ECLI:NL:RBAMS:2010:BL0776
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in overval op juwelier Waterman wegens onvoldoende bewijs van aanwezigheid
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op juwelier Waterman, heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij de overval vast te stellen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzittingen van 29 oktober 2009 en 13 januari 2010. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte als medepleger verantwoordelijk was voor de overval, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De bewijsvoering was voornamelijk gebaseerd op telefoongegevens en getuigenverklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict te bewijzen.
De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte zich op het moment van de overval in de woning van het slachtoffer bevond of in de vluchtauto. De rechtbank wees op de gebrekkige bewijsvoering, waaronder het ontbreken van DNA-sporen en de afwezigheid van directe getuigen die de verdachte konden identificeren. De verdediging had betoogd dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht had beroepen en dat er geen overtuigend bewijs was dat zijn telefoon op het moment van de overval in zijn bezit was. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rondom de telefoongegevens niet voldoende waren om de verdachte als dader aan te merken.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat het bewijs niet wettig en overtuigend was en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De beslissing werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarborging van de rechten van de verdachte, waarbij de rechtbank benadrukte dat de onschuldpresumptie in acht moest worden genomen.