RECHTBANK AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE KAMER VOOR EUROPEES STRAFRECHT EN MENSENRECHTEN
Parketnummer: 13/447081-08
RK: 09/112; 09/113
Op de verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [woonplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1983,
voor dit verzoek woonplaats kiezende op het kantoor van zijn raadsvrouw,
mr. S. Hopman, Keizersgracht 560-562, 1017 EM Amsterdam,
Het verzoek is op 18 december 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft eerst op 25 augustus 2009 de raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De zaak is toen aangehouden teneinde deze door te verwijzen naar de meervoudige kamer voor Europees strafrecht en mensenrechten.
De rechtbank heeft op 16 december 2009 de raadsvrouw en de officier van justitie opnieuw in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De rechtbank vangt het in raadkamer van 25 augustus 2009 geschorste onderzoek opnieuw aan, aangezien zij thans in een andere samenstelling zitting houdt.
Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de schade die verzoeker tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 26.530,-.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding ten bedrage van € 540,- voor de kosten van het opstellen, indienen en toelichten van het verzoekschrift.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard zich niet te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding voor de dagen die verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met dien verstande dat in totaal 261 dagen voor vergoeding in aanmerking komen. De officier van justitie heeft voorts verklaard zich niet te verzetten tegen toekenning van de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en toelichten van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft zijn op schrift gestelde toelichting aan de rechtbank overgelegd. Deze toelichting is als bijlage aan deze beschikking gehecht en dient te worden beschouwd als hier ingevoegd. De officier van justitie heeft zijn standpunt - kort samengevat - als volgt gemotiveerd.
- Gronden van billijkheid -
Verzoeker is op 29 januari 2008 aangehouden omdat hij werd verdacht van betrokkenheid bij twee ernstige feiten. Bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 29 oktober 2008 is verzoeker van beide feiten vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig bewijs. In beide zaken heeft de rechtbank overwogen dat zij niet elke betrokkenheid van verzoeker bij de telastegelegde feiten uitgesloten acht.
In het algemeen kan niet worden gesteld dat uit een vrijspraak vanzelfsprekend voortvloeit dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om tot toekenning van een schadevergoeding over te gaan. Wel zijn na een onherroepelijke vrijspraak de marges voor afwijzing van een verzoek tot schadevergoeding kleiner dan na bijvoorbeeld een onherroepelijk geworden niet-ontvankelijk verklaring wegens overschrijding van de redelijke termijn of een sepotbeslissing door het openbaar ministerie. Na een onherroepelijk geworden vrijspraak is volgens het EHRM ‘even the voicing of suspicions regarding an accused’s innocence’ niet langer toegestaan. De rechter die het schadevergoedingsverzoek behandelt mag eventuele betrokkenheid van de verzoeker niet zonder meer opnemen als motivering voor de afwijzing.
Verzoeker heeft zich lange tijd op zijn zwijgrecht beroepen en heeft niets naar voren gebracht wat de verdenking zou kunnen doen verminderen of wegnemen. Verzoeker had echter ook het recht om te zwijgen. Gebruik daarvan kan verzoeker worden tegengeworpen indien er overduidelijke omstandigheden zijn die om een verklaring vragen en waarvoor verzoeker een verklaring had moeten geven. Dat is in casu echter niet het geval. Gelet op het voorgaande is er geen grond voor afwijzing van het verzoekschrift, aldus de officier van justitie.
- Hogere vergoeding ex artikel 591a Sv -
Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw dat in casu tweemaal de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en toelichten van het verzoekschrift dient te worden toegekend omdat er twee behandelingen hebben plaatsgevonden, heeft de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het standaardbedrag het uitgangspunt dient te zijn, ongeacht het aantal zittingsdagen. De voorbereiding en behandeling van een zaak kost nu eenmaal soms meer en soms minder tijd.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft in raadkamer verklaard dat in het verzoekschrift per abuis een verkeerde berekening is gemaakt met betrekking tot het aantal dagen dat verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven. De raadsvrouw wijzigt het verzoek met dien verstande dat verzoeker 271 dagen, in plaats van 371 dagen in hechtenis heeft verbleven. De raads¬vrouw heeft voorts verklaard zich te refereren aan het aantal dagen dat in het justitiële systeem wordt vermeld ten aanzien van de door verzoeker ondergane detentie.
De raadsvrouw heeft voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van het verzoekschrift, evenals de officier van justitie, bepleit dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 89 Sv. De raadsvrouw heeft haar op schrift gestelde toelichting aan de rechtbank overgelegd. Voornoemde toelichting is als bijlage aan deze beschikking gehecht en dient te worden beschouwd als hier ingevoegd. De raadsvrouw heeft - kort samengevat - het volgende betoogd.
Afwijzing van het namens verzoeker ingediende verzoekschrift is in strijd met de onschuld¬presumptie zoals is neergelegd in artikel 6, tweede lid, van het EVRM. Zelfs indien de rechter zich in een vrijspraak uitlaat over twijfel met betrekking tot de schuld van verdachte, is er daarna geen ruimte meer voor het uiten van vermoedens van schuld van de verdachte. Dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, mag hem niet worden tegengeworpen.
- Hogere vergoeding ex artikel 591a Sv -
De raadsvrouw heeft zich, ter aanvulling van het verzoekschrift, in raadkamer op het standpunt gesteld dat het in casu redelijk is om het forfaitaire bedrag dat normaliter wordt toegekend voor de behandeling in raadkamer, tweemaal toe te kennen nu er in het kader van de onderhavige procedure twee - uitvoerige - behandelingen hebben plaatsgevonden die niet voor rekening van verzoeker dienen te komen.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Verzoeker is op 29 oktober 2008 door de meervoudige kamer van deze rechtbank vrijgesproken van het hem telastegelegde.
De strafzaak tegen verzoeker onder bovenvermeld parketnummer is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
- Gronden van billijkheid -
De toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 89 en 591a, tweede lid, Sv heeft steeds plaats indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de Europeesrechtelijke jurisprudentie en op het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, waarmee de rechtbank zich verenigt, acht de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
- Hoogte van de vergoeding ex artikel 89 Sv -
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 136, eerste lid, Sv. Ingevolge deze bepaling wordt onder één dag verstaan een tijd van vierentwintig uren. Dit brengt mee dat de dag van de invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eerste dag van de inverzekeringstelling wordt echter altijd naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft in totaal 3 dagen op een politiebureau en 258 dagen in een huis van bewaring doorgebracht. Van deze dagen heeft verzoeker 11 dagen in beperkingen doorgebracht. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 95,- per dag op het politiebureau, € 70,- per dag in een huis van bewaring en € 25,- extra per dag in beperkingen.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 95,-, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 70-, wordt aangemerkt als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 70,-.
- Hogere vergoeding ex artikel 591a Sv -
Door de raadvrouw is aangevoerd dat toekenning van tweemaal de standaardvergoeding voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift gerechtvaardigd is. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de gehanteerde standaardvergoeding bevordert dat er door verschillende rechters in verschillende zaken geen uiteenlopende bedragen worden toegekend voor het opstellen, indienen en toelichten van verzoekschriften. De standaardvergoeding is gebaseerd op het aantal uren dat er gemiddeld aan het opstellen, indienen en toelichten van een verzoekschrift wordt besteed. Dat de raadsvrouw in casu, naar aanleiding van een vrijblijvend verzoek van de rechtbank, tweemaal in raadkamer is verschenen om het verzoekschrift toe te lichten, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De rechtbank zal aldus voor het opstellen, indienen en toelichten de forfaitaire vergoeding toe kennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 89 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding TOE voor de schade, die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van € 18.620 (achttienduizend zeshonderdtwintig euro).
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding TOE ten bedrage van
€ 540,- (vijfhonderdveertig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte AF.
Deze beslissing is op 27 januari 2010 gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.H. van Zutphen en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Jeurens, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De voorzitter van rechtbank te Amsterdam beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 19.160,- (negentienduizend honderdzestig euro) op rekeningnummer [nr], ten name van [X], o.v.v. vergoeding 89 en 591a Sv, inzake: [verzoeker].
Aldus gedaan op 27 januari 2010
door mr. G.H. Marcus, voorzitter.