ECLI:NL:RBAMS:2010:BL3880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/993140-07 (Golden Sun); 13/993027-08 (Royal Dubai)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleggingsfraude met valse prospectussen en eigendomsbewijzen in de zaken Golden Sun en Royal Dubai

In de zaken Golden Sun en Royal Dubai heeft de rechtbank Amsterdam op 11 januari 2010 uitspraak gedaan in een omvangrijke fraudezaak waarbij de verdachte samen met medeverdachten feitelijk leiding heeft gegeven aan beleggingsfraude. De verdachte, eigenaar van Websoft, heeft samen met [persoon 2] en [persoon 3] een vennootschap, [H&V], opgericht die beleggers heeft misleid door hen te laten geloven dat hun inleg zou worden gebruikt voor de bouw van een vakantieresort in Turkije. De prospectussen die aan de beleggers werden gepresenteerd, bevatten valse informatie over de eigendom van de bouwgrond en de bijbehorende zekerheden. In totaal zijn circa 230 beleggers benadeeld voor een bedrag van ruim 19,5 miljoen euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk onjuiste mededelingen hebben gedaan en dat de belegde gelden niet zijn gebruikt voor de beloofde investeringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De zaak Royal Dubai volgde een vergelijkbaar patroon, waarbij opnieuw beleggers werden misleid met valse beloften over vastgoedprojecten in Dubai. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte in beide zaken vastgesteld en hem als feitelijk leidinggevende aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/993140-07 (Golden Sun); 13/993027-08 (Royal Dubai)
Datum uitspraak: 11 januari 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland, laatst bekende adres: [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak Golden Sun en de zaak Royal Dubai.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 februari 2008, 8 januari 2009 en 2, 3, 8, 9 en 29 december 2009.
Het Openbaar Ministerie deed zich in december 2009 vertegenwoordigen door mrs. E.C. Visser en M.J. Dontje; verdachte is niet ter zitting verschenen, hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman mr. S.K. Li.
1. Tenlastelegging
1.1. De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de zittingen van 8 januari 2009 en 2 december 2009 ten laste gelegd hetgeen staat omschreven in de als bijlage 1 aan dit vonnis gehechte weergave van die tenlastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De tenlastelegging komt samengevat op het volgende neer.
Golden Sun
De tenlastelegging in de zaak Golden Sun bevat drie strafbare feiten. Het eerste verwijt houdt in dat de vennootschap [H&V], hierna ook H&V, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en/of IJsselstein en/of Nieuwegein en/of elders in Nederland door middel van oplichting beleggers heeft bewogen geldbedragen over te maken. De beleggers werd daarbij voorgewend dat met de door hen ingelegde gelden een vakantieresort in Turkije (Alanya en/of Bodrum) zou worden gebouwd, en dat zij hun inleg na drie jaar zouden terugkrijgen en zij jaarlijks een rendement van 12,8 % zouden ontvangen. De belegging zou zijn gedekt door hypothecaire zekerheden. Ook was de investering gewaarborgd, onder meer door een financiële prognose en zou er een accountantsverklaring zijn afgegeven. Verdachte wordt ervan beschuldigd aan die gedragingen feitelijk leiding te hebben gegeven. Subsidiair wordt hem medeplichtigheid aan dit feit verweten.
Het tweede verwijt betreft een Turkse eigendomsakte van bouwgrond in Turkije (Tapu), die in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 oktober 2006 in Amsterdam en/of Nieuwegein en/of Utrecht en/of elders in Nederland valselijk zou zijn opgemaakt door H&V , dit met het doel die akte als echt en onvervalst te gebruiken tot bewijs van enig feit. Ook daaraan zou verdachte feitelijk leiding hebben gegeven, dan wel - subsidiair - medeplichtig zijn geweest.
Ten derde wordt verdachte oprichting van en deelname aan een criminele organisatie verweten die als doel zou hebben het plegen van oplichting, valsheid in geschrift en witwassen.
Royal Dubai
In de zaak Royal Dubai wordt verdachte verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan door de vennootschap [X] BV (ook handelend onder de namen Royal Dubai, van [Y] BV en/of Van [Y] Ontwikkeling) gepleegde oplichting van beleggers. In de periode van 1 april 2007 tot en met 7 november 2007 zou zij te Wassenaar en/of Den Haag en/of Lopik en/of Nieuwegein en/of Edam en/of elders in Nederland door middel van oplichting beleggers hebben bewogen geldbedragen over te maken. Die vennootschap zou hun daarbij hebben voorgewend dat de gelden zouden worden geïnvesteerd voor de aankoop/verkoop/verhuur van vastgoedobjecten in Dubai (onder andere Dubailand, Dubai Marina, The Palm Jumeirah en Business Bay). Er zouden zekerheden bestaan zoals een terugkoopgarantie, vastgoedobjecten als onderpand en ervaren solide partners in Dubai. De vennootschap - met een directie met meer dan 10 jaar ervaring in investeren in het Midden Oosten en Dubai in het bijzonder - zou onderdeel zijn van de WID Groep, een onderneming met 3000 medewerkers en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar.
1.2. Verbeteringen van kennelijke misslagen
De rechtbank leest in de zaak Golden Sun in het onder 1 en 2 tenlastegelegde feit de zinsnede 'terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen' als 'terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen'. De opsteller van de tenlastelegging heeft immers onmiskenbaar bedoeld het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan genoemde feiten ten laste te leggen. In de tekst van de betreffende feiten in de tenlastelegging wordt meermalen gesproken van een samenwerkingsverband en uit het achterliggende zaaksdossier komt overduidelijk de verdenking naar voren dat verdachte samen met enkele medeverdachten als feitelijk leidinggever van H&V heeft gefungeerd. Bovendien heeft de officier van justitie dit samenwerkingsverband nog expliciet willen benadrukken door dit aan verdachte als apart strafbaar feit, te weten oprichting van of deelname aan een criminele organisatie, ten laste te leggen. Er is hier dan ook sprake van een kennelijke misslag.
Datzelfde geldt voor de tenlastelegging in de zaak Royal Dubai. Ook daar is verzuimd in het gedeelte 'terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen' het medeplegen op te nemen. Evenals in de zaak Golden Sun blijkt ook in deze zaak uit zowel de tekst van de tenlastelegging als het achterliggende dossier overduidelijk van een samenwerkingsverband dat achter de betrokken vennootschap - in dit geval [X] BV - zou zitten. Vorenomschreven verzuim moet dan ook als een kennelijk misslag worden opgevat. De rechtbank leest ook hier het betreffende gedeelte als 'terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen'.
Verdachte is door de verbetering van die misslagen niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover overigens verbeteringen in de tenlastelegging zijn aangebracht, zijn die slechts van taalkundige aard. Ook door die verbeteringen is verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Het bewijs
3.1. De zaak Golden Sun
De feiteni
1. Verdachte voert een eenmanszaak in websiteontwikkeling en -hosting onder de naam Websoft Sitedesign and Support (hierna: Websoft), gevestigd in Nieuwegein. Eind 2005 neemt verdachte zijn jeugdvriend [persoon 3] in dienstii.
2. Begin april 2006 worden vanaf het emailadres [emailadres] de domeinnamen [domeinnaam 1], goldensunresort.nl en goldensunresorts.nl geregistreerd.iii
3. Op 10 april 2006 vindt een bespreking plaats bij het trust- en adviesbureau [A] (hierna: [A]), een handelaar in bestaande vennootschappen. Aanwezig zijn [persoon 1] en drie personen die zich voorstellen als [persoon 2], [verdachte] en [persoon 3]. De bespreking gaat over het aankopen van een bestaande BV ten behoeve van de ontwikkeling van een vakantieresort in Turkijeiv. De aan te kopen BV wordt [H]. Op 4 mei 2006 wordt de koopovereenkomst vastgelegd, met [persoon 2] als koper van de aandelenv. De koopsom bedraagt € 4850,=.
Diezelfde dag stuurt verdachte een email aan [A] met onder meer de mededeling: "Hierbij nogmaals de gegevens tbv de aanschaf van de BV: [H] (...)". Op een uitdraai van deze email uit de administratie van [A] staat met de hand geschreven: "04.05.06 15.20. dhr. [persoon 3] gesproken. Laat collega tel + fax nr doorgeven en ook e-mail en www.naam. 04.05-06 15.38 NVR. Volgens [persoon 3] T [telefoonnr] F [faxnr], I [website] E: [emailadres]".
De levering van de aandelen vindt plaats op 6 juni 2006. Vanaf dat moment is [persoon 2] enig aandeelhouder en directeur van [H].
4. Op 5 juli 2006 wordt de naam van [H] gewijzigd in [H&V] (hierna: H&V). Het adres van de vennootschap wordt [adres]. Dat adres betreft een 'statig' pand met meerdere kantoren die worden verhuurd door [persoon 4]. Op 15 mei 2006 heeft [persoon 2], namens H&V, een huurovereenkomst gesloten met [persoon 4] waarbij H&V in het pand de kantoorruimte "Sydney" huurtvi. Een en ander is besproken met de medewerkster van [persoon 4], [persoon 7], die in het pand als receptioniste werkt. Verdachte installeert in de, niet al te grote, kantoorruimte een paar laptops, een fax en een printer. Op het kantoor van H&V komen regelmatig [persoon 3], [persoon 2] en een man die zich [persoon 5] noemt vii.
5. Op 17 juli 2006 opent [persoon 2] een rekening voor H&V bij de ABN-Amrobank met nummer [nr]viii. De eerste storting op deze rekening, van € 1050, vindt plaats op 7 september 2006, vanaf een geldautomaat op het Smaragdplein in Utrecht ix.
6. Op 4 oktober 2006 wordt via een geldautomaat op de Weverstedehof 1 in Nieuwegein (op 290 meter van het kantoor van Websoftx) € 1050 gestort op de rekening van H&V. Een dag later wordt van de rekening van H&V € 1045,42 overgemaakt naar [persoon 4] onder vermelding van 'Rent october. Sydney xi'.
7. In de zomer van 2006 ontwikkelt verdachte, met zijn bedrijf Websoft, brochures voor het project Golden Sun, die hij laat drukken door RV Productions xii. Ook maakt hij de websites voor H&V en Golden Sun. De websites worden rond september 2006 operationeel xiii. De brochures zijn voorzien van foto's van vakantiehuizen, zwembaden en het kantoorpand aan de [straatnaam]. In de brochure is vermeld dat er via een obligatielening kan worden deelgenomen in het project Golden Sun, waarbij een resort met vakantievilla's zal worden gebouwd in Turkije. De bouwgrond is eigendom van de Turkse partner van H&V en de obligatielening wordt gedekt door hypothecaire zekerheid.
8. Op 1 november 2006 brengt H&V een prospectus uit over het project. Het prospectus is te downloaden via de websites van H&V en Golden Sun. In het prospectus is onder meer het volgende vermeld: "Deze prospectus geeft u inzicht in alle belangrijke aspecten van uw eventuele belegging bij [H&V] (...) De vennootschap heeft als belangrijkste bedrijfsactiviteit het financieren en doen ontwikkelen van vastgoedprojecten zoals het project Golden Sun.Dde financiering van de bouw van het project geschiedt met de opbrengst van de uitgifte van obligaties. (...) De vennootschap en [M]. zijn een samenwerkingsverband aangegaan ter ontwikkeling en verkoop van het project: Golden Sun Resorts. Obligatiehouders gaan met de vennootschap een overeenkomst aan van geldlening voor de duur van 36 maanden tegen een rentevergoeding van 12,8% per jaar. De obligaties worden uitgegeven in eenheden van € 1.000 met een minimum van € 50.000. De verplichtingen van de vennootschap uit hoofde van een obligatie zijn gedekt met hypothecaire zekerheid. (...) Op 4 september 2006 heeft [M]. de gronden verworven voor de prijs van € 21.500.000. [M]. is juridisch eigenaar van de gronden. De eigendomsakten zijn in deze prospectus opgenomen als bijlagen (bijlagen 1 t/m 8). Er is bij de start van het project (..) reeds een dekking van ruim € 12,5 miljoen onder de hypotheek aanwezig. Door de vennootschap is een prognose opgesteld ten aanzien van het project. Deze prognose is door een accountant gecontroleerd. Resultaatprojectie van het project 2006-2009: Geprognosticeerd resultaat na belastingen € 12.502.350. De accountantsverklaring wordt in de loop van week 48 toegevoegd als bijlage 13 onderaan deze prospectus. De looptijd van een obligatie bedraagt 36 maanden. De rente wordt maandelijks achteraf betaald, uiterlijk op de vierde dag van de maand die volgt op de kalendermaanden waarover de rente verschuldigd is. Aflossing van de obligaties geschiedt na afloop van de looptijd. Met de opbrengst van de uitgegeven obligaties financiert de vennootschap de bouw van de onroerende zaken op de gronden xiv".
9. Bijlage 1 bij het prospectus is een 'tapu senedi', een Turkse grondeigendomsakte. Bijlage 2 bij het prospectus is een beëdigde Nederlandse vertaling van die 'tapu'. Die vertaling luidt voor zover hier van belang: "(...) Provincie: Antalya (..) Kavel Nr. [nr] Perceel Nr. 2 Oppervlakte: Hectare 10, M2 8798, Dm2 33, Soort: Bouwgrond, Eigenaar: [M]. Datum: 04/09/2006. Conform het register: [persoon 8] Directeur van het Eigendomsregister [handtekening + stempel]".
10. Op 27 november 2006 komen op de rekening van H&V de eerste betalingen binnen van beleggers in het project Golden Sunxv. Vanaf die datum tot aan 11 september 2007 wordt door ongeveer 230 beleggers in totaal meer dan € 19 miljoen euro overgemaakt op de rekening van H&V onder de noemer participaties Golden Sun/Golden Sun Golf Resort. Onder meer [persoon 9], [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12], [persoon 13], [persoon 14], [persoon 15], [persoon 16]. [persoon 17] en [persoon 18], hebben ieder voor tenminste € 50.000 en samen in totaal voor € 2.201.000,= belegd xvi in het project door overboeking van genoemde bedragen naar de bankrekening van H&V in de periode van 27 november 2006 tot en met 11 september 2007. Daarnaast betaalden zij € 9.951,00,= aan kosten.xvii
11. In de periode van 29 november 2006 tot en met 27 augustus 2007 maakt H&V in totaal € 12.740.000,= over naar de rekening van [M] (hierna: [M]). Een bedrag van € 250.000,= is rechtstreeks overgemaakt naar de eigenaar van [M], [persoon 19] xviii.
12. Vanaf 1 januari 2007 staat [persoon 3] op de loonlijst van H&V als marketing manager. In de periode van 29 januari 2007 tot en met 27 april 2007 maakt H&V salaris over aan [persoon 2]. Op 8 mei 2007 ontvangt hij nog een betaling onder de vermelding 'Datum uit dienst; 30-04-07 Eindbetaling inc. Vakantiegeld' xix.
13. Op 2 januari 2007 sluit [persoon 2] namens H&V een huurovereenkomst met Rijwielhandel [L] in [woonplaats], waarbij wordt afgesproken dat [persoon 2] de kantoorruimte boven de fietsenwinkel aan de [adres] huurt. Van de kantoorruimte werd regelmatig gebruik gemaakt, maar in de zomer van 2007 was de ruimte plotseling verlaten xx.
14. Vanaf januari 2007 worden op RTL7 wervende reclamespots uitgezonden voor het project Golden Sun. De reclamespots zijn gemaakt door Websoft en de contacten over de uitzending en de betaling ervan zijn verlopen via verdachte xxi.
15. Op 19 januari 2007 brengt H&V een deels vernieuwde versie van het prospectus uit. Onder het kopje 'accountantsverklaring' staat in dit prospectus vermeld: "(...) Wij zijn van oordeel dat het prospectus ten minste die gegevens bevat die, voor zover van toepassing, op grond van Bijlage B bij het Besluit toezicht beleggingsinstellingen zijn vereist. 23 januari 2007, Ernst & Young Accountants"xxii.
Een prospectus met datum 26 maart 2007 bevat onder het kopje 'accountantsverklaring' de mededeling: "De jaarcijfers van [H&V] liggen momenteel ter beoordeling van Ernst & Young Accountants. Medio april kan de prospectus met de nieuwe accountantsverklaring m.b.t. de jaarcijfers worden gedownload vanaf de website van Golden Sun Resorts"xxiii.
16. Ernst & Young Accountants heeft nooit diensten verleend aan H&Vxxiv.
17. Op 1 juni 2007 is H&V in kort geding gedagvaard door TRE Investments II BV (hierna: TRE). TRE had in 2005 een project ontwikkeld voor de financiering van de bouw van onroerend goed in Turkije door middel van uitgifte van obligaties en zij had daarvoor een prospectus uitgebracht. TRE stelde in kort geding dat het door H&V uitgegeven prospectus nagenoeg gelijk was aan het hare en dat H&V daarmee inbreuk maakte op haar auteursrecht. De voorzieningenrechter heeft op 28 juni 2007 geoordeeld dat het prospectus van H&V een bijna woordelijke kopie is van dat van TRE en zij heeft H&V verboden het prospectus te gebruikenxxv.
18. Na 1 juni 2007 heeft H&V op haar website de mededeling geplaatst "Emissie per 31 mei voltekend. Vanaf 8 juni is deelname in Golden Sun Golf mogelijk"xxvi. Voor het project Golden Sun Golf brengt H&V een aparte brochure uit. Daarin wordt vermeld dat het Golden Sun Golf Resort zal worden opgezet in het Turkse Bodrum en zal bestaan uit een 18 holes golfbaan met daar omheen 180 villa's xxvii. Vanaf 8 juni 2007 is het prospectus voor dit nieuwe project te downloaden vanaf de website van H&V. Het prospectus bevat onder meer de volgende mededelingen:
"(...) De aanleg en bouw van het project zal wederom tot stand komen in samenwerking met [M]. Obligatiehouders gaan met de vennootschap een overeenkomst aan van geldlening voor de duur van 36 maanden tegen een rentevergoeding van 12,8% per jaar. De obligaties worden uitgegeven in eenheden van € 1.000 met een minimum van € 50.000. De verplichtingen van de vennootschap uit hoofde van een obligatie zijn gedekt met hypothecaire zekerheid. De heer [persoon 20] is namens [H&V] feitelijk belast met het dagelijks beleid van de vennootschap. (...) Op 3 mei 2007 heeft [M]. de gronden verworven. (..) De gronden zijn aangeschaft voor een bedrag van € 26.500.000. Er is bij de start van het project (...) reeds een dekking van ruim € 17,5 miljoen onder de hypotheek aanwezig. (...) De accountantsverklaring zal worden toegevoegd zodra deze door Ernst & Young Accountants wordt verstrekt. De looptijd van een obligatie bedraagt 36 maanden. De rente wordt maandelijks achteraf betaald, uiterlijk op de vierde dag die volgt op de kalendermaanden waarover de rente verschuldigd is. Aflossing van de obligaties geschiedt na afloop van de looptijd. Met de opbrengst van de uitgegeven obligaties financiert de vennootschap de bouw van de onroerende zaken op de gronden. De hypotheek (...) dient als zekerheid voor betaling van de verplichtingen van de vennootschap jegens de obligatiehouders xxviii".
19. Per 22 mei 2007 wordt [persoon 20] enig aandeelhouder en directeur van H&V in plaats van [persoon 2]xxix. In de periode van mei tot en met augustus 2007 maakt H&V nog maandelijks salaris over naar [persoon 2]xxx.
20. Vanaf 22 mei 2007 tot en met 6 juni 2007 maakt H&V in totaal € 1.230.000,= over naar de rekening van [U]xxxi. Eveneens met ingang van 22 mei 2007, tot en met 15 juni 2007, worden in totaal zo'n 360 pinopnames gedaan van de rekening van [U], in veel gevallen met de vermelding 'NSC'xxxii. Deze afkorting verwijst naar opnamen in Holland Casino xxxiii.
21. Vanaf 16 juli 2007 tot en met 2 augustus 2007 maakt H&V in totaal € 1.410.032,30 over naar de rekening van [T] In de periode van 14 juli 2007 tot en met 4 augustus 2007 worden van de rekening van [T] pinopnames gedaan tot een totaalbedrag van € 767.350,=, ook hier in veel gevallen met de vermelding 'NSC'. Van de rekening van [T] wordt voorts in totaal € 640.930,= overgeboekt naar de rekening van [F]xxxiv. Van de rekening van [F] wordt tussen 17 juli 2007 en 6 augustus 2007 € 392.500,= opgenomen in het Holland Casinoxxxv.
22. In augustus 2007 wordt van de rekening van [T] in totaal € 357.000,= overgeboekt naar de Hollandsche Bank Unie ten behoeve van de aankoop van in totaal 22,75 kg goud.
23. In augustus 2007 boekt H&V in totaal ruim € 100.000 over naar [E] en ruim € 50.000,= naar W&G Juridisch Advies xxxvi. In diezelfde maand maakt H&V in totaal € 461.313 over naar de rekening van MW Consultants xxxvii.Vanaf de rekening van MW Consultants worden bedragen overgemaakt naar [T] (€ 386.000,=), [E] (€ 25.100,=) en Pan Europe Lubricants BV (€ 25.000,=)xxxviii.
24. In de zomer van 2007 haalt [persoon 20] de administratie van H&V op bij de boekhouder [persoon 21]xxxix.
25. Eind augustus 2007 blokkeert de bank de rekening van H&Vxl.
26. De laatste rentebetaling aan beleggers heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2007 xli. Daarna blijven rentebetalingen uitxlii. Beleggers die zich daarover beklagen bij H&V krijgen alleen nog contact met [persoon 22], die per 1 februari 2007 als 'senior consultant' bij H&V is gaan werken xliii. [persoon 22] meldt zich op 17 september 2007 bij de politie om aangifte te doen van beleggingsfraude xliv.
27. Op 8 november 2007 wordt het kantoor van Websoft in Nieuwegein doorzocht. xlv Bij die doorzoeking wordt een notitieblaadje aangetroffen met daarop handgeschreven aantekeningen. Dit papiertje ligt op een bureau dat die dag in gebruik is bij [persoon 23], medewerker van Websoft.xlvi Op dit papiertje staat onder meer het volgende met de hand geschreven:
[persoon 24]
* Bank ABN-AMRO pin [pin] (omcirkeld)
€ 1050,00 voor 05-10-2006 storten!
Dus uiterlijk 04-10-2006 --> wordt op 05-10-2006 via telebankieren afgeschreven
----------------------------------------------------------------------------------------------------
a. [persoon 24] € 262,50
b. [persoon 25] € 262,50 huur october (omcirkeld)
c. [persoon 26] € 262,50
d. [persoon 27] € 262,50
[persoon 27] Vertaling (omcirkeld) € 220,00 + 32,50 = 252,50
[persoon 25] Betaald (omcirkeld) € 200,00 + 32,50 stempel (omcirkeld) = 232,50
-----------
485,00
[persoon 24] totaal dus 262,50 + 121,25 = 383,75
[persoon 26] totaal dus 262,50 + 121,25 = 382,75
1/4 deel van
28. Bij doorzoeking van de woning van [persoon 2], ook op 8 november 2007, wordt een DVD met databestanden aangetroffenxlvii. Ook wordt een briefje aangetroffen met daarop handgeschreven: '[persoon 20] [nr]'xlviii De aangetroffen DVD bevat onder meer de volgende bestanden:
- Een word-document met als bestandsnaam: 'tekst.doc'. Dit bestand heeft als datum 12 april 2006. Als auteur staat vermeld '[verdachte]'.xlix In dit bestand staat onder meer:
'12,1 % rente per jaar'
'De activiteiten van Golden Sun III worden gefinancieerd door [H&V] op basis van het uitgeven van kortlopende vastgoedobligaties met een rendement van 12,1 % per jaar. De obligaties hebben de volgende kenmerken:
Minimum inleg: € 50.000,-
Looptijd: 3 jaar
12,1 % rente per jaar
Maandelijkse uitkering van de rente
Hypothecaire zekerheid (zie ook [H&V] is een Nederlandse projectontwikkelaar, gevestigd te Nieuwegein. Zij zal het (inmiddels al derde) project 'Golden Sun III' gaan ontwikkelen, bouwen en verkopen.'
(...)
(...) is er voor gekozen in Turkije een dochteronderneming op te richten die eigenaar is van de gronden. Met deze dochter, [dochter], vormt [H&V] een maatschap.'
(...)
'De gronden, 163.265 m2, zijn inmiddels door [dochter] aangekocht en ingebracht in de maatschap.'l
- Een word-document met als bestandsnaam 'Prospectus Golden Sun.doc'.li Op de eerste pagina van dit bestand valt te lezen: 'Prospectus, 21 december 2005, Golden Sun Resorts'. Op pagina 7 staat 'Dit prospectus is vastgesteld op 21 december 2005 door TRE Investments II B.V. '. In de voettekst valt te lezen: '(c)[H&V] - alle rechten voorbehouden.'.lii
Uit de samenvatting van de documenteigenschappen blijkt dat het bestand is gemaakt op 6 april 2006 met als auteur '[voornaam]' en bedrijf 'Websoft'. Het bestand is laatst gewijzigd op 13 april 2006. Het bestand is laatst opgeslagen door '[persoon 24]'.liii
- Een psd-bestand genaamd 'Tapu.psd', dat is gedateerd op 10 mei 2006. In dit bestand staat het blanco sjabloon van een Turkse kadastrale akte. Op de plekken waar tekst moet worden ingevuld staat 'tekst' en (in het midden) 'hier komt de tekst te staan.'liv
- Een psd- bestand genaamd '[psd bestand]', dat is gedateerd op 11 mei 2006, met daarin een afdruk van een stempel.lv
29. De Nederlandse justitiële autoriteiten doen op 21 november 2007 een rechtshulpverzoek aan Turkije. Bij dit rechtshulpverzoek zijn vier eigendomsbewijzen gevoegd, die zich in het dossier bevinden als documenten D/138 (p. 18 en 19), D/223 (p. 17 en 18), D/328 (p. 16 en 17), D/141 (p. 17 en 18) en D/142 (p. 17 en 18).lvi Op 7 mei 2008 stuurt [persoon 28], directeur kadaster Register te Alanya, een brief aan het parket van de hoofdofficier van justitie te Alanya. In deze brief staat onder meer: 'Gebleken is dat de als bijlagen bij uw schrijven gevoegde eigendomsbewijzen niet door ons directoraat zijn opgemaakt. Voorts is gebleken dat [persoon 8], Directeur Kadaster Register, wiens handtekeningen voortkomen op de (..) eigendomsbewijzen, op 08-06-2005 uit zijn functie is getreden als Directeur Kadaster Register te Alanya.'lvii Bij deze brief is een uittreksel uit het Turkse kadaster gevoegd dat ziet op Eiland nr/Perceel [nr]/2 met oppervlakte 108,798.33 m2. Bij hoedanigheid 'onverdeeld' onroerend goed staat vermeld: 'akker/bouwland'. Als eigenaren staan vermeld: [persoon 30], [persoon 31], [persoon 32] en [persoon 33], elk voor 1/4 aandeel sinds 22.11.1985 (verkoop).lviii
30. Op 21 januari 2009 wordt H&V failliet verklaard. De curator deelt mee dat van de ingelegde gelden nog een bedrag van ongeveer € 325.000,= aanwezig was op de bankrekening van H&V. Op dat saldo is door meerdere crediteuren beslag gelegd. Voor het overige is de boedel leeg lix.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs in de zaak Golden Sun
Oplichting door H & V en valsheid van de tapu
Allereerst stelt de rechtbank vast dat H&V door het doen uitzenden van reclamespotjes en door het verspreiden van brochures en prospectussen potentiële beleggers heeft bewogen door aankoop van obligaties te beleggen in vastgoed in Turkije.
Belangrijk element van de prospectussen was de vermelding dat H&V in Turkije een zakenpartner had gevonden in [M], dat [M] in Turkije grond had verworven en dat de verplichtingen die H&V tegenover de obligatienemers op zich zou nemen, waren gedekt met een hypotheekrecht op die grond. Ten bewijze dat [M] eigenaar van de grond was, was het Turks eigendomsbewijs (de in de tenlasteleggingen bedoelde tapu) en een vertaling daarvan in de prospectussen opgenomen.
Dat eigendomsbewijs was een vervalsing. Dit volgt uit de hiervoor onder 29 genoemde feiten. Niet [M], maar anderen waren de eigenaren van de grond en op de dag waarop de in de prospectussen opgenomen tapu zou zijn ondertekend door de directeur van het register, was deze niet langer in die functie werkzaam.
Daarmee staat vast dat de beleggers zijn misleid en dat volgt eveneens uit het feit dat ook overigens op geen enkele wijze is gebleken dat aan [M] bouwgrond toebehoorde of aan H&V enig hypotheekrecht op grond in Turkije is verleend.
Daarnaast moet worden vastgesteld dat in de prospectussen ten onrechte melding is gemaakt van een accountantsverklaring die zou worden verkregen. Uit niets is gebleken dat een dergelijk vooruitzicht bestond. Integendeel, de in de prospectussen genoemde accountant heeft H&V nooit als klant gehad.
Voorts volgt uit de wijze waarop H&V het door de beleggers ingelegde geld heeft besteed, dat H&V heeft voorgewend dat dit geld zou worden gebruikt voor de financiering van vastgoed in Turkije. Immers miljoenen zijn overgeheveld naar Nederlandse ondernemingen als [U] en [T], terwijl daartegenover geen zichtbare tegenprestatie stond. Van het geld dat in Turkije is terechtgekomen, is niets terug gevonden. Niet is gebleken dat enig deel daarvan is aangewend voor de aankoop van onroerend goed of is gebruikt voor de in de prospectussen genoemde projecten.
De verdediging van verdachte en [persoon 34] heeft in dit kader, voor zover de rechtbank niet tot een vrijspraak mocht komen, aangevoerd dat die conclusie zonder nader onderzoek in Turkije niet kan worden getrokken. Die stelling moet evenwel worden verworpen. Zoals blijkt uit de onderzoeksresultaten uit Turkije, hebben de locale autoriteiten een deel van de door H&V aan beleggers verstrekte informatie over het Golden Sun project onderzocht. Uit dat onderzoek kwam onder meer naar voren dat de eigendomsbewijzen vals waren en dat het geld grotendeels contant was opgenomen.
De in dit onderzoek gehoorde betrokkenen hebben op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat wel sprake zou zijn geweest van financiering in vastgoed en/of eigendom van bouwgronden. Gelet op de professionaliteit die H&V pretendeerde en de aard en stelligheid van de door haar in de prospectussen gedane beweringen mocht minst genomen van haar worden verwacht dat zij enige aanwijzing voor de beweerdelijk gedane investeringen had gegeven. Een zodanige aanwijzing kan echter noch uit enige verklaring van de bij H&V betrokken personen noch uit haar administratie worden geput. Niet is gebleken dat er op enig moment concrete bouwplannen hebben bestaan. Er waren slechts gefotoshopte tekeningen van modellen die van het internet waren gehaald, en de 3D-impressies van de huizen zijn deels met behulp van zelfverzonnen gegevens gemaakt.lx Ook is er geen spoor van enige bemoeienis van een architect of aannemer, hetgeen bij projecten van een dergelijke omvang als hier aan de orde wel voor de hand zou liggen.
Ter zitting heeft de verdediging geen feiten of omstandigheden genoemd die een ander licht op de besteding van het geld werpen of die anderszins tot nader onderzoek in Turkije nopen. Zij heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom zodanig onderzoek noodzakelijk is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Bewezen kan dus worden verklaard dat in de prospectussen onjuiste mededelingen zijn gedaan omtrent de eigendom van bouwgronden en, daarmee, het bestaan van zekerheden, alsmede (het uitzicht op) de accountantsverklaring. Het betreft met name die elementen van het prospectus die voor beleggers van doorslaggevende betekenis zijn bij het nemen van hun beslissing om deel te nemen in het aangeboden beleggingsproduct. Voorts kan uit de geldstromen worden afgeleid dat de ingelegde gelden niet overeenkomstig de in de prospectussen vermelde doeleinden zijn besteed. Uit de wijze waarop deze gelden via verschillende wegen zijn weggesluisd volgt dat van deponeren of bewaren ten behoeve van de beleggers geen sprake is geweest. Daarmee staat tevens vast dat in strijd met de waarheid is vermeld dat met de belegde gelden in vastgoed zou worden geïnvesteerd en dat de inlegger na een looptijd van 36 maanden de inleg gegarandeerd terug zou ontvangen. Die onwaarheden zijn kennelijk opzettelijk in het prospectus opgenomen met het doel (potentiële) beleggers te misleiden.
Aangenomen moet worden dat dit van meet af de opzet is geweest van degenen die kennelijk speciaal voor dit doel de vennootschap hebben aangekocht die H&V is gaan heten, en die vervolgens met behulp van H&V beleggers tot deelname aan de projecten hebben bewogen.
Niet is gebleken dat H&V zich met iets anders heeft bezig gehouden dan het aantrekken van geld van beleggers en illustratief is dat uit onderzoek aan de bij [persoon 2] aangetroffen DVD, waarin een blanco concept-tapu en een daarbij behorend stempel bleken te zijn opgeslagen die kennelijk zijn gebruikt om de valse tapu van de prospectussen te maken, is gebleken dat de eerste handelingen ten behoeve van het samenstellen van de prospectussen en het inrichten van de website dateren van voor de aankoop van H&V.
Welke verdachten zijn hierbij betrokken?
Betrokkenheid verdachte [persoon 2]
De verdediging heeft geconcludeerd dat [persoon 2] moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd omdat -samengevat- zijn directeurschap van H&V en zijn betrokkenheid bij de "oprichting" van die vennootschap daartoe onvoldoende is.
Niet is gebleken dat [persoon 2] leiding heeft gegeven aan de persoon die zich [persoon 5] noemde, of aan Verdachte. [persoon 2] was in de periode dat hij werkzaam was bij H&V (tot eind mei 2007) niet daadwerkelijk betrokken bij bestuurlijke activiteiten. Zijn betrokkenheid beperkte zich tot niet delictgerelateerde activiteiten als "de oprichting", de huur van bedrijfsruimte, het openen van de bankrekening van de BV en contacten met de administrateur [persoon 21]. Evenmin heeft [persoon 2] zich ingelaten met het aan de man brengen van obligaties Golden Sun (Golf) Resorts. Het overmaken van gelden naar Turkije paste bij de opzet van de projecten aldaar en de beleggers kregen de hun toegezegde rendementen uitgekeerd. In het dossier wordt er ten onrechte van uitgegaan dat er geen voornemen bestond tot het realiseren van de resorts in Turkije.
Derhalve is niet aangetoond dat verdachte wist dat er gefraudeerd zou worden. Aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit betoog.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat het van meet af aan de bedoeling is geweest om met de tot H&V omgedoopte BV beleggers tot deelname te bewegen zonder daartegenover de beloofde tegenprestaties te stellen. Het uitbetalen van rendement was kennelijk uitsluitend bedoeld als een bij ponzi-schemes als deze gebruikelijk lokmiddel nu van enig werkelijk rendement geen sprake kon zijn. De rendementen zijn uit de inleg van de beleggers betaald.
Het is niet erg waarschijnlijk dat [persoon 2] als eigenaar en directeur van H&V dit niet heeft geweten, gelet op zijn betrokkenheid bij de aankoop van de BV en gelet op de daarna daarin door hem ontplooide activiteiten. Immers, hij was actief betrokken bij het verwerven van de aandelen H&V, bij de naamswijziging van deze BV, bij het registreren van domeinnamenlxi, bij het openen van een bankrekening op naam van de BV, waarover hij vervolgens kon beschikken aangezien hij de pashouder daarvan werd, bij het aangaan van de huur van bedrijfsruimte in het pand aan de [straatnaam] in Amsterdam, en bij het brengen van post van H&V naar de boekhouder.
Er is echter meer. Niet alleen is bij [persoon 2] de DVD aangetroffen, waarin de blanco tapu met stempel was opgeslagen, en is er het hiervoor onder 27 van de vaststaande feiten vermelde papiertje, waaruit de rechtbank concludeert dat [persoon 2], wiens voornaam [persoon 27] is, een van de vier initiatiefnemers is van de oplichting, maar ook zijn er twee door de boekhouder [persoon 21] op 27 en 28 november 2006 gevoerde, opgenomen telefoongesprekken, het eerste met dezelfde [persoon 27] (dus: [persoon 2]) en het tweede met [persoon 25] (dat is [persoon 3]), waaruit blijkt dat [persoon 2] betrokken was bij het overnemen van het prospectus van TRE Invest door H&V en waaruit blijkt dat hij een voorbeeld wilde hebben van een accountantsverklaring om die voor het prospectus van H&V te gebruikenlxii, nadat hij eerder met [persoon 35] van Accountantskantoor WEA over een zodanige verklaring had gesproken.lxiii [persoon 2] wist dus precies waarmee de vennootschap zich bezig hield, schroomde niet het prospectus van een bonafide onderneming over te nemen en had kennelijk de bedoeling om de tekst van het voorbeeld van de accountantsverklaring in het prospectus van H&V op te nemen. Daarmee is gegeven dat hij kennelijk de bedoeling had in het prospectus een valse accountantsverklaring op te nemen, en staat vast dat hij het boos opzet had met behulp van H&V beleggers op te lichten.
Voorts is nog gebleken dat de door RV Productions uitgebrachte offerte voor folders, presentatiemappen en enveloppen aan [persoon 2] is gerichtl xiv en dat in contacten met beleggers en bij het ondertekenen van obligaties zijn naam wordt gebruikt.lxv
Dat [persoon 2] ontslag zou hebben genomen betekende niet het einde van zijn bemoeienissen met H&V. Nog in juni 2007 heeft hij een advocaat geïnstrueerd om hoger beroep in te stellen tegen een tegen H&V in kort geding gewezen vonnis.
Aan de overtuiging dat [persoon 2] zich heeft schuldig gemaakt aan de onderhavige fraude draagt bij dat hij niet de moeite heeft genomen om enige verantwoording af te leggen over zijn beleid als eigenaar en directeur van H&V. Hij is sinds geruime tijd voortvluchtig.
[persoon 2] moet dan ook worden beschouwd als medepleger van het feitelijk leiding geven aan de door H&V gepleegde oplichting.
Betrokkenheid verdachte [persoon 3]
[persoon 3] wist niet van de oplichting, aldus de verdediging, en had ook geen reden te vermoeden dat H&V de beleggers oplichtte. Hij was slechts gedurende korte tijd voor H&V werkzaam. De getuige [persoon 7] vergist zich in het moment waarop [persoon 3] bij H&V is begonnen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
[persoon 3] wist van de oplichting. Dit volgt uit het al genoemde telefoongesprek dat hij op 28 november 2006 met [persoon 21] voerde. Daarin spreekt hij eerst over een accountantsverklaring voor het prospectus van H&V, vertelt [persoon 21] vervolgens dat er veel klanten binnenlopen en reageert tenslotte op de opmerking van [persoon 21] "'t is ook een prachtig produkt (..) en de presentatie is denk helemaal (..) en een prachtig rendement natuurlijk" met: "Ja daarom (..) ik denk dat we het goed voor mekaar hebben zo (..) ik denk wat [H&V] op die manier brengt dat gewoon (..) goed in mekaar zit .. als je gaat kijken naar (..) de mensen die d'r op reageren qua beroepsmatig (..) 't zijn toch hoog opgeleide mensen (..)."lxvi
Voorts was [persoon 3] betrokken bij de vertaling van de valse tapu's. Hij was daarvoor bij het kantoor van [persoon 36].
Uit het hiervoor onder 27 van de vaststaande feiten vermelde papiertje, blijkt dat [persoon 3] vanaf het begin bij de oplichting was betrokken en bovendien dat hij daarvan een van de initiatiefnemers was. Daarop wijst ook dat hij op 10 april 2006 met verdachte en [persoon 2] bij [A] was, dat hij samen met [persoon 2] naar de [straatnaam] in Amsterdam is gegaan om daar de kantoorruimte te huren en dat hij met verdachte daar een fax en een printer installeerde. Ook daarna deed hij nog mee, want hij was aanvankelijk 3 à 4 dagen per week op het kantoor aan de [straatnaam], maar later werd dat minder. Na mei 2007 heeft de getuige [persoon 7] hem daar niet meer gezien. Dat past bij de hierna nog te bespreken betrokkenheid van [persoon 3] bij de zaak Royal Dubai.
In het licht van het voorgaande moeten de loonbetalingen door H&V aan [persoon 3] per 1 januari 2007 en het ontslag per 28 april 2007 worden gezien als camouflage, kennelijk vooral bedoeld om te doen voorkomen dat [persoon 3] niet meer was dan een werknemer met een kortlopend dienstverband die van niets wist.
De conclusie is dan ook dat ook [persoon 2] moet worden aangemerkt als medepleger van het feitelijk leiding geven aan de met behulp van H&V gepleegde oplichting, zij het voor een kortere periode dan zijn mededaders.
Betrokkenheid verdachte [persoon 34]
Diverse aangevers en getuigen hebben verklaard dat hun contactpersoon bij H&V [persoon 5] was.lxvii Geen van hen heeft [persoon 5] in persoon ontmoet; allen hebben telefonisch en/of per e-mail contact met hem gehad. Op de DVD die in de woning van verdachte [persoon 2] is aangetroffen, staan bestanden met visitekaartjes van "H&V Drs. [persoon 5] Financieel Manager"lxviii. Verdachte [persoon 3] heeft verklaard dat [persoon 5] hem bij H&V in dienst heeft genomen.lxix [persoon 22] heeft verklaard dat hij op zijn beurt een sollicitatiegesprek heeft gevoerd met [persoon 3] en [persoon 5].lxx [persoon 3] heeft verder verklaard dat [persoon 5] de klanten te woord stond en veelal het gesprek overnam als [persoon 3] een klant aan de telefoon had. Volgens [persoon 22] verkocht [persoon 5] aanvankelijk de obligaties zelf en bleef hij na de komst van [persoon 22], die dat werk overnam, op de achterhand altijd beschikbaar om alle vragen van klanten te beantwoorden. [persoon 5] stuurde [persoon 22] per mail de gegevens toe van geïnteresseerden met wie [persoon 22] contact moest opnemen. [persoon 5] wist alles van de financiële en fiscale aspecten van het product en van het project, tot de bouwkundige aspecten aan toe. Hij beschikte ook over de codes om elektronische betalingen te kunnen doen namens H&V, aldus [persoon 22]. Verdachte heeft verklaard dat [persoon 2] hem begin 2006 heeft voorgesteld aan [persoon 5], in het kantoor van H&V aan de [straatnaam].lxxi [persoon 5] heeft zich volgens verdachte intensief met het reclamemateriaal bemoeid en is daarvoor verschillende keren op het kantoor van Websoft in Nieuwegein geweest. [persoon 37] die ook bij Websoft werkte, heeft verklaard dat hij van [persoon 5] regelmatig opdracht kreeg kavels op de website van Golden Sun op optie te zetten en ook om foto's van huizen op de eigen website van H&V te vervangen.lxxii [persoon 7], de receptioniste van het kantoorpand aan de [straatnaam], heeft verklaard dat [p[persoon 5] vanaf mei/juni/september 2006 vrijwel dagelijks aanwezig was en vanaf eind 2006/februari/mei 2007 minder vaak op kantoor kwam.
Bij de FIOD is het vermoeden ontstaan dat [p[persoon 5] een alias is van [persoon 34]. Dit vermoeden wordt ontleend aan uitlatingen van [persoon 38], die op 22 mei 2008 door de FIOD is verhoord in verband met zijn betrokkenheid bij valse facturen die werden gebruikt voor het creëren van zwarte geldstromen, onder meer op naam van [U]. [persoon 38] vertelde de FIOD, zonder dat hem iets was gevraagd, over Golden Sun of H&V, dat boven de personen met wie hij in het kader van de valse facturen te maken had, een 'stelletje oplichters' zat dat ook betrokken was bij 'die oplichting van die huisjes in Turkije'.lxxiii Hij had gehoord dat een van de betrokkenen "[persoon[persoon 26]" werd genoemd en dat zijn achternaam [persoon 34] of [persoon 34] was. "[persoon 26]" had een broer die [voornaam broer] heette. Er was ook een [voornaam 1] bij betrokken, die na de oplichting met de Turkse huisjes naar Thailand of Maleisië was gevlucht en daar zat te genieten van het geld. De bende zat ook in de pillen, gebruikte kooivechters als bodyguard en hield zich op in de omgeving van Delft maar ging ook regelmatig naar Amsterdam. Nader onderzoek op de naam [persoon 26] de [persoon 34] in de omgeving van Delft leidde tot verdachte [persoon 34], die in Rijswijk woont en een broer heeft die [voornaam broer] heet.
Foto's van [persoon 34]lxxiv zijn opgenomen in een fotomap die is samengesteld volgens de regels voor meervoudige fotoconfrontaties.lxxv [persoon 7] heeft bij een fotoconfrontatie zonder voorbehoud de man op die foto's aangewezen als degene die zij kent als [p[persoon 5].lxxvi De rechtbank acht, anders dan de raadsman, deze herkenning betrouwbaar en een vergissing niet waarschijnlijk. [persoon 7] heeft in een eerder verhoor op de aan haar getoonde losse foto's feilloos [persoon 2]lxxvii [persoon 3]lxxviii verdachtelxxix, [persoon 22]lxxx en [persoon 39] lxxxiaangewezen.lxxxii Zij heeft blijkens haar verklaring een goed geheugen voor gezichten: toen [persoon 5] haar in juni 2007 voorstelde aan de nieuwe medewerker [persoon 39] herkende zij deze als [persoon 39], die in Thailand gevangen had gezeten wegens drugs.lxxxiii Dat [persoon 34], zoals de rechtbank hem op de zitting heeft kunnen zien, niet voldoet aan de eerder door [persoon 7] gegeven beschrijving van [persoon 5] ("zonnebankbruin Albert Cuijptype met grove schakelketting") is niet van betekenis, aangezien die beschrijving geen onveranderbare elementen in het uiterlijk omvat.
De fotomap met daarin de foto's van [persoon 34] is ook getoond aan de getuigen [persoon 22], [persoon 40], [persoon 41] en [persoon 39]. Bij de fotoconfrontatie volgde bij geen van hen een herkenning. Aan [persoon 22] is vervolgens nog een losse foto van [persoon 34] uit 2007 getoond.lxxxiv Op die foto herkent [persoon 22] de man die hij kent als [persoon 5]. Als hem daarna de foto's van [persoon 34] uit de fotomap nog een keer getoond worden, verklaart [persoon 22] dat hij nu ziet dat op een van de foto's [persoon 5] staat. Op deze recentere foto's heeft [persoon 5] volgens [persoon 22] zijn haar geblondeerd en anders geknipt en is zijn gezicht ouder. [persoon 22] vindt het logisch dat hij deze foto's er bij de meervoudige fotoconfrontatie niet uitgehaald heeft, omdat het gezicht aanmerkelijk veranderd is en hij maar 4 seconden naar de foto's heeft mogen kijken. Als consulent van een haarlaserkliniek let [persoon 22], zo zegt hij, beroepshalve op zaken als haar en gezicht. Bij vergelijking van de foto's D/423 en D/425 en D/426 valt de rechtbank op dat [persoon 34] op de eerste foto, uit 2007, veel donkerder haar heeft en een gladder en voller gezicht. De opmerking van [persoon 22], dat het haar lichter en het gezicht verouderd is, kan de rechtbank daarom wel plaatsen.
Aan de getuigen [persoon 37]lxxxv en [persoon 42]lxxxvi is, om uit het dossier niet blijkende redenen, niet de fotomap getoond, maar slechts de losse foto van [persoon 34] uit 2007 (D/423). [persoon 37] verklaart daarop dat dit volgens hem [persoon 5] is, die hij één keer heeft gezien toen hij met een petje op en in gezelschap van een kale man die zich voorstelde als [persoon 27] [persoon 2] bij Websoft op kantoor kwam. [persoon 42] verklaart dat de man op de foto [bijnaam 1] is, die samen met [biijnaam 2] in het kantoor boven de fietsenhandel in [woonplaats] kwam. Hij heeft hem daar in de eerste helft van 2007 een paar keer gezien maar nooit echt gesproken, alleen gedag gezegd en hij heeft nooit zijn naam gehoord.
Alles bij elkaar genomen ziet de rechtbank in de herkenning door [persoon 7], die nog wordt ondersteund door de herkenningen door [persoon 22], [persoon 37] en [persoon 42] op de losse foto, voldoende bewijs dat [persoon 34] degene is die deze getuigen kennen als [persoon 5].
De vraag is vervolgens of [persoon 34] ook de [persoon 5] is die namens H&V de hiervoor omschreven activiteiten heeft verricht (klanten te woord staan, personeel aannemen, reclamemateriaal vervaardigen). De raadsman heeft erop gewezen dat verschillende personen zich (kunnen) hebben bediend van de naam [persoon 5], zoals de FIOD ook veronderstelt lxxxvii. De drukker [V] wijst immers [persoon 2] (foto D/061 1 van 2) aan als degene die hij kent als [persoon 5],lxxxviii de aangever [persoon 43] is ervan overtuigd dat [persoon 22] degene is die zich heeft voorgedaan als [persoon 5] (nadat hij diens stem had gehoord in een televisieuitzending)lxxxix en de e-mails die onder de naam [persoon 5] zijn uitgegaan zijn zó verschillend van aanhef, stijl en ondertekening -zelfs als ze aan dezelfde persoon gericht zijn- dat ze wel van verschillende personen afkomstig moeten zijn. Het valt ook de rechtbank op dat de e-mails aan Verdachte (beschreven in AH-121) en [persoon 22] (D/67 t/m D/89), die verzonden zijn vanaf het adres [emailadres] en zijn ondertekend door [persoon 5], nu eens informeel beginnen ('Beste [persoon 24]', 'Beste [voornaam 2]) of eindigen ('[voornaam 3]') en dan weer formeel beginnen en/of eindigen ('Geachte heer..' 'Dhr. [persoon 5]'). De wisseling tussen formeel en informeel kan zich in een en hetzelfde mailtje voordoen (bijvoorbeeld D/070: aanhef 'Beste [voornaam 2] en afsluiting '[persoon 5]'). Regelmatig begint een mail ook met 'Beste..' en wordt de geadresseerde vervolgens niettemin met 'u' aangesproken.xc
Dit alles zou erop kunnen wijzen dat er bij H&V meer mensen zijn geweest die de naam [persoon 5] gebruikten. Maar dat is niet de enig denkbare verklaring. Ook mogelijk is dat opzettelijk verwarring is gezaaid over de identiteit van [persoon 5]. Wat daarvan zij, de rechtbank vindt de aanwijzingen dat anderen zich van dezelfde schuilnaam bedienden niet van dien aard dat moet worden aangenomen dat achter deze naam willekeurig wie zou kunnen schuilgaan. De rechtbank komt tot de conclusie dat de activiteiten die aan [persoon 5] worden toegedicht ten minste in het gros van de gevallen op conto van [persoon 34] kunnen worden geschreven. De belangrijkste steun voor die conclusie is de verklaring van [persoon 7], dat de persoon die zij kent als [persoon 5] (en dat is, zoals hiervoor is vastgesteld, [persoon 34]) gedurende langere tijd vrijwel dagelijks in het kantoor van H&V aan de [straatnaam] aanwezig was. Zij heeft, zoals de raadsman terecht aanvoert, niet gezien wat hij daar deed. Hiervóór heeft de rechtbank echter al vastgesteld dat H&V zich slechts bezighield met de oplichting van beleggers, zodat geen rekening hoeft te worden gehouden met de mogelijkheid dat [persoon 34] daar iets anders kwam doen. In dit kader is verder van belang de verklaring van [persoon 22], dat hij altijd met dezelfde persoon te maken had als hij met [persoon 5] sprak. Ook [persoon 39] verklaart dat hij de post voor H&V wekelijks aan dezelfde persoon overhandigde. Deze persoon heette [voornaam 3a] of [voornaam 3] en reed in een zilvergrijze Mini Cooper.xci De vriendin van [persoon 34] beschikt over een zilvergrijze Mini Cooper en [persoon 34] rijdt daar volgens haar verklaring ook in.
Niet onbelangrijk is ook dat [persoon 34] over vermogen lijkt te beschikken waarvoor geen legale bron kan worden aangewezen. In Nederland is van hem geen inkomen bekend en hij heeft hierover zelf ook geen informatie verschaft. Wel is vastgesteld dat op zijn rekening in minder dan anderhalf jaar tijd € 60.700,= contant is gestort en dat hij sinds februari 2007 maandelijks € 3.600,= aan huur betaalt, ook contant.xcii Dit laatste volgt uit de huurovereenkomstxciii in combinatie met de verklaring van de verhuurder [persoon 44].xciv Dat die huurovereenkomst vals is en de verklaring van [persoon 44] niet juist, zoals [persoon 34] ter zitting heeft gezegd, is niet aannemelijk gemaakt. Ook had [persoon 34] bij zijn aanhouding bijna € 1.300,= aan contant geld op zak xcv. Vlak vóór die aanhouding reed hij bovendien in een auto die € 168.000,= heeft gekost.xcvi Weliswaar staat die auto op naam van een Luxemburgse onderneming, maar de contacten voor de aankoop ervan zijn volledig via de vriendin van [persoon 34] gelopen en de auto werd gestald in een (ook weer op naam van iemand anders) door [persoon 34] gehuurde garage.xcvii De raadkamer van deze rechtbank heeft op het beklag over de inbeslagname van de auto -ingesteld door de Luxemburgse onderneming- dan ook beslist dat een schijnconstructie niet onaannemelijk is en dat het beslag niet wordt opgeheven (beschikking van 10 november 2009, RK09/1989).
Ten slotte heeft het gerechtshof Den Haag (arrest van 28 september 2006 met parketnummer 20-001925-04, inmiddels onherroepelijk) vastgesteld dat [persoon 34] zich in 2001-2003 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Blijkens het arrest heeft [persoon 34] 55 personen bewogen om geld te verstrekken aan zijn onderneming Mercurius Nederland BV onder het voorwendsel dat het geld zou worden gebruikt als werkkapitaal voor de handel in computers en zonnepanelen voor de garnalenkweek in Thailand, dat maandelijks 5% rente zou worden uitgekeerd en dat aan het einde van de looptijd de gehele inleg zou worden terugbetaald. Het gerechtshof heeft vastgesteld dat weliswaar enige tijd rente is uitgekeerd maar dat de inleg nooit is terugbetaald, terwijl van het kapitaal zo'n € 390.000,= is terechtgekomen op de privérekening van [persoon 34] en daarvan contant is opgenomen. Blijkens het arrest was werkelijke handel in computers of zonnepanelen van meet af aan niet de bedoeling van de onderneming.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, neemt de rechtbank aan dat [persoon 34] onder de naam [persoon 5] betrokken is geweest bij de door H&V gepleegde oplichting. De rechtbank gaat ervan uit dat [persoon 34] degene is die op het kladbriefje over de huur van de [straatnaam] (D/116, hiervoor weergegeven onder 27) wordt aangeduid als "[persoon 26]" en dat hij een van de vier oprichters is van het oplichtingsvehikel. Hij is daar na de oprichting volop bij betrokken gebleven, wat blijkt uit zijn frequente aanwezigheid op de [straatnaam] en de vele telefonische en elektronische contacten die hij heeft gehad met de andere betrokkenen. Hij kan dan ook als een van de feitelijk leidinggevenden worden beschouwd. Hieraan doet niet af dat bij het onderzoek naar de geldstromen geen rechtstreeks verband met hem is vastgesteld, afgezien van de omstandigheid dat hij bevriend is met [persoon 45] en dat zijn broer [voornaam broer] zakelijke banden heeft met [persoon 45] en [persoon 47]. xcviii
Betrokkenheid verdachte [verdachte]
Verdachte is eigenaar van Websoft. Volgens zijn eigen verklaring xcix is verdachte begin 2006 door [persoon 2] benaderd voor het ontwikkelen van een website. [persoon 2] vertelde dat hij met Turkse partners een resort zou bouwen waarvoor investeerders zouden worden gezocht die via obligaties de bouwkosten zouden inleggen. Verder had [persoon 2] alleen een naam en geen logo's, huisstijl of andere zaken. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, uit enthousiasme voorgesteld om naast de website ook een logo en huisstijl voor het project te ontwerpen. Samen met [persoon 3], zijn jeugdvriend, die toen bij Websoft werkte (D/115 is een nulurencontract tussen Websoft en [persoon 3] met datum 20 december 2005), heeft Verdachte op het kantoor van H&V aan de [straatnaam] de computers, fax en printer geïnstalleerd. Bij die gelegenheid heeft verdachte ook nieuwe foto's genomen van het kantoorpand met de daarvoor geplaatste vlag. Verdachte heeft vervolgens de naam H&V in de vlag gephotoshopt. Verdachte heeft de website van Golden Sun gebouwd en de brochures en visitekaartjes ontworpen. Ook heeft hij advertenties geplaatst in geschreven media en op internetsites en hij heeft gezorgd voor een promotiefilmpje dat werd vertoond in reclameblokken van RTL-Z. Voor dit alles is, met datum 12 juli 2006, een overeenkomst opgemaakt tussen Websoft (verdachte) en H&V ([persoon 2]), waarin is vastgelegd dat Websoft voor al deze werkzaamheden € 250,= per maand zal ontvangen en dat de overeenkomst ingaat per 1 november 2006.c
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat alle hiervoor omschreven activiteiten van verdachte zijn verricht in het kader van een normale relatie tussen dienstverlener en klant. Verdachte behoefde er niet op bedacht te zijn dat het door hem vervaardigde reclamemateriaal zou worden gebruikt om mensen op te lichten, als dat al gebeurd is.
De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid van verdachte verder is gegaan dan de hiervoor omschreven verrichtingen. Verdachte is ook aanwezig geweest bij de bespreking op 10 april 2006 bij [A] over de aankoop van [H]. Toen de FIOD verdachte ondervroeg over zijn betrokkenheid bij die aankoop, heeft hij eerst geheel ontkend dat hij daarmee iets te maken had gehad, en heeft hij gezegd dat niemand bij [A] zou zeggen dat hij daar was geweest. Nadat verdachte werd geconfronteerd met de verklaring van [[A] (G14) en met door hemzelf aan [A] gerichte correspondentie (D/136), wist hij zich plotseling te herinneren dat hij toch samen met [persoon 2] en [persoon 3] bij [A] was geweest. Ineens weet hij dan ook weer dat hij daar alleen maar was om iets over de website te vertellen. Deze -uiteindelijke versie van de- verklaring van verdachte vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Zij hecht meer waarde aan het door [persoon 1] geschetste verloop van de bijeenkomst. Volgens [persoon 1] waren op 10 april 2006 [persoon 2], [persoon 3] en verdachte bij [A] omdat ze een BV wilden overnemen. Ze wilden een resort in Turkije starten. Op 1 mei 2006 zijn [persoon 2] en verdachte daarvoor nogmaals bij [A] geweest. Ze hadden een plan om huizen te verkopen in Turkije. Er werden dummies getoond en [persoon 1] vond dat het plan er heel goed uitzag. Men had voor het plan een BV nodig en [persoon 2] heeft toen [H] gekocht. Er is ook gesproken over de nieuwe naam die de vennootschap zou moeten krijgen. [persoon 1] weet niet waarom [persoon 2] als koper optrad en niet (ook) (een van) de anderen. Van een specifieke rolverdeling tussen de drie heren was [persoon 1] niet gebleken. Wel wist hij dat verdachte de website zou maken.ci Uit de aantekeningen in het dossier bij [A] volgt dat verdachte op 9 mei 2006 heeft gebeld met de mededeling dat de koopsom voor de aandelen was overgemaakt.cii
Verdachte heeft er in de ogen van de rechtbank geen goede verklaring voor gegeven dat hij op deze wijze was betrokken bij de aankoop van [H], nog daargelaten dat hij zijn betrokkenheid aanvankelijk heeft ontkend. Dat hij, zoals hij in zijn bijgestelde verklaring zegt, bij [A] alleen een presentatie heeft gegeven over de website vindt de rechtbank niet aannemelijk. Niet valt in te zien wat [A] met die informatie zou moeten. [A] leverde immers alleen de benodigde plankvennootschap. Aannemelijker is het daarom dat, zoals [persoon 1] zegt, verdachte een presentatie heeft gegeven over het project in Turkije, aan de hand van dummies.
Dummies waren op 10 april 2006 al voorhanden: op de in de woning van [persoon 2] aangetroffen DVD staan logo's en brochures die al in de periode vóór 10 april 2006 zijn opgeslagen.ciii Daaruit blijkt overigens ook dat de naam [H&V] al voorkomt op een ontwerp van 17 maart 2006 en dat die naam dus niet pas bedacht is tijdens de bespreking bij [A] op 10 april 2006.
Op de DVD staan ook tekstbestanden van prospectussen van Golden Sun, inschrijfformulieren en een obligatieovereenkomst. Verder staan er kopieën en lege sjablonen van tapu's op, een tapustempel, foto's van villa's en van het kantoorpand aan de [straatnaam], plattegronden en hypotheekakten. Van diverse van de tekstbestanden is volgens de bestandseigenschappen [verdachte] de auteur. Dit geldt bijvoorbeeld voor een bestand van 12 april 2006civ (hiervoor onder 28 weergegeven), een tekst waarin staat ".... [H&V] is een Nederlandse projectontwikkelaar gevestigd te Nieuwegein.... Klik op de foto links om het prospectus te downloaden. Ook ligt deze ter inzage op ons kantoor in Nieuwegein". Dit is opvallend, omdat H&V in Amsterdam gevestigd was. Het uiteindelijke prospectus van Golden Sun (D/138) is ook als tekstbestand op de DVD opgeslagen, met datum 8 december 2006 en met auteur '[persoon 24]', de voornaam van verdachte. Ook van het inschrijfformuliercv is [verdachte] de auteur cvi evenals van de tekst van de obligatieovereenkomst. Op 13 april 2006 is verder een wordbestand opgeslagen (volgens de bestandseigenschappen is de auteur [voornaam] van Websoft en is het bestand het laatst opgeslagen door [persoon 24]) dat een prospectus bevat met datum 21 december 2005, volgens welke H&V in Bussum zou zijn gevestigd. Dit prospectuscvii is een bijna woordelijke kopie van het prospectus van het in Bussum gevestigde TRE Investments cviii zoals de voorzieningenrechter heeft vastgesteld.cix Verdachte wist volgens zijn eigen verklaring dat hij aan het kopiëren was uit brochures van een ander bedrijf en hij wist ook dat dat niet mag. De foto's die op de DVD zijn opgeslagen, heeft verdachte volgens eigen zeggen van internet gehaald of gekopieerd uit bestaande brochures. De enige foto's die verdachte zelf heeft gemaakt, zijn die van het kantoorpand aan de [straatnaam], maar die heeft hij dan weer bewerkt met photoshop.
Uit deze opsomming van bestanden waarin verdachte de hand heeft gehad, blijkt van knip- plak- en jatwerk waarvan verdachte nooit heeft kunnen denken dat het in orde kon zijn. De ontlastende verklaring hiervoor die verdachte in het vooruitzicht stelde toen hij zich vanaf zijn 5e verhoor op zijn zwijgrecht ging beroepen, is uitgebleven. De raadsman heeft aangevoerd (maar verdachte heeft zelf in een van zijn verhoren ook al iets dergelijks gezegd) dat 'er met computerbestanden kan worden gerotzooid'. Dat is in zijn algemeenheid juist. Nadere adstructie van de stelling zou in dit geval echter op zijn plaats zijn geweest, nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor al het reclamemateriaal, waaronder het prospectus en de website. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat de zaken zijn zoals ze lijken, en dat verdachte verantwoordelijk is voor alle op de DVD aangetroffen bestanden, inclusief de valse hypotheekakten en tapu's. De overtuiging dat hij bij de vervalsing van die documenten is betrokken wordt nog versterkt door de verklaring van [persoon 36] die verdachte aanwijst als degene die samen met [persoon 2] de vertaling van Turkse hypotheekstukken heeft verzocht cx(zie ook de verklaring van [persoon 83] die de stukken heeft vertaald cxi en het prospectus waarin de valse stukken zijn opgenomen cxii).
Op het kantoor van Websoft, in een postbakje op het bureau van verdachte cxiii is het kladje D/116 aangetroffen met de verdeling van de eerste kosten aan huur van de onderneming. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de [persoon 24] is die op dat briefje staat en dat hij van begin af aan volop is betrokken bij de oplichtingsplannen en de uitvoering daarvan. Verdachte is ruim vóór de aankoop van de vennootschap begonnen met het fabriceren van het valse materiaal dat uiteindelijk de beleggers heeft overtuigd te investeren in de gebakken lucht van Golden Sun. Hij heeft zich bij [A] gepresenteerd als een van de (daar nog) drie initiatiefnemers en hij was contactpersoon rond de aankoop van de vennootschap. Voor de boekhouder van H&V was hij een van degenen die vanaf het begin bij het hele project betrokken waren en was hij geen zelfstandige webdesigner op afstand.cxiv De rol van verdachte is al met al zodanig dat ook hij moet worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende aan de oplichtingspraktijken van H&V.
Betrokkenheid verdachte [persoon 20]
[persoon 20] heeft per 22 mei 2007 [persoon 2] opgevolgd als directeur en enig aandeelhouder van H&V. [persoon 2] heeft kort daarna de wijk genomen naar Thailand. Alleen al de omstandigheid dat [persoon 20] zich directeur heeft laten maken van een vennootschap die zich bezighield met oplichting - wat bij een zeer oppervlakkig onderzoek door de nieuwe directeur meteen had moeten blijken- kan hem worden aangerekend. De vraag is vervolgens wat [persoon 20] heeft geweten of heeft moeten weten. De rechtbank is van oordeel dat [persoon 20] niet kan worden aangemerkt als een echte katvanger die zich op papier directeur heeft laten maken van een onderneming waarvan hij niets afwist. In de eerste plaats geldt dat [persoon 2] degene is geweest die [persoon 20] heeft aangedragen, hetgeen erop duidt dat [persoon 20] in elk geval [persoon 2] kende. Het is daarom aannemelijk dat [persoon 2] [persoon 20] op de hoogte heeft gesteld van de werkelijke bezigheden van de vennootschap. In de tweede plaats geldt dat vanaf het aantreden van [persoon 20] de overboekingen van de rekening van H&V naar de diverse Nederlandse rechtspersonen beginnen, welke overboekingen vervolgens contant worden opgenomen op verzoek van [persoon 20] (verklaring [persoon 47]). Daaruit rijst het beeld op dat [persoon 20] vanuit Thailand is ingevlogen om aan het einde van de levenscyclus van het oplichtingsvehikel de buit veilig te stellen. In dat beeld past dat [persoon 20] de administratie van de vennootschap heeft opgehaald (verklaring [persoon 48]) en dat die administratie vervolgens nooit is teruggevonden.
De rechtbank merkt [persoon 20] dan ook aan als feitelijk leidinggevende aan de oplichting door H&V vanaf zijn aantreden op 22 mei 2007. Ook na die datum zijn nog diverse beleggers opgelicht. Bovendien zijn de activiteiten van [persoon 20] -het geld wegsluizen en de administratie laten verdwijnen- noodzakelijk geweest om de oplichting te voltooien.
Criminele organisatie
Uit het vorenstaande volgt dat ook het onder 3 ten laste gelegde feit, de oprichting van of deelname aan een criminele organisatie, kan worden bewezen verklaard. Immers, [persoon 2], [persoon 3], [persoon 34] en verdachte en later ook [persoon 20] hebben gedurende langere tijd bewust, intensief en gestructureerd samengewerkt om met behulp van de speciaal voor dit doel aangekochte vennootschap H&V beleggers te misleiden. Bewust werd valse informatie verstrekt, onder meer door opname in prospectussen van valse eigendomsbewijzen. De vennootschap werd uitsluitend gebruikt om zichzelf of anderen ten koste van de beleggers te verrijken. Het ingelegde geld is verdwenen. De organisatie had dus tot oogmerk het oplichten van beleggers, het plegen van valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen.
[persoon 2], [persoon 3], [persoon 34] en verdachte moeten worden aangemerkt als oprichters van de organisatie, [persoon 20] als deelnemer.
Het witwassen
Gebleken is dat in de periode van 22 mei 2007 tot en met 24 augustus 2007 door H&V grote bedragen zijn overgemaakt naar de rekeningen van [U], [T], [E], W&G juridisch advies en MW Consultants BV. Uit het dossier blijkt niet dat deze bedrijven handelingen hebben verricht die het storten van dergelijke bedragen mogelijk kunnen verklaren. Voorts blijkt dat het geld dat op die rekeningen is gestort - al dan niet via tussenrekeningen - grotendeels via pinopnamen is opgenomen (zie de hiervoor onder nrs. 20 t/m 23 genoemde feiten).
Gedurende het opsporingsonderzoek zijn twee personen aangehouden die vermoedelijk betrokken zijn geweest bij deze transacties, te weten [persoon 47] en [persoon 45]. Een derde betrokkene, [persoon 47], is niet aangehouden en daarom ook niet als verdachte gehoord. [persoon 47] en [persoon 45] zijn wel als verdachte gehoord over hun betrokkenheid bij de hiervoor omschreven geldstromen. Hoewel beide verdachten tegenstrijdige verklaringen afleggen, kan uit de door hen afgelegde verklaringen in elk geval het volgende worden vastgesteld.
[persoon 45] erkent dat hij voor ongeveer 1 miljoen euro aan pinopnamen heeft verricht, onder meer in vestigingen van Holland Casino. Daartoe had hij een pinpas van [persoon 47] gekregen. Voorts verklaart [persoon 45] dat hij op 20 of 30 verschillende dagen naar het casino is geweest. Hij ging dan naar meerdere casino's in het land. Soms bezocht hij meerdere casino's op één dag om niet op te vallen. Daarnaast bekent hij dat zijn zwager, [persoon 47], een keer in het casino heeft gepind met een pinpas. [persoon 47] ging vaker mee naar Holland Casino, aldus [persoon 45].cxv
De verklaring van [persoon 47] komt hier in zoverre mee overeen, dat ook hij bekent betrokken te zijn geweest bij pinopnamen vanaf de rekening van een aantal plankvennootschappen waarover hij (via GFA juristen) de beschikking had. [persoon 47] heeft daarvoor de vennootschappen GFA Trust, [E], W&G Juridisch Advies en [T] BV gebruikt, zo verklaart hij. Later voegt hij hier nog [F] en Pan Europe Lubricants BV aan toe. [persoon 47] wist ook dat er contant geld naar de rekeningen van die vennootschappen zou worden overgemaakt en dat dit geld vervolgens contant moest worden gemaakt. [persoon 47] heeft daartoe de bankpassen van de vennootschappen aan [persoon 45] overhandigd en hem daarbij de pincodes en een machtiging voor die bankpassen gegeven. cxvi Ook heeft hij zelf enkele pintransacties verricht. cxvii
Tot zover stroken de verklaringen. Beide verdachten wijzen echter in hun verklaring de ander aan als degene die in deze zaak het initiatief heeft genomen. [persoon 45] verklaart dat [persoon 47] hem in de zomer van 2007 heeft benaderd met het verzoek om voor hem ([persoon 47]) in het casino geld te pinnencxviii. [persoon 47] verklaart dat [persoon 45] hem heeft benaderd, en dat laatstgenoemde daarbij onder meer heeft verteld dat er contant geld nodig was voor onroerend goed in Turkije. In dit verband zou [persoon 45] ook de naam Frits [persoon 20] hebben genoemd.cxix
De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring die [persoon 47] over de gang van zaken heeft afgelegd. Zijn verklaring over de bestemming van het geld (onroerend goed in Turkije) en de naam van [persoon 20] als de persoon aan wie het geld zou worden overhandigd, geeft immers een logische verklaring voor de anders onverklaarbare connectie tussen H&V en de gebruikte plankvennootschappen. De naam [persoon 20] is eens temeer opvallend, aangezien het begin van de transacties samenvalt met de aanstelling van [persoon 20] als DGA van H&V. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat [persoon 45], in tegenstelling tot [persoon 47], in verband kan worden gebracht met een van de personen binnen H&V (namelijk [persoon 34]- zo blijkt uit hetgeen hiervoor over de betrokkenheid van [persoon 34] is overwogen). Dit maakt nog aannemelijker dat [persoon 45] degene is geweest die voor het creëren van de geldstromen vanaf die onderneming contact heeft gelegd met [persoon 47], en niet andersom. Ten slotte zijn [persoon 45] al op 3 augustus 2007 in Holland Casino Breda vragen gesteld in verband met een pintransactie die [persoon 47] daar zojuist met de bankpas van HMS Meili Trading had verricht. Hij heeft toen tegenover de medewerker van het casino verklaard dat die bankpas van zijn compagnon in Maleisië zou zijn. Hij heeft toen niet de naam [persoon 47] laten vallen. Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn latere verklaring dat hij alles in opdracht van [persoon 47] zou hebben verricht. Weliswaar heeft [persoon 45] bij zijn verhoor ontkend dit in het casino te hebben gezegd, maar de rechtbank ziet geen redenen om aan te nemen dat dit onjuist in de melding van Holland Casino zou zijn opgenomen.
Beoordeling van de rol van [persoon 45] en [persoon 47]
Uit het vorenstaande kan in elk geval worden vastgesteld dat [persoon 45] en [persoon 47] pinopnamen hebben verricht in Holland Casino vanaf de rekening van [T]. Uit een observatie van Holland Casino blijkt dat zij ook vanaf de rekening van [F] geld hebben gepind.cxx Daarnaast staat vast dat zij in de periode van 22 mei 2007 tot en met 6 augustus 2007 veelvuldig in diverse vestigingen van Holland Casino zijn geweest.cxxi Uit vergelijkingen van de bezoekerslijsten van Holland Casino met bankafschriften van [U], [T] BV en [F] blijkt dat in die periode vanaf de rekeningen van de hiervoor genoemde ondernemingen veelvuldig pinopnamen zijn verricht in Holland Casino. Die pinopnamen vonden plaats, vlak nadat [persoon 45] en/of [persoon 47] volgens de bezoekerslijst in het casino waren binnengekomen, zo blijkt uit AH/318A.cxxii
De FIOD spreekt op basis van het bovenstaande het vermoeden uit dat al die pinopnamen in Holland Casino door [persoon 45] en/of [persoon 47] zijn verricht. Zij zouden daarbij in bijzijn van elkaar een totaalbedrag van € 1.921.500,= hebben gepind.cxxiii De verdediging heeft ter zitting die stelling bestreden. De raadsman heeft erop gewezen dat (1) in het dossier ook wordt opgemerkt dat [persoon 45] en [persoon 47] op bepaalde momenten dat er wordt gepind niet aanwezig waren in de betreffende casinovestiging (AH/053, p. 20) en (2) er soms een discrepantie zit tussen de verschillende bezoekerslijsten die Holland Casino heeft verstrekt.
Anders dan de verdediging baseert de rechtbank zich bij haar beslissing wel op de betreffende ambtshandeling AH/318A. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het daarin vervatte onderzoek (deels) op onjuiste gegevens zou zijn gebaseerd. Uit dat processtuk blijkt dat pinopnamen zijn verricht in Holland Casino, terwijl [persoon 45] en/of [persoon 46] daar aanwezig waren. Het is niet aannemelijk dat zij in de bewuste periode voor een ander doel dan het verrichten van pinopnamen in het casino zijn geweest. [persoon 45] heeft immers verklaard dat hij nooit speelde in de casino's, maar alleen kwam om wat te eten, drinken, vooral te pinnen en dan weer weg ging.cxxiv Uit een observatie van Holland Casino van 6 augustus 2007 blijkt ook dat [persoon 45] en [persoon 47] slechts korte tijd in het casino aanwezig zijn en eigenlijk alleen geld pinnen.cxxv Dat ondersteunt de conclusie dat zij alleen voor pinopnames casino's hebben bezocht. Bovendien beschikte [persoon 45] - en via hem, ook [persoon 47] - over pinpassen van die drie ondernemingen. Daarvan uitgaande, zou het eerste verweer van de raadsman er op neerkomen dat precies rondom het tijdstip dat [persoon 45] en/of [persoon 47] in het casino waren, iemand anders met een pinpas van die ondernemingen geld zou hebben gepind. Dat acht de rechtbank niet aannemelijk. Wat zowel [persoon 45] als [persoon 47] betreft kan worden bewezen verklaard dat zij een geldbedrag van ongeveer 2 miljoen euro hebben gepind.
De verdediging van [persoon 45] heeft zich op het standpunt gesteld dat zelfs in dat geval nog niet kan worden bewezen dat [persoon 45] wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Ook dat verweer kan geen stand houden. De rechtbank stelt voorop dat de wetenschap als bedoeld in artikel 420bis Sr niet slechts wetenschap in de meest strikte betekenis van het woord omvat, maar ook voorwaardelijk opzet. Dat betekent dat van wetenschap ook sprake is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt vast dat [persoon 45] in een korte periode veelvuldig enorme geldbedragen heeft gepind vanaf een drietal rekeningen van hem verder onbekende ondernemingen. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van meer dan een miljoen euro. Dit had hem reeds ten volle moeten doen beseffen dat het geld mogelijk een illegale herkomst had. Dat hij daarnaar enig onderzoek heeft gedaan is niet gebleken. Integendeel, hij heeft bewust meerdere casinovestigingen op een dag bezocht om niet teveel op te vallen. Daaruit blijkt dat hij zich wel degelijk bewust is geweest van het verdachte karakter van de pinopnamen. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte in elk geval wetenschap heeft gehad in de zin van voorwaardelijk opzet.
Dit ligt voor [persoon 47] niet anders. Zoals hiervoor is overwogen heeft hij in eenzelfde frequentie vestigingen van Holland Casino bezocht (soms meerdere op een dag) en daarbij bedragen van aanzienlijke omvang gepind. Uit de verklaring van [persoon 45] blijkt niet dat hij vragen heeft gesteld over de pinpassen of de herkomst van het geld.cxxvi Bovendien heeft [persoon 47] op 6 augustus 2007 wederom samen met [persoon 45] een vestiging van Holland Casino bezocht. [persoon 45] heeft bij dat bezoek opnieuw geld gepind.cxxvii Dat bezoek heeft plaatsgevonden na het (hiervoor vermelde) incident van 3 augustus 2007 in Breda, waarbij het casino een pinpas van HMS Meili Trading heeft ingenomen. Ook na dat incident blijft [persoon 47] [persoon 45] dus vergezellen bij kortstondige bezoeken aan casino's, die alleen dienen om geld te pinnen. Het kan dan ook niet anders dat ook [persoon 47] wetenschap heeft gehad van de illegale herkomst van de geldbedragen, in elk geval in de zin van voorwaardelijk opzet.
3.2. De zaak Royal Dubai
De feitencxxviii
1. Na een eerste contact in april 2007 met zijn verkoper heeft [persoon 56] op 15 mei 2007 een vennootschap gekocht cxxix waarvan de naam op 22 augustus 2007cxxx is gewijzigd in [X] BV en die hierna steeds zo wordt genoemd. Op 30 mei 2007 verkreeg [persoon 56] de aandelen en sedertdien was hij daarvan de directeur.cxxxi
2. [X] BV handelde ook onder de namen Royal Dubai en Van [Y] BV en hield de domeinnamen www.[persoon 57].nl, www.[persoon 57]holding.com, www.royaldubai.nl, alle geregistreerd op 18 april 2007, www.[persoon 57]international.com, geregistreerd op 20 augustus 2007 en www.[persoon 56].nl, geregistreerd op 6 september 2007.cxxxii
3. In juni 2007 heeft [X] BV kantoorruimte gehuurd in een statig pand aan de [adres].cxxxiii In juli 2007 is ten name van [X] BV een bankrekening geopend.cxxxiv Toen is ook contact gezocht met RTL-Z voor het uitzenden van reclamespotjes van [X] BV en met Total Tech Services voor het drukken van brochures van [X] BV, alles ten behoeve van het aantrekken van beleggingen in onroerend goed in Dubai onder de naam Royal Dubai.cxxxv
4. Vanaf begin september 2007 tot begin oktober 2007 zijn de reclamespotjes uitgezonden.cxxxvi Daarin werd een telefoonnummer genoemd, eerst van Didoc Data Services, met wie in juni 2007 het eerste contact was geweest, later van Tele Direct Services, beide een call-center, waaraan verbonden waren [persoon 58], respectievelijk [persoon 59] en [persoon 60]. Deze call-centers verstrekten aan geïnteresseerden informatie en een brochure over de mogelijkheden van beleggen in genoemd project.cxxxvii De brochures waren gedrukt eerst door Multicopy, later door Total Tech Reproservices, waaraan waren verbonden [persoon 61], respectievelijk [persoon 62].cxxxviii
5. In de brochures cxxxix, in de reclamespotjes cxl en op de website die in de spotjes en in de brochure werd genoemd (www.royaldubai.nl), evenals later op de website www.[persoon 56].nlcxli staat - kort weergegeven - dat met een minimale inleg van € 50.000 door aankoop van obligaties kan worden deelgenomen in vastgoed in Dubai tegen een vast rendement van 12,5 % met vastgoed als onderpand. Op laatstgenoemde website staat onder meer dat [Y] BV de onderneming is van de W.I.D. groep die zich in Nederland bezig houdt met het aantrekken van beleggers die willen deelnemen in vastgoed in Dubai, dat de directie meer dan 10 jaar ervaring heeft in het investeren in het Midden Oosten, dat de W.I.D. groep zo'n 23000 medewerkers heeft en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar en dat bij [Y] BV 8 mensen werken . Ten slotte worden de logo's getoond van IFA Hotels & Resorts en [N] in het menu "partners" onder de mededeling dat dezen "direct danwel indirect zijn verbonden" met Van [Y] BV.
6. Vijf personen, [per[persoon 63], [persoon 64], [persoon 65], [persoon 66] en [persoon 67], hebben ieder voor tenminste € 50.000 en samen in totaal voor € 335.000 belegd in het project door overboeking van genoemde bedragen naar de bankrekening van [X] BV in de periode van 14 september 2007 tot en met 4 oktober 2007. Daarnaast betaalden zij € 5.700 aan kosten. [persoon 63] ontving onder meer een stuk getiteld "Voorwaarden deelname". Drie van hen hebben de met hen overeengekomen rente over de maand september 2007 ontvangen. Zij hebben allen aangifte van oplichting gedaan.cxlii
7. Naast de betalingen van de genoemde aangevers is de bankrekening van [X] BV gevoed met boekingen van "[X] Holding" of "[X] Holdings Ltd" in Dubai voor in totaal € 119.960,=, een boeking van € 91.790 afkomstig van een Pakistaanse bank (onder vermelding "B/O [Z]") en stortingen door [persoon 56] van contanten voor in totaal €16.000. Met de genoemde boekingen en stortingen zijn de door de vennootschap gemaakte kosten van ruim € 200.000 betaald, nadat eerder nagenoeg het gehele door de aangevers betaalde bedrag, € 340.000,=, was overgeboekt naar een rekening van "[X] Holding Dubai" bij de Standard Chartered Bank te Dubai.cxliii [X] Holding of [X] Holdings Ltd., blijkt onbekend te zijn bij [L] en [D].cxliv
8. [X] BV is op 7 november 2007 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. F.H. Tiethoff als curator. Hij trof als enig actief ruim € 21.000 aan op de bankrekening van de vennootschap.cxlv
9. Bij brief van 8 oktober 2007 hebben [N] en IFA Hotels & Resorts [X] BV en [persoon 56] doen sommeren op de website www.[persoon 56].nl de vermelding dat er enige band bestaat met eerstgenoemden en laatstgenoemden te verwijderen aangezien die band niet bestaat.cxlvi
10. Medewerkers van het televisieprogramma Opgelicht van de TROS hebben op de website van Royal Dubai een bestand met de naam "voorwaarden" geopend, dat dezelfde voorwaarden te zien gaf als de voorwaarden die aan de aangever [persoon 63] waren gezonden (zie hiervoor onder 6). Blijkens de eigenschappen van dit document was dit stuk op 6 september 2007 gemaakt door [persoon 24] [verdachte].cxlvii
Bij een doorzoeking op 8 november 2007 van het bedrijf van [verdachte] (Websoft) zijn voorts computerbestanden veilig gesteld, waarin een fragment is teruggevonden dat ook te lezen is in de eerdergenoemde brochures van [X].cxlviii
11. In de contacten met leveranciers van [X] BV en in de contacten met beleggers bij [X] kwamen vrijwel steeds personen voor die zich [persoon 26] [persoon 68] of [persoon 69] noemden.cxlix Zij hebben daarbij het telefoonnummer 06-21411670 opgegeven als het nummer waarop zij te bereiken waren. In de periode van 1 april 2007 tot 20 november 2007 is 324 maal op dit nummer uitgebeld, waarvan 95 maal op een plaats vlakbij de plaats waar Websoft is gevestigd.cl
Zijn de aangevers in de zaak Royal Dubai opgelicht ?
De verdediging heeft opgeworpen dat oplichting niet kan worden bewezen verklaard omdat niet deugdelijk is onderzocht wat er in Dubai met het geld van de beleggers is gebeurd. Er is geen rechtshulpverzoek gedaan.
Dit verweer gaat niet op. In de eerste plaats is in de boekhouding van [X] BV niets teruggevonden waaruit zou kunnen blijken dat in Dubai door haar of door een met haar gelieerde vennootschap of persoon enig vastgoedproject op stapel is gezet danwel [X] BV daartoe met derden overeenkomsten heeft gesloten. In de tweede plaats zijn de te verifiëren gegevens die op de website www.[persoon 56].nl zijn vermeld over de eigen organisatie en over haar "partners", onjuist gebleken. [X] BV (of Van [Y] BV) maakt geen deel uit van een grotere organisatie als de W.I.D. groep (nog daargelaten dat een zodanige onderneming met 23000 medewerkers en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar niet is teruggevonden), [persoon 56] heeft geen 10 jarige ervaring met investeren in het Midden Oosten (hij was schoonmaker), [X] had geen 8 mensen in dienst (hooguit waren naast [persoon 56] twee anderen, te weten degenen die zich [persoon 68] en [persoon 69] noemden, voor haar werkzaam) en IFA Hotels & Resorts evenals [N] hadden niets met [X] te maken. In de derde plaats blijkt uit de door [X] BV ontvangen en gedane betalingen dat [X] geen andere activiteit heeft ontwikkeld dan het aantrekken van geld van beleggers; zij heeft de kosten daarvan bestreden met waarschijnlijk een deel van de inleg van de beleggers en de rest van hun inleg is verdwenen (op het door de curator aangetroffen bedrag na). In de vierde plaats is de gelijkenis met de eveneens door de rechtbank bewezen geachte oplichting in de zaak Golden Sun treffend. Met dezelfde middelen worden beleggers misleid en daarvoor wordt voor het maken van reclamespotjes gebruik gemaakt van dezelfde producent daarvan. Ten slotte is van belang dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachten [persoon 2] en verdachte ook, zoals hierna zal worden overwogen, betrokken waren bij het aantrekken van geld door [X] BV. Dan ligt de conclusie voor de hand, en die trekt de rechtbank ook, dat het net zoals in de zaak Golden Sun van meet af de bedoeling is geweest beleggers te misleiden door hun geld uit de zak te kloppen zonder daartegenover enige tegenprestatie te stellen.
Wie waren [persoon 68] en [persoon 69]?
De reeds genoemde getuigen [persoon 58], [persoon 59], [persoon 60] en [persoon 62] is een fotomap getoond. Zij hebben op de foto's [persoon 2] herkend als degene die namens [X] BV optrad en zich daarbij [persoon 26] [persoon 68] noemde, en zij hebben verdachte herkend als degene die namens [X] BV optrad en zich daarbij [persoon 69] noemde.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de getuigen van [persoon 59] en [persoon 60] samen de foto's hebben bekeken. Uit hun bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen leidt de rechtbank af dat zij eerst ieder apart de map hebben bekeken, waarbij hun reactie is vastgelegd, en dat zij daarna, dus op een moment waarop de fotoconfrontatie reeds was beëindigd, met elkaar ten kantore van de FIOD over de confrontatie hebben gesproken waarbij een van hen nog over de de fotomap kon beschikken. Dat laatste had niet mogen gebeuren, reeds omdat dit tot misverstanden aanleiding geeft.
Voorts is aan de getuige [persoon 70] die betrokken was bij de verhuur van de kantoorruimte aan [X] BV, de map getoond. Zij heeft verdachte herkend als degene die zich toen [persoon 69] noemde en zei namens [X] BV te komen.
Uit de hiervan opgemaakte processen-verbaal blijkt dat de samensteller van de map dezelfde is die de eerste drie getuigen de map heeft getoond, hetgeen evenmin had mogen gebeuren, maar deze fout is niet van dien aard dat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar moeten worden geacht, omdat er ook nog ander bewijs is dat op de betrokkenheid van [persoon 2] en verdachte bij de zaak Royal Dubai wijst. Datzelfde geldt voor het feit dat de getuige [persoon 62] de map is getoond door twee opsporingsambtenaren die bij het onderzoek waren betrokken.
Tot het bewijs werkt ook mee de enkelvoudige fotoconfrontatie met de getuige [persoon 61], die verdachte heeft herkend als degeen die zich [persoon 69] noemde en kwam namens [X] BV.
Het zojuist bedoelde andere bewijs dat deze herkenningen ondersteunt, is allereerst dat in de zaak Royal Dubai nagenoeg dezelfde methode is gebruikt om potentiele beleggers over te halen "obligaties" te nemen als in de zaak Golden Sun. Maar er is meer. Voor het maken van de reclamespotjes is dezelfde producent ingeschakeld. In de computer van verdachte zijn de hiervoor onder 10 vermelde gegevens teruggevonden. Heel veel telefoongesprekken zijn gevoerd in de nabijheid van verdachtes bedrijf met de telefoon via welke [persoon 69] en [persoon 68] hadden opgegeven te kunnen worden gebeld. Met Royal Dubai is begonnen toen Golden Sun op z'n einde liep. Het heeft er alle schijn van dat de jeugdvrienden verdachte en [persoon 2] met de kennis die zij in de zaak Golden Sun hadden opgedaan, met Royal Dubai voor zichzelf zijn begonnen.
Tegen het aannemen dat [persoon 3] zich als [persoon 26] [persoon 68] en verdachte zich als [persoon 69] heeft voorgedaan, pleit dat aan verschillende getuigen eveneens de fotomap is getoond en die getuigen op de foto's niemand hebben herkend.
De getuige [persoon 71] heeft echter nooit met een [persoon 68] of [persoon 69] te maken gehad en de getuigen [persoon 72] en [persoon 72], die verdachte overigens van een eerder contact kennen, hebben alleen telefonisch contact [persoon 68] en [persoon 69] gehad. [persoon 56]s verklaring dat hij van de map niemand herkent, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Resteren de getuigen [persoon 74] en [D] bij wie naar zeggen van [persoon 74] [persoon 69] is geweest om namens [X] BV over een opdracht te praten. De omstandigheid dat de twee laatstgenoemde getuigen niemand herkennen, legt echter, al het voorgaande in beschouwing genomen, onvoldoende gewicht in de schaal.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [persoon 2] zich heeft voorgedaan als de [persoon 26] [persoon 68] en dat verdachte zich heeft voorgedaan als de [persoon 69] die vele malen bij de door [X] BV gepleegde oplichting naar buiten zijn getreden.
Rol van de verdachten [persoon 56], [persoon 3] en [verdachte] in de zaak Royal Dubai
Naar het oordeel van de rechtbank zijn [persoon 3] en Verdachte, waarschijnlijk met een of meer anderen (een zekere [persoon 75] lijkt ook een belangrijke rol te spelen), degenen geweest die de oplichting hebben bedacht en daaraan in de verschillende fasen met behulp van het tot dit doel aangekochte vehikel [X] BV uitvoering hebben gegeven. Zij hebben namens [X] BV zaken gedaan met RTL-Z, met de call-centers, de verhuurder van de bedrijfsruimte en met de drukkers van de brochure; verdachte heeft waarschijnlijk ook de websites, de brochures en de voorwaarden waaronder de obligaties werden uitgegeven, gemaakt of in zijn bedrijf doen maken. Zij hebben ook met potentiële beleggers contact gehad.
[persoon 56] was meer dan alleen katvanger want zijn betrokkenheid bij [X] BV is niet beperkt gebleven tot het op zijn naam stellen van de BV en het openen van de bankrekening. Hij is tot het faillissement voor de vennootschap werkzaam gebleven en kende de brochures. Hij heeft in binnen en buitenland opdracht gegeven tot het overboeken van grote bedragen van en naar de bankrekening van [X] BV. Hij heeft in kleine porties contant geld op de rekening van [X] gestort opdat niet zou opvallen dat het uiteindelijk om een groot bedrag ging. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat [persoon 56] wist dat [X] BV haar uitsluitend bedrijf maakte van het oplichten van beleggers.
Zelfs als [persoon 56] dit niet zou hebben geweten, dan geldt dat hij op z'n minst moet hebben geweten dat de vennootschap zich bezighield met zaken die het daglicht niet konden verdragen. In zijn hoedanigheid van directeur en eigenaar van de vennootschap lag het in zijn macht om hieraan onmiddellijk een einde te maken. Dat heeft hij niet gedaan.
[persoon 56] moet derhalve evenals [persoon 3] en verdachte worden beschouwd als medepleger van het feitelijk leiding geven aan de door [X] BV gepleegde oplichting.
4. Bewezenverklaring
Het voorgaande betekent dat ten aanzien van verdachte bewezen kan worden verklaard dat:
zaak Golden Sun
Feit 1
[H&V] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en IJsselstein en Nieuwegein met het oogmerk om anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde personen en anderen één of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
* [persoon 9], enig geldbedrag;
* [persoon 10], een totaalbedrag van € 51.500,-;
* [persoon 11], een totaalbedrag van € 51.500,-;
* [persoon 12], enig geldbedrag;
* [persoon 13], een totaalbedrag van € 101.451,-;
* [persoon 14], enig geldbedrag;
* [persoon 15], een totaalbedrag van € 101.500,-;
* [persoon 16], een totaalbedrag van € 101.500,-;
* [persoon 17], een totaalbedrag van € 51.500,-;
* [persoon 18], een totaalbedrag van € 51.500,-;
hierin bestaande dat [H&V] telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat:
* met de ingelegde gelden de financiering van de bouw van een vakantieresort met villa's in Turkije zal geschieden en
* de belegger/inlegger een bedrag investeert dat jaarlijks gegarandeerd een rendement oplevert van 12,8% en
* het rendement maandelijks tot het einde van de overeenkomst wordt ontvangen en
* de inlegger na een looptijd van de obligatielening van 36 maanden gegarandeerd de inleg retour ontvangt en
* er voldoende zekerheden zijn omtrent de waarde van de projecten waarin geïnvesteerd wordt en
* er waarborgen zijn omtrent de waarde van de investering, onder meer op grond van een financiële prognose, en
* een accountantsverklaring is verkregen dan wel zal worden verkregen en
* samengewerkt wordt met [M] welke onderneming eigenaar zou zijn van bouwgronden waarop het resort gebouwd zal gaan worden
waardoor deze beleggers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;
Feit 2:
[H&V] in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 oktober 2006 te Amsterdam en Nieuwegein een Turkse eigendomsakte (Tapu) (D/138), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid op deze Turkse eigendomsakte (Tapu) vermeld dat de (bouw)grond van perceel nummer [nr]/2, oppervlakte 10.879,833 m2, op naam staat van [M] terwijl in werkelijkheid [[M] middellijk noch onmiddellijk de eigenaar was van de grond, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
Feit 3:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 augustus 2007 te Amsterdam en Nieuwegein en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft opgericht en in stand heeft gehouden en heeft leidinggegeven en heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit verdachte, [persoon 2] en [persoon 34] en [persoon 3] en [persoon 20], en bedrijven, te weten [H&V] en [M], welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten oplichting en valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen;
zaak Royal Dubai
[X] BV (ook handelend onder de namen Royal Dubai,Van [Y] BV en/of Van [Y] Ontwikkeling) in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 november 2007 te Wassenaar en Nieuwegein met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 63] en [persoon 64] en [persoon 65] en [persoon 66] en [persoon 67] telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen te weten:
* [persoon 63] EUR 50.000 op 3 oktober 2007
* [persoon 63] EUR 1.000 op 4 oktober 2007
* [persoon 64] EUR 60.000 op 20 september 2007
* [persoon 64] EUR 1.200 op 26 september 2007
* [persoon 65] EUR 50.000 op 17 september 2007
* [persoon 65] EUR 26.500 op 17 september 2007
* [persoon 66] EUR 51.000 op 14 september 2007
* [persoon 67] EUR 50.000 op 01 oktober 2007
* [persoon 67] EUR 50.000 op 01 oktober 2007
hierin bestaande dat [X] BV telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid heeft voorgewend dat:
* ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in de aankoop, verkoop en/of verhuur van vastgoedobjecten zoals villa's, appartementen,
* kantoorpanden en aanlegsteigers die onderdeel zijn van de meest prestigieuze projecten in Dubai;
* ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd in onder andere Dubailand, Dubai Marina, The Palm Jumeirah en Business Bay;
* 12,5% vast rendement zou worden vergoed, met een maandelijkse uitkering van de rente;
* de volgende elementen van zekerheid bestonden: een terugkoopgarantie, de vastgoedobjecten als onderpand, ervaren solide partners in Dubai, vrije overdraagbaarheid van de obligaties en/of verhuurgaranties van aangekochte objecten;
* [Y] BV onderdeel is van de WID Groep en dat bij [Y] BV acht mensen werken die hoofdzakelijk zijn belast met het aantrekken van Nederlandse investeerders en het lanceren van financiële producten;
* de WID Groep zo'n 3000 medewerkers heeft en een investeringskapitaal van ruim een miljard dollar;
* de directie van [Y] BV meer dan 10 jaar ervaring heeft als het gaat om investeren in het Midden Oosten en Dubai in het bijzonder;
waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte
zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
7.1. Vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen in Golden Sun onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen geachte feiten, alsmede het in Royal Dubai bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft het openbaar ministerie tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak Golden Sun geconcludeerd. Die vorderingen kunnen worden toegewezen voor wat betreft het bedrag van de netto-inleg (inleg minus ontvangen rente-uitkeringen).
Verdachte en zijn mededaders [persoon 34], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 20] dienen hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld voor de betaling van die schade. Daarbij moet tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36e Sr worden opgelegd.
Ook moeten de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 65] (€ 74.635,00,-) en [persoon 63] (€ 49.702,50) in de zaak Royal Dubai worden toegewezen. Verdachte en zijn mededaders [persoon 2] en [persoon 56] moeten voor de betaling daarvan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld en ook hier moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Ten slotte heeft het openbaar ministerie ter zitting aangekondigd in beide zaken een procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in gang te zullen zetten.
7.2. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf, in het bijzonder de keuze voor een vrijheidsbenemende straf en de duur daarvan, heeft de rechtbank het volgende overwogen.
In de zaak Golden Sun zijn ongeveer 230 mensen opgelicht voor een bedrag van in totaal ruim 19,5 miljoen euro. [persoon 34], [persoon 2],[persoon 3] en verdachte hebben in nauwe samenwerking met elkaar de beleggingsfraude voorbereid en uitgevoerd. Later heeft [persoon 20] zich bij hen gevoegd. Het was een gewiekste, weldoordachte en tot in detail voorbereide fraude, zo opgezet dat het beeld van een solide beleggingsinstelling werd voorgetoverd.
Om de opsporing te bemoeilijken werd tussen verdachten en betrokken bedrijven per e-mail op schijnbaar zakelijke wijze gecommuniceerd. [persoon 34] heeft daarbij gebruik gemaakt van een alias. Ook werden contracten (bijvoorbeeld tussen [H&V] en Websoft) gemaakt en salarissen betaald aan het personeel van het oplichtingsvehikel [H&V].
Vanuit een fraai ogend kantoorpand in Amsterdam en een backoffice in IJsselstein werden beleggers door middel van advertenties in tijdschriften, een banner op de website van [T] en een veel bekeken RTL- Z programma verlokt in te gaan op beleggingen in volkomen virtuele investeringen in fraai ogende "resorts" aan de Turkse kust van de middellandse zee. Deze kostbare campagne werd bovendien ondersteund door gelikt folder materiaal en prospectussen waarvan de inhoud was gestolen van andere, min of meer overeenkomstige, maar wel serieuze beleggingsinstellingen. De inhoud van deze prospectussen was zodanig dat een toentertijd stevig, maar niet ongeloofwaardig rendement in het vooruitzicht werd gesteld en op het oog vertrouwenwekkende, maar in werkelijkheid niet bestaande zekerheden werden beloofd. Het verbaast dan ook niet dat zoveel beleggers -in een tijd waarin het zoeken naar hoog rendement en het vertrouwen in de haalbaarheid daarvan nog aanzienlijk was - hun (spaar)geld hebben toevertrouwd aan [H&V].
Verdachten hebben de controle van de AFM ontweken door deelname te minimaliseren tot een niveau van € 50.000,= en, in het begin, de beloofde rendementen uit te betalen .Deze betalingen werden niet gedaan uit behaald rendement (dat was er immers niet), maar uit de inleg van de beleggers.
Het geld van de beleggers is na aftrek van de gemaakte kosten via bankrekeningen in Turkije en Nederlandse rechtspersonen contant gemaakt en verdwenen. In Nederland waren daarbij [persoon 45] en [persoon 47] betrokken. Het is niet te verwachten dat [persoon 34] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of verdachte, die blijkens eerder genoemde verdeelsleutel een gelijk aandeel in de fraude lijken te hebben gehad, dan wel [persoon 20] de slachtoffers ooit (volledige) compensatie zullen bieden voor het geleden nadeel.
Dit soort beleggingsfraude schaadt het vertrouwen van het publiek in met name vastgoedbeleggingen, schaadt daarmee de belangen van de integere beleggingsfondsen en schaadt het functioneren van de financiële markt.
Ook verdachte en zijn jeugdvriend [persoon 3] zijn bij de voorbereidingen van de fraude (Golden Sun) en de uitvoering er van ten nauwste betrokken geweest. Al zou [persoon 3] eerder dan [persoon 2] bij [H&V] zijn vertrokken, dan is dat niet omdat hij met frauderen wilde ophouden. Hij is immers samen met verdachte en [persoon 56] voortgegaan met frauderen door het beleggingsproduct Royal Dubai (in opzet en werkwijze geheel identiek aan Golden Sun) op te tuigen en te vermarkten. Hierbij werd geraffineerder te werk gegaan door alleen aliassen te gebruiken.
Nadat verdachte werd geconfronteerd met onjuistheden in zijn eerste verklaringen tegenover de ambtenaren van de Fiod heeft hij gezwegen over zijn rol in de fraude en sedert een kortstondige schorsing van zijn voorlopige hechtenis is de verdachte voortvluchtig. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte niet tot inkeer is gekomen en zich van het lot van de gedupeerden niets wenst aan te trekken.
Er wordt rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder werd veroordeeld.
Alles overziende acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden.
7.3. De vorderingen van de benadeelde partijen
In totaal hebben 197 beleggers zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij hebben door middel van het daartoe bestemde voegingsformulier vergoeding van de door hen geleden schade gevorderd. De totale som daarvan bedraagt € 18.475.739,31,=. Daarnaast heeft de curator van H&V zich als benadeelde partij gesteld.
Ontvankelijkheid van de benadeelde partijen
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan toekomen aan de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen. Weliswaar is het aantal vordering groot, maar deze zijn - op aanraden van de officier van justitie - zo eenvoudig mogelijk gehouden. Vrijwel alle beleggers hebben alleen de vergoeding van de netto schade (inleg minus ontvangen rentebetalingen) gevorderd. In een door de FIOD opgemaakt excel-bestand (AH/319A) is aan de hand van het dossier die nettoschade berekend. Eventuele afwijkingen tussen die berekening en de ingediende vorderingen zijn nog nader onderzocht door de FIOD. Het is op grond van het dossier volstrekt duidelijk dat de vorderingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden toegewezen. Dat geldt ook voor de vorderingen van beleggers die niet in de tenlastelegging zijn genoemd, zo blijkt uit het arrest HR 9 december 2008, LJN: BF5074.
Alle vorderingen van de beleggers kunnen dan ook worden toegewezen voor wat betreft de netto-inleg. Verdachten kunnen daarvoor hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De curator moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Aldus de officier van justitie.
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat, zelfs ingeval de rechtbank niet tot een vrijspraak mocht komen, de benadeelden partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet van eenvoudige aard zijn en zich niet lenen voor behandeling in het strafgeding. Samengevat zijn daartoe de volgende standpunten aangevoerd:
(1) de (getalsmatige) omvang aan vorderingen maakt dat deze niet eenvoudig van aard zijn;
(2) een groot aantal formulieren is ingediend met een hele beperkte toelichting en zonder enige bijlage. Bij vrijwel geen enkel voegingsformulier is een aangifte gevoegd. Er is dan ook niet alleen te weinig informatie over wie, wanneer, waarmee bezig was bij H&V, maar ook over de aangevers zelf;
(3) mogelijk is sprake van eigen schuld bij de beleggers, met als gevolg dat de schade op grond van artikel 6:101 BW moet worden verdeeld volgens de in dat artikel neergelegde maatstaf. De rente was immers zó riant en uitzonderlijk, dat extra voorzichtigheid geboden was. Van geen enkele benadeelde partij staat vast of is aannemelijk geworden dat die onder de gegeven omstandigheden voldoende voorzichtig is geweest. Om dat vast te kunnen stellen is meer informatie nodig;
(4) in elk geval zijn de benadeelde partijen die niet in de tenlastelegging worden genoemd niet-ontvankelijk in hun vordering.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op grond van artikel 51a lid 1 Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich in het strafproces voegen als benadeelde partij. Artikel 361 lid 2 sub a Sv bepaalt dat die vordering slechts voor toewijzing door de rechtbank vatbaar is, indien (a) aan verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, (b) aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde en (c) de vordering van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De raadslieden hebben bestreden dat in dit geval sprake is van vorderingen van eenvoudige aard. De rechtbank volgt hen niet in dit standpunt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een vordering eenvoudig is, indien daarover volstrekte duidelijkheid bestaat, zowel wat betreft de grondslag als de hoogte ervan, of waarover de gewenste duidelijkheid op eenvoudige wijze kan worden verkregen. Dat is hier het geval. Enkele uitzonderingen daargelaten omvat de door de benadeelde partijen gevorderde schadevergoeding niets meer dan het door hen bij H&V netto ingelegde geldbedrag, verminderd met de ontvangen rentebetalingen. De vorderingen zijn op zichzelf dan ook niet ingewikkeld, aangezien uit de bankafschriften van H&V (die als processtuk D/059 in het procesdossier zijn gevoegd) op eenvoudige wijze valt vast te stellen of - en zo ja voor welk bedrag - door de betreffende benadeelde partij geld is ingelegd in H&V. Daarbij mag worden aangenomen dat die gelden, voor zover ingelegd, telkens zien op beleggingen in Golden Sun (Golf) Resorts. Immers, niet is gebleken (en evenmin door verdachten of de raadslieden gesteld) dat er ook voor andere doeleinden geld op die rekening is gestort. Dat bij sommige vorderingen geen nadere bewijsstukken (afschriften van de obligatieovereenkomst, bankafschriften etc.) zijn gevoegd staat er dan ook niet aan in de weg dat ook die vorderingen in beginsel kunnen worden behandeld. Het is immers duidelijk waar die vorderingen op zien.
Dat het in dit geval om een groot aantal vorderingen gaat (circa 200) maakt dit niet anders. De enkele getalsmatige omvang van vorderingen vormt op zichzelf geen beletsel om die vorderingen in het strafproces te kunnen behandelen. Dit is slechts anders als die behandeling ten koste zou gaan van een zorgvuldige behandeling van de strafzaak. Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor, nu ter zitting voldoende tijd is ingepland voor de behandeling van die vorderingen en de verdediging ook afdoende tijd is gegeven om hiertegen verweer te kunnen voeren.
De benadeelde partijen zijn dan ook in beginsel ontvankelijk in hun vordering, ook die partijen die niet met naam in de bewezenverklaring zijn genoemd. Daarbij is dan wel vereist dat ten aanzien van elk van die benadeelde partijen afzonderlijk kan worden vastgesteld dat de door hen gevorderde schade in rechtstreeks en nauw verband staat met de bewezenverklaarde oplichting (zie ook: HR 9 december 2008, LJN: BF5074).
Dat, zoals wordt gesteld, ten aanzien van elk van de betrokken verdachten afzonderlijk moet worden vastgesteld wie in welke periode binnen H&V welke handelingen heeft verricht, vormt evenmin een grond om de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. Duidelijk is dat de vorderingen verband houden met de door H&V gepleegde oplichting, zoals onder 1 bewezen is verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte, [persoon 2], [persoon 34], [persoon 3] en later ook [persoon 20] feitelijk leiding hebben gegeven aan die oplichting. Dit brengt met zich dat die verdachten ieder afzonderlijk - maar ook hoofdelijk - aansprakelijk zijn voor de schade die beleggers als gevolg van dat feit hebben geleden, met dien verstande dat voor [persoon 3] en [persoon 20] geldt dat zij slechts aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van gelden die zijn ingelegd gedurende de bij hun bewezen verklaarde periode.
Voorts is door de verdediging nog aangevoerd dat sprake zou zijn van eigen schuld van de beleggers. Dit standpunt wijst de rechtbank van de hand. Vast staat immers dat verdachte en zijn mededaders met behulp van het oplichtingsvehikel H&V beleggers doelbewust hebben misleid. Zelfs indien de beleggers zou kunnen worden verweten dat zij onder de gegeven omstandigheden voorzichtiger hadden kunnen zijn, dan nog heeft te gelden dat de mate waarin een eventueel gebrek aan zorg door de benadeelden aan de schade heeft bijgedragen in het niet valt tegenover de mate waarin het gedrag van verdachte aan de schade heeft bijgedragen. Daarnaast verzet ook de billijkheid zich er tegen dat verdachte een deel van de door oplichting verkregen baten op die grond zou kunnen behouden. Een beroep op artikel 6:101 BW zal verdachte dan ook niet kunnen baten (zie ook: Rb. Amsterdam 24 juni 2009, LJN: BJ5134).
De rechtbank verklaart de benadeelden partijen dan ook ontvankelijk in hun vordering. Dit ligt slechts anders voor de volgende partijen.
(1) De curator
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de curator niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
(2) [persoon 79] (nr. 54)cli.
Deze benadeelde partij stelt in zijn vordering dat hij op 5 maart 2007 een bedrag van € 51.500,= aan inleg en emissiekosten heeft betaald. Dit blijkt echter niet uit de bankrekening van H&V. Uit die bankrekening komt slechts naar voren dat een zekere [persoon 76] op 2 april 2007 een bedrag van € 101.000,= euro heeft overgemaakt. Bij de omschrijving van die transactie worden echter de namen [persoon 77] en [persoon 78] genoemd. Aan die personen blijken ook rentebetalingen te zijn verricht. Uit die rekening blijkt ook dat op een gegeven moment eveneens betalingen zijn verricht aan een persoon genaamd [persoon 79]. Mogelijk zien die betalingen op uitgekeerde rente, maar op basis daarvan valt met onvoldoende zekerheid vast te stellen dat deze [persoon 79] ook heeft belegd bij H&V. Daartoe moeten nadere bewijsstukken worden overlegd. Bij gebreke van zodanige stukken valt niet eenvoudig vast te stellen of de gestelde schade verband houdt met het bewezenverklaarde.
(3) [persoon 80] (nr.73)
Uit het voegingsformulier en de daarbij gevoegde bewijsstukken blijkt dat deze benadeelde partij vergoeding vordert van een belegging in TRE Investments II BV. Die schade staat niet in rechtstreeks verband met enig bewezen verklaard feit.
(4) [persoon 81] (nr. 232)
Uit de bankrekening blijkt dat op 27 februari 2007 een bedrag van € 82.400,= euro is overgemaakt door [persoon 82]. In de daarop volgende periode zijn rentebetalingen gedaan aan [persoon 81]. Zowel [persoon 82] als [persoon 81] hebben zich als benadeelde partij gesteld. Zij wonen blijkens hun voegingsformulieren op hetzelfde adres en geven exact dezelfde onderbouwing bij hun vordering (belegging van een ontvangen erfenis van € 80.000,=). Het moet er dan ook voor worden gehouden dat bovenstaande inleg en rentebetalingen zien op een en dezelfde belegging. De rechtbank zal de vordering van [persoon 82] - die blijkens de stukken de inleg heeft gedaan - toewijzen met toepassing van de hierna te vermelden maatstaf. De vordering van [persoon 81] wordt niet-ontvankelijk verklaard.
(5) De benadeelde partijen die na 1 augustus 2007 hebben ingelegd bij H&V
Ten laste gelegd - en bewezenverklaard - is dat H&V beleggers heeft opgelicht in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 augustus 2007. Daaronder kunnen geen beleggers worden geschaard die na 1 augustus 2007 hebben ingelegd. Dat betekent dat alle benadeelde partijen, waarvan is gebleken dat hun inleg van na die datum dateert, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, nu een rechtstreeks verband (in strafrechtelijke zin) tussen de bewezen verklaarde feiten en de gevorderde schade ontbreekt. Dit geldt voor de vorderingen van [nr 10] (nr. 10), [nr 18] (nr. 18), [nr 30] (nr. 30), [nr 61] (nr. 61), [nr 93] (nr. 93), [nr 94] (nr. 94), [nr 105] (nr. 105), [nr 110] (nr. 110), [nr 135] (nr. 135), [nr 140] (nr. 140), [nr 161] (nr. 161), [nr 175] (nr. 175), [nr 185] (nr. 185), [nr 190] (nr. 190), [nr 198] (nr. 198), [nr 199] (nr. 199) en [nr 228] (nr. 228).
Voor de benadeelde partijen [nr 9] (nr. 9), [nr 13] (nr. 13), [nr 42] (nr. 42), [nr 109] (nr. 109), [nr 206] (nr. 206) en [nr 208] (nr. 208) geldt dat hun vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard voor wat de terugvordering van hun inleg na 1 augustus 2007 betreft.
Voor al deze benadeelde partijen geldt dat zij hun vordering (voor dat deel) wel kunnen aanbrengen bij de civiele rechter.
Beslissing over de vorderingen van de benadeelde partijen
De rechtbank komt thans toe aan de beoordeling van de vraag welk bedrag iedere benadeelde in het kader van de strafprocedure toegewezen kan krijgen.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelden in ieder geval toekomt vergoeding van het bedrag van de netto inleg, waaronder wordt verstaan het bedrag van de investering, verminderd met de ontvangen rente-uitkeringen. Vastgesteld kan worden dat die schade in rechtstreeks verband staat met de bewezen verklaarde oplichting, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank zal derhalve telkens aan de benadeelde partij toekennen het bedrag van zijn inleg in de verschillende Golden Sun (Golf) Resorts beleggingen, verminderd met het bedrag aan daaruit ontvangen rente-uitkering, behoudens voor zover minder is gevorderd - nu het de rechtbank niet vrijstaat meer toe te wijzen dan gevorderd.
Voor zover de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding hoger uitvalt dan het uit de bankrekening van H&V (D/059) naar voren komende totale benadelingsbedrag (inleg minus rentebetalingen), zal de rechtbank die vordering toewijzen overeenkomstig de uit die rekening blijkende gegevens.
Voor het overige zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, nu niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen of die schade voor vergoeding in aanmerking komt. Dat geldt ook voor de vergoeding van gederfde rente die door benadeelde partijen [nr 27] (nr. 27) en [nr 208] (nr. 208) wordt gevorderd.
Tevens zullen omwille van de eenvoud de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van gevorderde vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en andere proceskosten.clii
De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe overeenkomstig het aan dit vonnis gehechte overzicht. Dit komt ten aanzien van verdachte neer op een totaalbedrag van € 13.849.942,06.
Verdachte en zijn mededaders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van dit gehele bedrag, met dien verstande dat
- [persoon 2] slechts hoofdelijk aansprakelijk is voor beleggingen gedaan in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 mei 2007 (€ 7.584.620,22);
- [persoon 20] slechts hoofdelijk aansprakelijk is voor beleggingen gedaan in de periode van 22 mei 2007 tot en met 1 augustus 2007 (€ 6.070.727,51).
Als extra waarborg zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen ten behoeve van de benadeelde partijen de hiervoor genoemde som aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal zal deze worden vervangen door hechtenis voor de duur van 365 dagen. Toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Ook in de zaak Royal Dubai hebben zich 2 beleggers ([persoon 65] en [persoon 63]) als benadeelde partij gesteld. Hun vorderingen zijn eveneens voor toewijzing vatbaar. De gevorderde schade houdt immers rechtstreeks verband met de in die zaak bewezen verklaarde oplichting, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank hanteert bij de beoordeling en toewijzing van die vorderingen dezelfde - hiervoor omschreven - maatstaf als in de zaak Golden Sun.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 51, 57, 140, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak Golden Sun
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van feitelijk leidinggeven aan oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 3:
het oprichten van, leiding geven en deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
in de zaak Royal Dubai
ten aanzien van het bewezenverklaarde feit:
medeplegen van feitelijk leidinggeven aan oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partijen
Zaak Golden Sun
Vorderingen benadeelde partij
Wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe overeenkomstig het overzicht dat als bijlage 2 aan dit vonnis in gehecht. In dat overzicht staan de benadeelde partijen van wie de vordering wordt toegewezen met naam en woonplaats/domicilie vermeld. Ook staat in dat overzicht vermeld voor welk bedrag hun vorderingen worden toegewezen. Dit komt in de zaak van verdachte neer op een totaalbedrag van € 13.849.942,06. Voor al het overige worden die benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Veroordeelt verdachte aan die benadeelde partijen het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen (te weten: vorengenoemde mededaders [persoon 2], [persoon 34], [persoon 2] en [persoon 20]) is betaald.
Zaak Royal Dubai
Wijst de vorderingen van de benadeelde partijen
- [persoon 63], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 51.000,00 (een-en-vijftigduizend euro);
- [persoon 65], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 76.135,00 (zesenzeventig-duizend en honderdvijfendertig euro);
Voor het overige wordt de benadeelde partij [persoon 63] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Veroordeelt verdachte aan beide voornoemde benadeeelde partijen, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen (te weten zijn vorengenoemde mededaders [persoon 56] en [persoon 3]) is betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van die slachtoffers te betalen de hiervoor genoemde sommen van € 13.849.942,06 (dertienmiljoen, achthonderd-en-negenenveertig-duizend, negenhonderd-en-tweeënveertig euro en zes eurocent) en € 127.135,00 (honderdzeven-en-twintig duizend en honderdvijf-en-dertig euro), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens vorengenoemde anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 (driehondervijfenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
De volgende benadeelde partijen (in de zaak Golden Sun) worden om de hiervoor onder 7.3 genoemde redenen niet-ontvankelijk in hun vordering verklaard:
* De curator van [H&V];
* [persoon 79] (nr. 54)
* [persoon 80] (nr. 73)
* [persoon 81] (nr. 232)
* [nr 10] (nr. 10);
* [nr 18] (nr. 18);
* [nr 30] (nr. 30);
* [nr 61] (nr. 61);
* [nr 93] (nr. 93);
* [nr 94] (nr. 94);
* [nr 105] (nr. 105);
* [nr 110] (nr. 110);
* [nr 135] (nr. 135);
* [nr 140] (nr. 140);
* [nr 161] (nr. 161);
* [nr 175] (nr. 175);
* [nr 185] (nr. 185);
* [nr 190] (nr. 190);
* [nr 198] (nr. 198);
* [nr 199] (nr. 199);
* [nr 228] (nr. 228).
Zij kunnen die vordering nog wel aanbrengen bij de civiele rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en W.M. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Vogelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2010.
Mr. de Vries is buiten staat dit vonnis te ondertekenen
i Waar hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen betreft dit telkens processtukken, behorende bij het dossier Golden Sun.
Waar in de hierna volgende voetnoten wordt verwezen naar de processtukken
- 'V', betreft dit telkens een door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en) in de wettelijke vorm op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 2 Sv;
- 'G' of 'AG', betreft dit telkens een door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en) in de wettelijke vorm op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 2 Sv;
- 'AH', betreft dit telkens een door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en) in de wettelijke vorm op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 2 Sv;
- 'D', betreft dit telkens een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 onder 5 Sv;
- 'OPV', betreft dit telkens een door de daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en) in de wettelijke vorm op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt overzichtsproces-verbaal, bevattende een overzicht van het hierna te noemen proces-verbaal van de FIOD-ECD.
Deze bewijsmiddelen 'V', 'G', 'AG', 'AH' en 'D' en 'OPV' zijn telkens opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van de FIOD-ECD met dossiernummer 41629 (Golden Sun).
Voor zover wordt verwezen naar verklaringen die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris, wordt dit uitdrukkelijk vermeld.
ii D/115
iii D/182 pag. 1-5
iv G-14-01 pag. 2
v D/136 7/17
vi D/002
vii G/02-01 [persoon 7]
viii D/019
ix D/059 pag. 225
x D/292
xi D/059, pag. 225
xii D/130
xiii V08-01 pag. 2 ([verdachte])
xiv D/223
xv D/09 pag. 222
xvi AG/01-001, AG/02-02, AG/03-02, AG/04-01, AG/05-01, AG/07-01, AG/08, AG/09, Ag/10-02 en AG/11-02
xvii D/063.
xviii AH/053 pag. 5
xix D/059 pag. 107
xx G32/01 ([persoon 41])
xxi D/024 en D/026
xxii D/141
xxiii D/142
xxiv D/015
xxv D/016
xxvi D/016 pag. 3
xxvii D/013
xxviii D/14
xxix D/018
xxx D/059 pags. 95, 70, 42 en 10
xxxi AH/053 pag. 8
xxxii D/374 pag. 15 en AH/053 pag. 9
xxxiii AH/054
xxxiv AH/053 pag. 9-10
xxxv AH/053 pag. 18
xxxvi D/059 pags. 15 en 16
xxxvii D/059 pags. 11-16
xxxviii AH/053 pag. 16
xxxix G50-01 ([persoon 48]) en V07-01 ([persoon 21])
xl D/333
xli D/059 pag. 1
xlii D/156 pag. 4 foto 22
xliii G/01-03
xliv D/001
xlv 0-OPV-1, p. 20.
xlvi AH/066, p. 3.
xlvii 0-OPV-1 pag. 20
xlviii D/175.
xlix D/156, p. 4, foto 22.
l D/172.
li AH/093, p. 13.
lii D/173
liii D/156, p. 5, foto 23A en 23B
liv AH/093, p. 23 en D/156, p. 11, foto 49
lv AH/093, p. 24 en D/156, p. 11, foto 50
lvi R01-007, p. 3
lvii D/499 E
lviii D/499 E1, p. 1
lix Verslag curator mr. A.J. Tekstra d.d. 26 oktober 2009 inzake het faillissement van [H&V]
lx V08-02, p. 5 en 6 ([verdachte]).
lxi D/182
lxii AH/135
lxiii G/29
lxiv D/053
lxv D/04 en D/09
lxvi AH/135, p. 2 en 3
lxvii [AG03] AG03, [AG04] AG04, [AG05] AG05, [AG08] AG08, [G08] G08, [G11] G11, [G21] G21
lxviii A/H093, foto 53 en 62
lxix V/04
lxx G/01
lxxi V/08
lxxii G/18
lxxiii AH-238
lxxiv D/425 en D/426
lxxv AH/265
lxxvi G/02-04
lxxvii D/060
lxxviii D/061, D/063 en D/222
lxxix D/125 en D/221
lxxx D/102
lxxxi D/062 1 van 3
lxxxii G/02-03
lxxxiii G/02-001
lxxxiv D/423
lxxxv G/18.
lxxxvi G/30.
lxxxvii AH-226
lxxxviii G15
lxxxix AG09
xc bijvoorbeeld D/069, D/070, D/072, D/083
xci G/19
xcii AH/246
xciii D/381
xciv G/46
xcv VERD05-02A
xcvi AH/285
xcvii AH/306
xcviii AH/246
xcix V/08
c D/117
ci D/202, foto 71 op D/156.
cii D/136.
ciii D/156 pagina 1 tot en met 3
civ D/156 foto 22
cv D/201
cvi D/156 foto 70
cvii D/173
cviii D/174
cix In vonnis D/016
cx G/25
cxi G/24
cxii D/138
cxiii AH/066
cxiv V/07 (verklaring [persoon 21])
cxv V11-01, p. 3 en 4. ([persoon 45])
cxvi V10-01, p. 5 en 6 ([persoon 47])
cxvii V10-01, p. 7 ([persoon 47])
cxviii V11-01, p. 3 ([persoon 47]).
cxix V10-01, p. 6. ([persoon 45])
cxx Observatie D/110, p.3 en AH/203. p. 18
cxxi AH/054 en AH/075
cxxii AH/318A
cxxiii AH/318, p.3
cxxiv V11-01, p. 4 ([persoon 45])
cxxv D/110, p3
cxxvi V11-01, p. 3 ([persoon 45])
cxxvii D/110, p.3
cxxviii Voor de weergave van de feiten en de bewijsoverwegingen in de zaak Roya Dubai geldt dat waar hierna in de voetnoten wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dit telkens processtukken betreft die onderdeel uitmaken van het dossier Royal Dubai, en dan met name het proces-verbaal van de FIOD/ECD met nummer 41838. Voor de wijze van verwijzen is dezelfde methode gehanteerd als in de zaak Golden Sun (zie noot 1).
cxxix G/13
cxxx D/08
cxxxi G/13 en D/08
cxxxii AH/08
cxxxiii D/54
cxxxiv D/04
cxxxv D/38 en D/39
cxxxvi D/37
cxxxvii G/07, G/08 en G/10
cxxxviii AH/41 met bijlagen en G/05
cxxxix D/07, D/23, D/35 en D/47
cxl AH/31
cxli AH/33
cxlii G/01, G/02, G/03, G/04 en G/09
cxliii AH/36, AH/37 en OPV pagina's 29 t/m 33
cxliv AH/38
cxlv D/56
cxlvi D/34
cxlvii AH/42
cxlviii AH/42, pagina 6 van de bijgevoegde AH 111 van het onderzoek Golden Sun
cxlix G/01, G/02, G/03, G/05, G/06, G/07, G/08, G/09, G/10, D/37, D/38, D/49
cl AH/39
cli De genoemde nummers verwijzen naar het nummer waaronder de betreffende partij staat vermeld op lijst AH/319A.
clii De benadeelde partijen [benadeelde partijen] zullen ten aanzien van die post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vonnis d.d. 11 januari 2010 inzake [verdachte]
Parketnummers: 13/993140-07 (Golden Sun); 13/993027-08 (Royal Dubai)