2.3.[naam 1] is als deskundige benoemd en heeft in zijn rapport de aan hem gestelde vragen – voor zover hier van belang – als volgt beantwoord:
Vraag (a):
Behoort het bij een aanbesteding voor een ontwerp- en realisatieovereenkomst voor een inschrijver met de omvang, kennis en ervaring van Ballast Nedam naar objectieve maatstaven kenbaar te zijn dat in het Biedboek bij de opbarstberekening een fout is gemaakt? Kunt u hierbij toelichten welk belang u hecht aan de beschikbaarheid van het Veldrapport Sonderingen en de Watertoets (en de daarin opgenomen schematisering van de bodemopbouw)?
Antwoord:
(…) Naar mijn mening leidt de toegepaste rekenmethode van de opbarstberekening tot een resultaat dat vergelijkbaar is met een berekening volgens NEN 6740. Er is dus wat de opzet van de opbarstberekening betreft geen fout gemaakt. (…) Naar mijn mening is de schematisering in het Bemalingsadvies grof en daarom minder geschikt om een betrouwbare opbarstberekening te maken. Daarbij komt dat aan het wadzandpakket ook nog een hoog volumegewicht (20 kN/m³) wordt toegekend hetgeen een gunstig effect heeft op het berekeningsresultaat van de opbarstberekening. In de vraagstelling spreekt de Rechtbank over een fout in de opbarstberekening; een dergelijke fout betreft dan de schematisering van het wadzandpakket (…) gecombineerd met het toegekende volumegewicht. In de Nota van Inlichtingen zijn 3 vragen opgenomen die betrekking hebben op de opbarstberekening (…).
(…)
Ondergetekende is op basis van het voorgaande van mening dat het voor Ballast Nedam kenbaar was dat in de opbarstberekening twijfelachtige aannamen waren gedaan betreffende de schematisering van het wadzandpakket tot één bodemlaag en het daaraan gekoppelde volumegewicht. Het gaat naar mijn mening te ver om, gezien de vragen en antwoorden in de Nota van Inlichtingen en de feitelijk voorkomende variaties in de ondergrond, te spreken over de “kenbaarheid” van een fout.
Verder: naar mijn mening zijn de gestelde vragen concreet en kritisch in de zin van: opdrachtgever weet u wel zeker dat uw informatie goed is en wat de gevolgen kunnen zijn als dat niet zo is! De opdrachtgever is geattendeerd op een mogelijk probleem.
(…)
Vraag (b):
Zo ja, is de fout in de berekening zodanig dat Ballast Nedam uit deze fout had moeten opmaken dat uitvoering met behulp van het tijdelijke polderprincipe niet mogelijk was en zo ja, had Ballast Nedam naar uw mening Gemeente hiervoor dienen te waarschuwen?
Antwoord:
(…) Uitgaande van de bodemopbouw volgens de Watertoets (…) met de juiste bijbehorende volumegewichten leidt dit, volgens een globale berekening van ondergetekende, tot een benodigde stijghoogteverlaging van tenminste 1,50 m. Dit resulteert in een aanzienlijk intensievere bemaling dan in het Bemalingsadvies is voorzien.
Naar mijn mening is hiermee niet gezegd dat uitvoering met toepassing van het polderprincipe niet mogelijk was.
(…)
Samenvatting:
- de fout in de berekening is
- naar mijn mening was er dus
- uit de brief van 24 oktober 2008 van de gemeente aan Ballast Nedam kan worden opgemaakt dat
Vraag (c):
Welke onderzoeken en welke berekeningen dient een inschrijver bij een aanbesteding voor een ontwerp- en realisatieovereenkomst als de onderhavige zelf uit te (laten) voeren? Is het nodig of gebruikelijk dat een inschrijver zelf een opbarstberekening narekent?
Antwoord:
(…) Om tot een betrouwbare inschrijfbegroting te komen zal een inschrijver een keuze tussen polderoplossing of onderwaterbeton moeten maken en vervolgens de dimensionering van de constructieve (definitieve of tijdelijke) onderdelen moeten vaststellen door middel van berekeningen. Met betrekking tot de keuze polderoplossing of onderwaterbeton is het, naar mijn mening, logisch en nodig dat een inschrijver de verstrekte opbarstberekening controleert. Althans bij één inschrijver heeft controle van de opbarstberekeningen geleid tot het stellen van een drietal kritische vragen. Het gaat om de schematisering van de bodemopbouw en de gehanteerde volumegewichten. Uit de beantwoording van deze vragen door de Gemeente onder verwijzing naar dat de waarden van de volumegewichten “geverifieerd zijn op basis van de beschikbare sonderingsgegevens” hebben de inschrijvers er kennelijk voor gekozen, ondanks de gerezen twijfels, het Bemalingsadvies te volgen en de inschrijving te baseren op het polderprincipe; de goedkoopste oplossing gezien het gunningscriterium.
Naar mijn mening is dat geen onterecht standpunt omdat de Gemeente zich liet bijstaan door zeer deskundige adviseurs (…).
Vraag (d):
Had Ballast Nedam de fout behoren te ontdekken als zij de hiervoor onder (c) genoemde onderzoeken en/of berekeningen had uitgevoerd?
Antwoord:
Zoals uit het antwoord op vraag (a) moge blijken betreft de fout in de opbarstberekening de schematisering van het wadzandpakket tot één bodemlaag met een volumegewicht van 20 kN/m³.
Verificatie van de in de opbarstberekening toegepaste schematisering en volumegewichten is, met de gewenste zekerheden, mogelijk door het uitvoeren van grondboringen en laboratoriumonderzoek van grondmonsters. Dit zijn activiteiten die niet in de aanbestedingsfase behoeven te worden verricht door de inschrijvers. Zowel het Biedboek als de Nota van Inlichtingen duiden niet op het in de aanbestedingsprocedure uitvoeren van eigen grondonderzoek op locatie door inschrijvers. Het zou ook praktisch een ongewenste situatie zijn als elke inschrijver eigen grondonderzoek zou uitvoeren. Het is naar mijn mening duidelijk voor alle betroken partijen (zowel opdrachtgever als inschrijvers) dat Biedboek en Nota van Inlichtingen alle benodigde informatie behoren te bevatten.
Uit de beantwoording van de voorgaande vragen moge blijken dat naar mijn mening de vragen in de Nota van Inlichtingen erop duiden dat bij de inschrijvers het vermoeden bestond dat het gehanteerde volumegewichten in de opbarstberekening te hoog was aangenomen. Dat deze vragen mogelijk duiden op “de ontdekking van een fout” is door de beantwoording van de Gemeente (via haar deskundige adviseurs) niet als zodanig door de inschrijvers opgevat; naar mijn mening terecht.
Vraag (e):
Zo nee, waren er in het onderhavige geval voor een inschrijver aanwijzingen in het Biedboek om toch nader onderzoek te verrichten of de opbarstberekening na te rekenen?
Antwoord:
(…) Nader onderzoek verrichten in de vorm van grondmechanisch onderzoek op de bouwlocatie (grondboringen uitvoeren) en vervolgens laboratoriumonderzoek van grondmonsters behoort niet tot de precontractuele verantwoordelijkheden van de inschrijvers!
Naar mijn mening duiden de vragen in de Nota van Inlichtingen erop dat althans één inschrijver de opbarstberekening heeft nagerekend, anders zouden die vragen niet gesteld zijn! Dat Ballast Nedam die vragen niet gesteld heeft, doet er na het verschijnen van de Nota van Inlichtingen niet meer toe, zo ben ik van mening.