ECLI:NL:RBAMS:2010:BL6798
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.H. Marcus
- L.M. Kroon
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onduidelijke plaatsaanduiding in strafzaak tegen verdachte voor gebruik van gasolie met te hoog zwavelgehalte
In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ten laste was gelegd dat zij op of omstreeks 12 januari 2008 gasolie met een te hoog zwavelgehalte had gebruikt binnen de territoriale wateren van Nederland en/of te Vlissingen. De tenlastelegging was gebaseerd op de Wet inzake de luchtverontreiniging en het Besluit zwavelgehalte brandstoffen. De verdachte was gevestigd in de Bondsrepubliek Duitsland en het motorschip waarop de gasolie werd gebruikt, voer onder de vlag van [A & B]. Tijdens de terechtzittingen op 27 november 2009 en 5 februari 2010 heeft de rechter de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld.
De rechter oordeelde dat de plaatsaanduiding in de dagvaarding, namelijk “binnen de territoriale wateren van Nederland en/of Vlissingen”, niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de dagvaarding een nauwkeurige opgave van de plaats bevat waar het feit zou zijn begaan, zodat de rechter kan vaststellen of hij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. In dit geval was het niet duidelijk of de rechtbank Amsterdam bevoegd was, omdat de verdachte geen woon- of verblijfplaats had in het arrondissement Amsterdam en de dagvaarding niet stelde dat het feit binnen het rechtsgebied van de rechtbank was gepleegd.
De rechter concludeerde dat de dagvaarding nietig moest worden verklaard, omdat de aanduiding in de dagvaarding onvoldoende was om de bevoegdheid van de rechtbank vast te stellen. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en nauwkeurige plaatsaanduiding in de dagvaarding, niet alleen voor de verdachte, maar ook voor de rechterlijke bevoegdheid. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H. Marcus, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Kroon, griffier, en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.