ECLI:NL:RBAMS:2010:BL5490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
9.873
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2010 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door verzoekers op 13 november 2009. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter bevooroordeeld was door zijn houding tijdens de comparitie. Verzoekers voerden aan dat de rechter niet op de hoogte was van de relevante stukken, hen onvoldoende gelegenheid gaf om te reageren, en niet ter zake doende opmerkingen maakte. Tevens stelden zij dat de rechter blijk gaf van een voorkeur voor de tegenpartij, terwijl de feiten van de vordering nog niet bewezen waren. De rechtbank heeft echter overwogen dat de door verzoekers aangevoerde omstandigheden geen grond vormen voor de vrees dat de rechter partijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter op basis van het dossier en de inbreng van partijen een voorlopige visie mag geven zonder dat dit afbreuk doet aan zijn onpartijdigheid. Bovendien hebben verzoekers hun stellingen niet voldoende onderbouwd en zijn zij niet ter zitting verschenen om hun argumenten toe te lichten. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, en heeft het wrakingsverzoek dan ook ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 13 november 2009 gedane en onder rekestnummer 09.873 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ] en [ ],
wonende te [ ],
verzoekers,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het wrakingsverzoek met producties,
? het schriftelijk antwoord in de kantonprocedure,
? de aantekeningen van de griffier van de comparitie.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter open¬bare te¬recht¬zit¬ting van 21 januari 2010 alwaar de rechtbank de rechter heeft gehoord, bijgestaan door mr. [ ]. Verzoekers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2010.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoekers zijn gedaagde partij in een bij de rechtbank onder rolnummer [ ] aanhangige zaak.
b) Op 9 november 2009 heeft in die zaak een comparitie plaatsgevonden. De uitspraak is bepaald op 8 december 2009.
c) Op 13 november 2009 hebben verzoekers een tot de rechter gericht verzoek tot wraking gedaan.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - verkort - zakelijk weergegeven gronden:
2.1 Volgens verzoekers ontbreekt het de rechter aan de noodzakelijke onpartijdigheid.
Verzoekers vrezen dat de zaak jegens hen daardoor niet eerlijk (onafhankelijk en onpartijdig) zal
worden behandeld. Dat de rechter bevooroordeeld is, blijkt uit zijn houding op de comparitie waar zich bovendien ook een aantal onregelmatigheden heeft voorgedaan.
2.2 De rechter was niet op de hoogte van de stukken die verzoekers in het geding hadden gebracht. Verzoekers kregen amper de kans om te reageren op de zitting. De rechter maakte niet ter zake doende opmerkingen en stelde niet-relevante vragen. De rechter heeft laten blijken dat hij het eens is met de tegenpartij, terwijl de feiten waarop de vordering is gebaseerd, nog niet eens bewezen zijn. De rechter heeft verzoekers op een denigrerende, onrespectvolle en familiaire toon aangesproken. Volgens verzoekers blijkt hieruit dat zij geen eerlijk proces krijgen.
3. Het verweer van de rechter
3.1 De rechter heeft het verzoek bestreden. De rechter heeft aangevoerd dat zich geen feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor zijn onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 Tijdens de comparitie was zijn toonzetting correct. Beide partijen hebben hun standpunt weergegeven. De houding van de rechter was onderzoekend en vragend en de behandeling van de zaak is ter comparitie geschorst voor overleg vanwege het door verzoekers gedane schikkingsvoorstel. Nadat de behandeling was hervat, heeft de rechter gezegd dat hij zou nadenken over een bewijsopdracht. Hij heeft ter comparitie dus geen oordeel over de vordering gegeven. Wel heeft hij enkele vragen gesteld aan verzoeker over diens mogelijke betrokkenheid bij de totstandkoming van de gestelde overeenkomst. De rechter heeft benadrukt dat hij toen niet heeft gezegd dat hij de vordering zou toewijzen.
3.3 De rechter heeft op de comparitie aan de zijde van verzoekers geen ergernis gevoeld of ervaren. Verzoekers maakten op hem een serieuze indruk en waren in staat om hun mening te verwoorden. Ook zijn griffier, die hem op de comparitie heeft bijgestaan, heeft dit bevestigd aldus de rechter.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal
de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.2. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoekster genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat de rechter in dit geval de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen, dan wel dat het hem aan onpartijdigheid ontbreekt. Het staat een rechter zelfs vrij op basis van het aan hem voorgelegde dossier en hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht tijdens een mondelinge behandeling, een voorlopige visie op de zaak te geven. Daardoor lijdt de rechterlijke onpartijdigheid nog geen schade. In het bijzonder kan daaruit niet worden afgeleid dat de rechter niet meer onpartijdig zal zijn.
4.3 Verzoekers hebben hun stellingen niet nader onderbouwd en zijn niet ter zitting verschenen om hun stellingen toe te lichten.
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken en evenmin gebleken is dat verzoekers hun zaak niet voldoende voor het voetlicht hebben kunnen brengen (integendeel, ook uit de aantekeningen van de griffier op de comparitie blijkt dat verzoekers voldoende aan het woord zijn geweest), dient het wrakingsverzoek als zijnde ongegrond te worden afgewezen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
? bepaalt dat de zaak met het rolnummer [ ] wordt voortgezet in de
stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. F. Salomon, Y.A.A.G. de Vries en M.V. Ulrici, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.:
Tegen deze beslissing staat ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.