ECLI:NL:RBAMS:2010:BL6795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/432285-07 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van een apotheker voor illegale verkoop van ergotamine tartraat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als enig aandeelhouder en beherend apotheker van apotheek [naam 4] B.V. verantwoordelijk was voor de inkoop van grondstoffen. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van de vervaardiging van LSD door het voorhanden hebben van ergotamine tartraat, een stof die in het illegale circuit wordt gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verantwoordelijkheden, verzuimd had toezicht te houden op de inkopen van zijn hoofdassistent, waardoor twee ongebruikelijke bestellingen van 100 gram ergotamine tartraat onopgemerkt zijn gebleven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als feitelijk leidinggevende van de apotheek tekortgeschoten was in zijn toezichthoudende taak en dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat via zijn apotheek grondstoffen voor de vervaardiging van verdovende middelen werden besteld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van € 7.000,-, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor een tweede feit, omdat het gedoogbeleid ten aanzien van de meldingsplicht in de ten laste gelegde periode niet was nageleefd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/432285-07 (PROMIS)
Datum uitspraak: 8 maart 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van Laere en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.H. Wormhoudt, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd zoals gewijzigd ter terechtzitting, dat
feit 1 primair
Apotheek [naam 4] B.V. op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 19 juli 2000 tot en met 13 april 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het derde en/of het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (grote) hoeveelheden LSD (lyserginezuur en/of afleidingen en/of derivaten daarvan/daarmee), in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet en vermeld op de bij die wet behorende lijst I, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen hebben/heeft bewogen vorenbedoelde feit(en) te plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) hebben/heeft verschaft en/of
- voorwerpen en/of stoffen voorhanden hebben/heeft gehad, waarvan zij/hij wist/en of ernstige reden had/den om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit/en,
hebbende voornoemde B.V. (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) (totaal 205 gram) ergotamine tartraat, zijnde een/de grondstof voor lysergide, (de werkzame stof voor/in LSD) voorhanden gehad en/of afgeleverd, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
artikel 10a Opiumwet jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht
feit 1 subsidiair
Apotheek [naam 4] B.V. op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 19 juli 2000 tot en met 13 april 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een geregistreerde stof van de categorie 1 van de bijlage 1 bij de richtlijn, te weten een of meer hoeveelhe(i)d(en) van ergotamine tartraat zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in de handel hebben/heeft gebracht, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
artikel 3 Wet voorkoming misbruik chemicaliën jo artikel 51 Wetboek van
Strafrecht
feit 2
Apotheek [naam 4] B.V op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 19 juli 2000 tot en met 13 april 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als deelnemer aan het handelsverkeer als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder e van de verordening hebben/heeft nagelaten de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onverwijld in kennis te stellen van alle voorvallen die doen vermoeden dat geregisteerde stoffen, in casu 205 gram ergotamine tartraat, die in de handel zullen worden gebracht, misbruikt kunnen of zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
artikel 2 Wet voorkoming misbruik chemicaliën jo artikel 51 Wetboek van
Strafrecht
2. Voorvragen
ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
ten aanzien van feit 2
2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft meegedeeld dat in de ten laste gelegde periode een gedoogbeleid werd gehanteerd ten aanzien van de meldingsplicht als bedoeld in artikel 2 Wet voorkoming misbruik chemicaliën in die zin dat bij leveringen van minder dan 2 kilo van één stof geen verklaring werd verlangd. Dientengevolge is zij van oordeel dat het niet op zijn plaats is verdachte ten aanzien van feit 2 een straf op te leggen.
2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het door de officier van justitie gestelde, in de ten laste gelegde periode kennelijk gehanteerde gedoogbeleid meebrengt dat verdachte gerechtvaardigd erop heeft mogen vertrouwen dat hij ter zake van de hem onder 2. verweten gedragingen niet zou worden vervolgd, zodat daarop thans niet meer kan worden teruggekomen. Dit brengt mee dat de officier van justitie ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk is in de vervolging.
3. De feiten
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten af.
3.1 Aantreffen potjes ergotamine tartras (hierna ook: ergotamine) in LSD Laboratorium.
Op 13 april 2005 treft de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland in Amsterdam een productieplaats voor de vervaardiging van synthetische drugs (LSD) aan en ontmantelt deze.
In de productieplaats treft men onder andere aan een potje met op het etiket het opschrift "ergotamine tartraat chargenummer 02H27FR-166236 [naam 1]" en een potje met op het etiket het opschrift "[naam 2] B.V. ergotamine tartras 100 gr charge 00A18GR-503641".i
3.2 Onderzoek herkomst potjes ergotamine.
Hierop wordt een onderzoek ingesteld bij [naam 2] B.V dat - onder andere via haar zusterbedrijven [naam 3] en [naam 1] Farmaceuticals B.V. - farmaceutische grondstoffen verkoopt aan apothekers.ii
Uit de administratie van [naam 2] B.V. blijkt dat de levering met chargenummer 00A18GR-503641 betrekking had op 1 pot met 100 gram ergotamine tartras, die door apotheek [naam 4] te Amsterdam was besteld bij [naam 3] B.V. en vervolgens door [naam 2] op 19 juli 2000 aan [naam 4] was geleverd.iii Verder bleek uit de administratie van [naam 2] B.V. dat op gelijke wijze op 25 juli 2000 een tweede pot met 100 gram ergotamine tartras aan apotheek [naam 4] was geleverd.iv Voor beide leveringen zijn door [naam 3] aan apotheek [naam 4] facturen verstuurd die vervolgens ook door [naam 4] zijn betaald. Uit onderzoek bij [naam 3] bleek dat het uitzonderlijke bestellingen betrof in die zin dat volgens het relatiedossier door apotheek [naam 4] voornamelijk verbandmiddelen bij [naam 3] werden besteld en deze beide leveringen de enige leveringen van grondstoffen door [naam 3] aan apotheek [naam 4] zijn geweest in de periode van 2000 tot 2004.v
3.3 Apotheek [naam 4].
[verdachte] -verdachte- is vanaf 1995 tot 3 november 2004 - aanvankelijk direct, later middellijk via [naam 5] B.V. - enig aandeelhouder geweest van apotheek [naam 4] B.V. De onderneming werd steeds gedreven voor rekening van verdachte,vi Verdachte was in die periode de beherend apotheker van apotheek [naam 4].vii Verdachte deed binnen de onderneming de financiële administratie. [naam 6] was tot 2003 als hoofdassistent werkzaam bij apotheek [naam 4] B.V.. Hij hield zich bezig met de inkoop en was verantwoordelijk voor de gang van zaken.viii [naam 6] heeft in 2000 namens apotheek [naam 4] grote hoeveelheden ergotamine tartraat besteld bij [naam 3]. Verdachte heeft in ieder geval de factuur van de bestelling van 19 juli 2000 betaald via een daartoe door hem ingevulde overschrijvingskaart.ix
3.4 Ergotamine tartras.
De stof ergotamine tartras (of tartraat) wordt bij legaal gebruik toegepast bij behandeling van migraine. In apotheek [naam 4] werd in dat verband op recept per maand tussen 360 en 540 milligram ergotamine, in zetpillen en/of capsules verwerkt. In het illegale circuit wordt deze stof gebruikt als grondstof tot het vervaardigen van LSD. Ergotamine dient als grondstof voor de productie van Lysergide, de werkzame stof van LSD.x De bestelling van 2 maal 100 gram ergotamine is een zeer grote, ongebruikelijke hoeveelheid voor een apotheek.xi Daarvan kunnen 200.000 migrainetabletten worden gemaakt en dat is een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid. Uit de administratie van apotheek [naam 4] blijkt niet wat er met de in 2000 geleverde 200 gram ergotamine is gebeurd.xii
4. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
4.1 Het standpunt van de verdediging
Na bestudering van de processtukken in de zaken tegen veroordeelden [naam 7] en [naam 8] stelt de verdediging zich op het standpunt dat bij het aantreffen van de potjes ergotamine tartras in het LSD-laboratorium sprake is van onrechtmatig binnentreden ter inbeslagneming. De doorzoeking die op 13 april 2005 heeft plaatsgevonden ter inbeslagname vond plaats op grond van artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), een artikel dat volgens de verdediging geen juridische basis biedt voor deze actie.
Daarnaast voert de verdediging aan dat de hulpofficier van justitie niet tot doorzoeking was gemachtigd door de officier van justitie zoals op grond van artikel 96c lid 2 Sv had dienen te gebeuren. Ook was er geen sprake van 'dringende noodzakelijkheid' en is niet gebleken dat 'het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht'. Op grond van dit onrechtmatig aantreffen van de potjes waaraan verdachte wordt 'gelinkt', dienen alle verdere onderzoeksresultaten als 'fruits of the poisonous tree' te worden aangemerkt en van bewijs te worden uitgesloten. Op grond daarvan is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen is ten laste gelegd.
Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet kan worden verweten feitelijk leiding te hebben gegegeven aan de in de tenlastelegging omschreven gedraging. Er is geen sprake van dat verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege heeft gelaten, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was en hij heeft ook niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedraging zich zou voordoen. Verdachte had er -naar het oordeel van de verdediging- geen rekening mee hoeven te houdend dat ondergeschikten in het kader van hun werkzaamheden voor de apotheek verboden gedragingen zouden gaan verrichten. Ook blijkt nergens uit dat verdachte weet heeft gehad van verboden gedragingen. Verdachte heeft er alles aan gedaan om gedragingen als welke thans aan de orde lijken te zijn geweest, te voorkomen. De verdediging meent daarnaast dat uit niets blijkt dat verdachte heeft geweten of ernstige reden had om te vermoeden dat de ergotamine tartraat bestemd was tot het plegen van een opiumdelict.
De verdediging voert tenslotte aan dat de bestelling ergotamine tartras geschiedde binnen de normale bedrijfsuitoefening van de apotheek en dat nergens uit blijkt dat verdachte dan wel Apotheek [naam 4] B.V. ergotamine tartraat daadwerkelijk heeft afgeleverd.
Op grond van het voorafgaande is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie erkent ten aanzien van de onrechtmatigheid van binnentreden
-zoals de verdediging stelt- dat in het proces-verbaal van de zoeking ter inbeslagname ten onrechte wordt gerefereerd aan artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering in plaats van artikel 96c Wetboek van Strafvordering en dat het dossier geen schriftelijke machtiging bevat. Dit leidt naar het oordeel van de officier van justitie echter niet tot bewijsuitsluiting nu niet voldaan is aan het Schutznorm-vereiste; verdachte zelf is niet geschaad in het belang dat door de overtreden norm wordt beschermd.
Vervolgens is de officier van justitie van mening dat de processtukken voldoende bewijs bevatten om tot een bewezenverklaring te komen. Vaststaat dat verdachte enig aandeelhouder en beherend apotheker was van apotheek [naam 4]. Hij was daarmee de eigenaar en de feitelijk leidinggevende van apotheek [naam 4]. Dat blijkt ook uit de verklaringen van [naam 6], [naam 9] en verdachte zelf.
De officier van justitie meent dat verdachte als feitelijk leidinggevende van apotheek [naam 4] B.V bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op een verboden gedraging. Hij heeft geen maatregelen ter voorkoming van een verboden gedraging genomen. Getuige [naam 6] verklaart dat iedereen die werkzaam was bij apotheek [naam 4] grondstoffen of medicijnen kon bestellen. Er werden vreemde bestellingen gedaan, van grote hoeveelheden zonder dat verdachte dat heeft opgemerkt. In de apotheek waren zelfs blanco overschrijvingsformulieren voorhanden die op voorhand ondertekend waren door verdachte waarmee [naam 6] bestellingen kon betalen zonder dat verdachte daar controle op had. Dat verklaren zowel [naam 6] als verdachte. Daarnaast blijkt dat verdachte, in de periode dat de grote bestellingen ergotamine tartras werden gedaan, wel degelijk in de apotheek aanwezig was. [naam 6] had echter de vrije hand als hoofdassistent. Verdachte vertrouwde voor honderd procent op [naam 6]. Er was totaal geen sturing of toezicht op de werkzaamheden en daarmee gepaarde bestellingen van grondstoffen van [naam 6] door verdachte.
De officier meent verder dat sprake is van voorbereidingshandelingen nu ergotamine een rol speelt bij de vervaardiging van LSD-trips. Het aangetroffen potje ergotamine in een LSD-laboratorium is te relateren aan Apotheek [naam 4]. Dit is een grote en onverklaarbare hoeveelheid voor een apotheek. Daarnaast blijkt niet uit de bewijsmiddelen aan wie de ergotamine vervolgens is geleverd. De officier van justitie ziet geen andere bestemming dan het illegale circuit. Dat apotheek [naam 4] 200 gram ergotamine voorhanden heeft gehad, staat vast. Wat daarmee daarna is gebeurd, staat niet vast. Wel dat de ergotamine is aangetroffen in een LSD-laboratorium. De officier van justitie meent dat daaruit volgt dat apotheek [naam 4] B.V. een rol heeft gespeeld in de keten van productie van LSD.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht geen gronden aanwezig voor de door de verdediging bepleitte bewijsuitsluiting. Nu is gesteld noch gebleken dat verdachte op enigerlei wijze direct betrokken is bij de betreden en doorzochte ruimte of het aldaar aangetroffen laboratorium, geldt dat de door verdediging gestelde schendingen van het bepaalde in artikel 96c Wetboek van Strafvordering niet jegens verdachte zijn begaan en dat de beweerdelijk geschonden norm evenmin strekt ter bescherming van diens belangen.
De rechtbank stelt vervolgens voorop dat uit de processtukken volgt dat de grondstof ergotamine tartras voor twee doeleinden kan worden gebruikt; te weten als grondstof in medicijnen die worden toegepast bij migraine en als grondstof voor de productie van Lysergide, de werkzame stof van LSD. Verder staat vast dat de bestelling van twee keer 100 gram ergotamine tartras een zeer grote en ongebruikelijke hoeveelheid is die in het geheel niet past bij, of bestemd geweest kan zijn voor de normale bedrijfsvoering van de apotheek. Daarnaast blijkt dat de bestelling van twee keer 100 gram ergotamine tartras een voor apotheek [naam 4] ongebruikelijke bestelling bij [naam 3] is die op een tweetal daartoe specifiek verzonden facturen werd betaald en dat apotheek [naam 4] buiten deze twee bestellingen van 100 gram ergotamine tartras nooit een bestelling voor grondstoffen deed bij [naam 3].xiii
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat sprake is geweest van een tweetal bestellingen die niet alleen wat betreft de afwijkende leverancier, maar ook naar de inhoud en omvang van de geleverde stof, zodanig afweken van het normale patroon van bestellingen voor de apotheek dat zij, zelfs bij een slechts vluchtige controle hadden moeten opvallen.
Verdachte heeft desalniettemin -zo verklaart hij zelf ter terechtzitting - deze bestellingen niet opgemerkt en de betalingen voor deze afzonderlijk gefactureerde bestellingen verricht zonder te kijken naar de inhoud daarvan.
Daarnaast zegt hij niet te hebben geweten dat ergotamine tartras buiten medicinale doeleinden ook een grondstof is voor de vervaardiging van LSD, zodat hij - zo begrijpt de rechtbank - ook als hij wel zou hebben geweten van de bestellingen, geen onraad zou hebben geroken.
Nog daargelaten dat de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk acht dat een apotheker van de alternatieve toepassing van ergotamine niet op de hoogte zou zijn geweest, geldt in ieder geval dat van een apotheker mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de mogelijke toepassing van -in de apotheek gebruikte- grondstoffen bij de vervaardiging van synthetische drugs. Dit geldt temeer nu ergotamine al sinds in ieder geval 1995 is aangemerkt als een geregistreerde stof in de zin van de - ook voor apothekers geldende - Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
De rechtbank is verder van oordeel dat de bestelling van een dermate grote hoeveelheid ergotamine tartras, die in het geheel niet past binnen de bedrijfsvoering van de apotheek, alleen bestemd kan zijn geweest als grondstof ter vervaardiging van LSD. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de verpakking van ergotamine tartras afkomstig van apotheek [naam 4] ook daadwerkelijk is aangetroffen in een LSD-laboratorium. Daarmee staat voldoende vast dat apotheek [naam 4] B.V. heeft gefungeerd als schakel in de voorbereiding van de productie en handel van LSD.
Verdachte was als beherend apotheker en eindverantwoordelijke van apotheek [naam 4], bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen te treffen om te voorkomen dat via zijn apotheek grondstoffen ter vervaardiging van LSD in het illegale circuit zouden terechtgekomen. Hij heeft echter ondanks dat hij daartoe uit hoofde van zijn functie binnen apotheek [naam 4] in staat en redelijkerwijs gehouden was, verzuimd enig toezicht uit te oefenen op de door [naam 6] voor de apotheek verrichte inkopen waardoor een zeer opmerkelijke bestelling als die van twee keer 100 gram ergotamine onopgemerkt heeft kunnen blijven. Zodoende is verdachte als feitelijk leidinggevende van apotheek [naam 4] B.V. schromelijk tekortgeschoten in zijn toezichthoudende taak en heeft hij aldus de aanmerkelijke kans aanvaard dat via zijn apotheek voor de bereiding van verdovende middelen bestemde grondstoffen werden besteld, zoals ook is geschied.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair
Apotheek [naam 4] B.V. op tijdstippen gelegen in de periode van 19 juli 2000 tot en met 13 april 2005 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer grote hoeveelheden LSD telkens voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende voornoemde B.V. telkens een grote hoeveelheid (totaal 200 gram) ergotamine tartraat, zijnde een grondstof voor lysergide, (de werkzame stof in LSD) voorhanden gehad, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
6. De strafbaarheid van de feiten
De verdediging heeft nog betoogd dat ter zake van het ten laste gelegde 'afleveren' ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen nu dat een ontoelaatbare uitbreiding van de op grond van artikel 10A Opiumwet strafbaar gestelde gedragingen zou inhouden. Aangezien de rechtbank het afleveren van de ergotamine door apotheek [naam 4] B.V. niet bewezen acht - wat er tussen 2000 en april 2005 feitelijke met de geleverde ergotamine is gebeurd is immers niet gebleken - behoeft dat verweer hier geen bespreking meer.
De bewezen geachte feiten zijn dan ook volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat ter zake van feit 2 geen straf zal worden opgelegd. Ter zake van het door haar bewezen geachte feit 1 primair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 10.000,- (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen. Zij merkt hierbij op dat zij normaal voor dit feit een geldboete ter hoogte van € 20.000,- zou vorderen, maar dat zij dit bedrag, gelet op het tijdsverloop, matigt.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 primair dient te worden vrijgesproken. Daarnaast is de verdediging van oordeel dat er sprake is van een zodanige overschrijding van de redelijke termijn dat dit dient te worden verdisconteerd in de straf.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf het volgende in overweging genomen.
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van apotheker, feitelijk leiding gegeven aan het in zijn apotheek aanwezig hebben van grote hoeveelheden grondstoffen voor de vervaardiging van LSD. Daarmee heeft de verdachte zich als feitelijk leidinggever schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van de vervaardiging en handel in LSD. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Verspreiding en verhandeling daarvan gaan vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Met de hoeveelheden stof die de verdachte voorhanden had, hadden zeer grote hoeveelheden LSD gemaakt kunnen worden.
Uit de stukken van het dossier is de rechtbank het volgende gebleken. Verdachte is op 6 oktober 2005 voor de eerste keer gehoord door de politie; op 22 oktober 2009 is verdachte gedagvaard voor de zitting van 13 november 2009. Op 13 november is vervolgens door de verdediging verzocht getuigen te doen horen en om die reden is het onderzoek ter terechtzitting geschorst. Verdachte is vervolgens op 3 februari 2010 opgeroepen voor de zitting van 22 februari 2010. De rechtbank constateert dat tussen het eerste verhoor en de behandeling ter terechtzitting van 22 februari 2010, bijna 53 maanden zijn verstreken.
Aan het eerste verhoor als verdachte bij de politie op 6 oktober 2005 kon verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Wat de berechting van de zaak in eerste aanleg betreft, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. In de onderhavige zaak wordt heden vonnis gewezen. De rechtbank constateert dat de behandeling van de strafzaak tegen verdachte niet binnen de redelijke termijn is afgerond en dat deze termijn met 29 maanden is overschreden. Een deel daarvan, bijna 3,5 maanden, komt, gelet op het verzoek om aanhouding, voor rekening van de verdediging, als gevolg waarvan een overschrijding resteert van 25,5 maanden.
De officier van justitie heeft in haar eis aangegeven dat de overschrijding van de redelijke termijn dient te leiden tot een matiging van de op te leggen straf. De rechtbank acht de matiging zoals gevorderd door de officier van justitie echter onvoldoende. De hierna te noemen strafoplegging acht de rechtbank passend en geboden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 51, 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, gepleegd door een rechtspersonen, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
xiv
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 7.000,- (zevenduizend euro).
Beveelt dat op de geldboete in mindering gebracht zal worden de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, naar de maatstaf van € 50,- per dag.
Beveelt dat, als verdachte niet betaalt en verhaal niet mogelijk is, de boete zal worden vervangen door 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. A.W.H. Vink en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.E.A.A. Straus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2010.
i Het proces-verbaal van bevindingen van 10 april, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10], [naam 11] en [naam 12] (doorgenummerde pagina 5), inhoudende de verklaring van verbalisanten.
ii Het proces-verbaal van verhoor van 2 mei 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 13] en [naam 14] (doorgenummerde pagina 260-263), inhoudende de verklaring van [naam 15].
iii Het proces-verbaal van verhoor van 2 mei 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 13] en [naam 14], (doorgenummerde pagina 263), inhoudende de verklaring van [naam 15].
iv Een geschrift, te weten een kopie d.d. 2 februari 2005 van de verkoophistorie per debiteur per artikel, inhoudende de levering van ergotamine tartras aan Apotheek [naam 4] door [naam 2] B.V. (doorgenummerde pagina 274)
v Proces verbaal van verhoor van 3 mei 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 13] en [naam 14] (doorgenummerde pagina 278), inhoudende de verklaring van [naam 16].
vi Een geschrift, te weten een kopie van het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 27 december 2005, inhoudende de handelsregisterhistorie van Apotheek [naam 4] (doorgenummerde pagina 327)
vii Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 oktober 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 11] en [naam 10] (doorgenummerde pagina 109), inhoudende de verklaring van verdachte.
viii Het proces-verbaal van verhoor van 13 december 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 11] en [naam 12] (doorgenummerde pagina 135 en 136), inhoudende de verklaring van [naam 6].
ix Een geschrift, te weten een kopie van een overschrijvingskaart van de Postbank met betalingskenmerk 125187, inhoudende een betaling van Apotheek [naam 4] aan [naam 3] (doorgenummerde pagina 286)
x Een geschrift, inhoudende informatie over Ergotamine Tartraat opgemaakt door [naam 17], Hoofdscheikundige Douane Laboratorium (doorgenummerde pagina 323).
xi Het proces-verbaal van verhoor getuige van 14 oktober 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10] en [naam 12] (doorgenummerde pagina 158), inhoudende de verklaring van [naam 18].
xii Het proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 10] (doorgenummerde pagina 85), inhoudende de verklaring van verbalisant.
xiii Het proces-verbaal van verhoor van 6 oktober 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 11] en [naam 10] ( doorgenummerde pagina 111)
xiv
??
??
??
??
Inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/432285-07
11