Parketnummer: 13/488018-09
Datum uitspraak: 26 januari 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 december 2007 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een damwandplank
- had(den) gestropt door één gat van die damwandplank, en/of
- aan één hijsstrop had(den) verbonden aan een hijslier, en/of
- had(den) gehesen en/of getrokken middels één strop, en/of
- had(den) gestropt door een gat van die damwandplank terwijl de afstand van de bovenkant van dat gat tot de bovenkant van die damwandplank niet minimaal 1,2 maal de diameter van dat gat was, en/of
- had(den) gehesen en/of getrokken terwijl er een te hoge belasting op het gat van die damwandplank stond,
(mede) waardoor die damwandplank (uit een kraan) viel op een auto welke door [slachtoffer] werd bestuurd,
waardoor het aan zijn en/of zijn mededader(s), te weten [mededader 1] en/of
[mededader 2], schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten ernstig hoofdletsel, heeft bekomen dat voornoemde [slachtoffer] aan de gevolgen daarvan is overleden;
Artikel 307 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht.
Onder de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Onderzoekbureau Schielab B.V. te Rotterdam heeft in opdracht van de Arbeidsinspectie onderzoek verricht op de damwandplank van het ongeval en daarvan verslag gedaan in de rapportage van 29 mei 2008 met de titel ‘Onderzoek naar de oorzaak van het falen van een damwandplank’. Op pagina 7 van het verslag staat in de aanhef van de conclusies ondermeer vermeld dat: ‘tijdens het trekken/hijsen van de damwandplank uit de grond zal er niet alleen sprake zijn geweest van de belasting door het gewicht van de damwandplank, maar ook door de wrijving met en de klemming van de grond om de damwandplank. Er is dan sprake van een veel hogere kracht op de dragende rand van het hijsgat, zo hoog dat de maximaal toelaatbare afschuifbelasting van de dragende rand zal zijn overschreden’.
Bij de uitvoering van dit onderzoek is men kennelijk ervan uitgegaan dat tijdens het trekken/hijsen van de damwandplank ook sprake was van wrijving met en klemming van de grond om de damwandplank. De rechtbank heeft daarvoor in de overige stukken geen aanwijzingen gevonden en ter terechtzitting is daarvan ook niet gebleken. Door de medeverdachte [mededader 2] is hierover verklaard dat de damwandplank zonder noemenswaardige weerstand uit de grond kwam en dat de damwandplank op het moment van het ongeluk zich niet meer in de grond bevond, maar nog in het slot van de naastgelegen damwandplank zat. De getuige/deskundige W.A.P. van Batenburg, Inspecteur van de Arbeidsinspectie, heeft dit laatste ter terechtzitting bevestigd, in die zin dat hij heeft vastgesteld dat de plank nog wel met de voet geklemd zat in de naastgelegen plank, maar deze voet niet in de grond stak.
Het technisch onderzoek naar het falen van de damwandplank is dan ook onvolledig geweest, nu daarin niet tot uitgangspunt is genomen dat de dragende rand van het hijsgat van de damwandplank, met gebruikmaking van één hijsstrop, tijdens het hijsen kan zijn doorgebroken op het moment waarop de voet van de damwandplank zich alleen nog in het slot van de naastgelegen plank bevond. De rechtbank verlangt daarom een aanvullend technisch onderzoek waarbij het volgende wordt onderzocht:
1. Kan de doorbraak worden verklaard doordat is gehesen met één hijsstrop in één hijsgat, terwijl het gewicht niet meer was dan het gewicht van de plank zelf, bijvoorbeeld omdat het vlees boven het hijsgat minder dan 1,2 maal de diameter van het gat breed was?
2. Kan vastgesteld worden wat de oorzaak is geweest van het doorbreken van het hijsgat, daarbij er van uitgaande dat de damwandplank uit de grond was, maar nog in het slot van de naastgelegen plank stak?
3. Kan de doorbraak (mede) zijn ontstaan doordat de machinist de plank met sjorren of wrikken uit het slot heeft getrokken?
4. Kan aan de hand van de video worden vastgesteld of er sprake is geweest van sjorren en of wrikken en het uitoefenen van meer hijskracht dan benodigd voor het hijsen van het gewicht van alleen de plank zelf? (Zie ook de verklaring ter terechtzitting van de medeverdachte [mededader 2].)
5. Zou met gebruikmaking van twee hijsgaten/hijsstroppen, gelet op de hoeveelheid vlees boven de hijsgaten van de betreffende plank, de doorbraak niet hebben plaatsgevonden?
De rechtbank kan zich voorstellen dat niet één deskundige maar deskundigen van verschillende disciplines de voorafgaande vragen moeten worden voorgelegd. Zij laat het aan de rechter-commissaris over in overleg met de officier van justitie en de raadsman van verdachte één of meer deskundigen aan te wijzen, terwijl het de rechter-commissaris ook vrijstaat vragen toe te voegen, eveneens in overleg met de officier van justitie en de raadsman.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting en stelt daarbij de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een onderzoek als hiervoor bedoeld te doen verrichten en voorts al datgene te doen wat deze in het belang van het onderzoek acht.
Beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en C. Kraak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Ahmadali, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2010.
De oudste rechter is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.