ECLI:NL:RBAMS:2010:6820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-5015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegd genomen besluit op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Lange, en de stadsdeelraad van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. T.A. Meijer. Eiser was ontslagen per 1 juni 2009, primair wegens ongeschiktheid en subsidiair omdat het belang van de gemeente eiste dat hij zijn functie op een andere wijze vervulde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, maar de stadsdeelraad verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 23 november 2010 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het besluit tot ontslag onbevoegd was genomen, omdat het in strijd was met artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet kan worden verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. De rechtbank concludeerde dat de griffier, die het primaire besluit had genomen, niet bevoegd was om dit besluit te nemen, waardoor het bestreden besluit nietig was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de stadsdeelraad op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens werd de stadsdeelraad veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht van € 150,- aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten, die zijn begroot op € 874,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB09/5015 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. A. Lange,
en
De stadsdeelraad van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam, thans de stadsdeelraad van het stadsdeel West van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. T.A. Meijer.

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van
1 juni 2009 ontslagen primair wegens ongeschiktheid en subsidiair omdat het belang van de gemeente dringend eist dat hij zijn functie op een andere wijze vervult.
Bij besluit van 24 september 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2010.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, [gemachtigde verweerder1], en [gemachtigde verweerder2].

Overwegingen

1.
In artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat mandaat tot het beslissen op onder meer een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.
2.
In artikel 3 van het Besluit Rechtspositie Griffie van de Stadsdeelraad Bos en Lommer van 8 oktober 2003 is bepaald dat aan het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid wordt gedelegeerd tot het uitvoeren van de rechtspositie van de gemeente Amsterdam en de daaraan verbonden regelingen ten behoeve van de Griffier en de Griffiemedewerker met uitzondering van onder meer het nemen van besluiten over aanstelling, overplaatsing, schorsing of ontslag van de Griffier en de Griffiemedewerkers.
In artikel 4 van genoemd besluit is bepaald dat aan de Griffier de bevoegdheid gemandateerd wordt tot het nemen van beslissingen op grond van de onder 3 genoemde uitzonderingen voor de Griffiemedewerkers.
Ingevolge artikel 5 van datzelfde besluit wordt aan de voorzitter van het Presidium de bevoegdheid gemandateerd tot het nemen van beslissingen op grond van de onder 3 genoemde uitzonderingen, met dien verstande dat beslissingen tot aanstelling, ontslag of het opleggen van disciplinaire straffen wordt gemandateerd aan het Presidium als geheel.
3.
Met eiser is de rechtbank van oordeel dat uit de artikelen 4 en 5 van meergenoemd besluit niet duidelijk volgt wat het onderscheid is tussen de bevoegdheid van de Griffier en de bevoegdheid van het Presidium ten aanzien van beslissingen tot ontslag. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit, gelet op de bewoordingen van artikel 4, echter niet mee dat moet worden geconcludeerd dat de Griffier niet bevoegd is tot het nemen van beslissingen tot ontslag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Griffier in het onderhavige geval bevoegd was tot het nemen van het primaire besluit.
4.
Het primaire besluit van 23 maart 2009 is genomen door “de Stadsdeelraad, voor deze het Dagelijks Bestuur, namens deze de Griffier [naam griffier1]”. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gewijzigd, in die zin dat dat besluit namens de Stadsdeelraad, in mandaat ondertekend door de Griffier [naam griffier1], is genomen. Het bestreden besluit is eveneens namens de Stadsdeelraad, in mandaat ondertekend door de Griffier [naam griffier1], genomen.
5.
Hiermee heeft zich naar het oordeel van de rechtbank een situatie voorgedaan die strijdig is met het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Awb. Het bestreden besluit is daarom onbevoegdelijk genomen. De rechtbank zal het beroep van eiser daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven. Verweerder heeft immers geen bekrachtigingsbesluit genomen waarin een bevoegd bestuursorgaan het bestreden besluit voor zijn rekening heeft genomen. De rechtbank zal verweerder niet alsnog in de gelegenheid stellen om een bekrachtigingsbesluit te nemen. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat de arbeidsverhouding tussen eiser en verweerder ernstig verstoord is geraakt door een arbeidsconflict tussen eiser en [naam griffier1], die eisers direct leidinggevende was. Nu [naam griffier1] alle functionerings- en beoordelingsgesprekken met eiser heeft gevoerd en ook de beslissing tot ontslag heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat van verweerders zijde in het kader van een volledige heroverweging objectief dient te worden bezien of het primaire besluit stand kan houden.
7.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht van € 150,- aan eiser terugbetaalt. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken en die worden begroot op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 150,- (honderdvijftig euro) vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 874,- (achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Eggink, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2010.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB