gebleken.
Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 21 december 2009 en heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de feiten waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd. De behandeling van deze feiten is aangehouden voor onbepaalde tijd.
De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsman mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord gevoerd en, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat door veroordeelde inderdaad de bijzondere voorwaarden zijn overtreden.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping.
De beoordeling
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 30 oktober 2009 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de gronden bevat waarop zij berust.
De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vordering, omdat strafbare feiten die in de proeftijd zouden zijn gepleegd (met parketnummers 13/420973-09 en 13/420562-09), haar ook ter beoordeling zijn voorgelegd en de rechtbank voorts in eerste aanleg heeft geoordeeld in de hoofdzaak waar de voorwaardelijke invrijheidsstelling betrekking op heeft.
Aangezien de behandeling van de voornoemde strafbare feiten is aangehouden, is niet in rechte vastgesteld dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Veroordeelde heeft echter, blijkens voornoemde brief en afloopbericht van de reclassering (JVZ Jellinek), de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan het besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling niet nageleefd. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat er termen aanwezig zijn om de vordering toe te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde op 3 juni 2009 ex artikel 15h lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is aangehouden en dat op 5 juni 2009 de voorwaardelijke invrijheidsstelling is geschorst door de rechter-commissaris van deze rechtbank. Op 1 juli 2009 heeft deze rechtbank op vordering van het openbaar ministerie de schorsing van de voorlopige invrijheidsstelling opgeheven. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf kan worden geacht te zijn hervat gedurende de periode van 3 juni 2009 tot en met 1 juli 2009, zijnde 28 dagen.
De rechtbank stelt voorts vast dat veroordeelde op 21 oktober 2009 ex artikel 15h lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is aangehouden en dat op 23 oktober 2009 de voorwaardelijke invrijheidsstelling is geschorst door de rechter-commissaris van deze rechtbank. Blijkens artikel 15h van het Wetboek van strafrecht eindigt de schorsing van rechtswege op de datum van de uitspraak van onderhavig vonnis. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf kan worden geacht te zijn hervat gedurende de periode van 21 oktober 2009 tot en met 4 januari 2010, zijnde 75 dagen.
De rechtbank concludeert op basis van bovenstaande, dat van de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van na te noemen duur, reeds 103 dagen zijn ondergaan in verband met schorsing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen: 15, 15h, 15i en 15j van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 237 dagen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open
Deze beslissing is genomen door
mr. J.H.J. Evers voorzitter,
mrs. W.C.J. Robert en E. van Sliedregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M. Noordzij, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2010.
De jongste rechter is buiten staat
deze beslissing te ondertekenen
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van JVZ Jellinek te Amsterdam belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,