ECLI:NL:RBAMS:2010:5213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
421848 - HA ZA 09-785 tvs2
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in bouwzaak tussen Ballast Nedam en Gemeente Amsterdam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, heeft de rechtbank op 3 november 2010 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Ballast Nedam Infra B.V. en de Gemeente Amsterdam (Stadsdeel Westerpark). De zaak betreft een deskundigenonderzoek naar de vraag of een fout in het Biedboek aan Ballast Nedam kenbaar had moeten zijn. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 11 augustus 2010, aangegeven behoefte te hebben aan deskundige voorlichting om deze vraag te beantwoorden. Partijen kregen de gelegenheid om zich uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen en de door de rechtbank voorgestelde deskundige. Ballast Nedam stelde voor om drie deskundigen te benoemen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was om dit verzoek te honoreren en bleef bij haar voorstel om één deskundige te benoemen.

De rechtbank benoemde een deskundige met relevante ervaring in aanbestedingen en bouwprojecten, die bereid was de opdracht te aanvaarden. De deskundige werd opgedragen om een aantal specifieke vragen te beantwoorden, waaronder of het voor Ballast Nedam kenbaar had moeten zijn dat er een fout in de opbarstberekening was gemaakt en welke onderzoeken een inschrijver bij een aanbesteding zelf zou moeten uitvoeren. De rechtbank benadrukte dat het deskundigenonderzoek zelfstandig diende te worden verricht en dat de deskundige partijen in de gelegenheid moest stellen om opmerkingen te maken. Tevens werd bepaald dat Ballast Nedam een voorschot op de kosten van de deskundige moest betalen.

De rechtbank hield verdere beslissingen aan en plaatste de zaak op de parkeerrol in afwachting van het deskundigenbericht. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters M.W. van der Veen, O.J. van Leeuwen en M.R. Jöbsis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 421848 / HA ZA 09-785
Vonnis van 3 november 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM INFRA B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM (STADSDEEL WESTERPARK),
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.J.L. van Ee te Amsterdam.
De rechtbank hanteert in dit vonnis dezelfde afkortingen en definities als in het tussenvonnis van 11 augustus 2010. Partijen zullen hierna dus wederom Ballast Nedam en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 augustus 2010 (hierna het tussenvonnis),
  • de akte van Ballast Nedam,
  • de akte van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen behoefte te hebben aan deskundige voorlichting ter beantwoording van de vraag of de fout in het Biedboek aan Ballast Nedam kenbaar had moeten zijn. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen, de door de rechtbank voorgestelde deskundige en de aan hem te stellen vragen.
2.2.
De Gemeente kan zich vinden in de benoeming van de door de rechtbank voorgestelde deskundige. Ballast Nedam heeft gezien het belang en de omstandigheid dat het gaat om de verhouding tussen de onjuistheid in de opbarstberekening en de door de inschrijvers te verrichten verplichtingen voorkeur voor de benoeming van drie deskundigen. Hetgeen Ballast Nedam heeft aangevoerd brengt niet mee dat meer dan één deskundige nodig is en maakt evenmin duidelijk wat de meerwaarde is van de benoeming van drie deskundigen. Er bestaat dan ook onvoldoende grond om over te gaan tot het benoemen van drie deskundigen en de rechtbank blijft bij haar voorstel om slechts één deskundige te benoemen.
2.3.
Ballast Nedam heeft aangevoerd dat een deskundige dient te worden benoemd die ervaring heeft met inschrijving op aanbestedingen van ontwerp- en realisatieovereenkomsten en dat gezocht dient te worden naar een deskundige die werkzaam is geweest bij een grote bouwonderneming en nu lid-aannemer is van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. De door de rechtbank voorgestelde deskundige, [naam 1], is als lid-adviseur aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw verbonden en heeft vanuit zijn achtergrond als voormalig directeur / mede-eigenaar van een ingenieursbureau ervaring met diverse vormen van aanbestedingen als directievoerende partij, ook in combinatie met aannemers. Daarmee beschikt [naam 1] over de door Ballast Nedam voorgestelde functie- en ervaringscriteria. [naam 1] heeft de rechtbank bericht vrij te staan ten opzichte van beide partijen en bereid te zijn om de opdracht te aanvaarden.
2.4.
Met inachtneming van opmerkingen van partijen ten aanzien van de in het tussenvonnis geformuleerde vragen, zal de rechtbank de deskundige opdragen de volgende vragen gemotiveerd te beantwoorden:
  • a) behoort het bij een aanbesteding voor een ontwerp- en realisatieovereenkomst voor een inschrijver met de omvang, kennis en ervaring van Ballast Nedam naar objectieve maatstaven kenbaar te zijn dat in het Biedboek bij de opbarstberekening een fout is gemaakt? Kunt u hierbij toelichten welk belang u hecht aan de beschikbaarheid van het Veldrapport Sonderingen en de Watertoets (en de daarin opgenomen schematisering van de bodemopbouw)?
  • b) zo ja, is de fout in de berekening zodanig dat Ballast Nedam uit deze fout had moeten opmaken dat uitvoering met behulp van het tijdelijke polderprincipe niet mogelijk was en zo ja, had Ballast Nedam naar uw mening de Gemeente hiervoor dienen te waarschuwen?
  • c) welke onderzoeken en welke berekeningen dient een inschrijver bij een aanbesteding voor een ontwerp- en realisatieovereenkomst als de onderhavige zelf uit te (laten) voeren? Is het nodig of gebruikelijk dat een inschrijver zelf een opbarstberekening narekent?
  • d) had Ballast Nedam de fout behoren te ontdekken als zij de hiervoor onder (c) genoemde onderzoeken en/of berekeningen had uitgevoerd?
  • e) zo nee, waren er in het onderhavige geval voor een inschrijver aanwijzingen in het Biedboek om toch nader onderzoek te verrichten of de opbarstberekening na te rekenen?
  • f) leidt kennisneming van de vragen en antwoorden in de Nota van Inlichtingen, zoals weergegeven onder 2.8 van het tussenvonnis, tot andere antwoorden op de hiervoor gestelde vragen? En zo ja, welke?
  • g) heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?
2.4.1.
Anders dan de Gemeente heeft voorgesteld, bestaat geen aanleiding om in vraag (a) te specificeren om welke fout het gaat, nu dit in 4.1 van het tussenvonnis al is vermeld. Ook is op grond van het tussenvonnis en de onderliggende stukken voldoende duidelijk wat wordt bedoeld met “tijdelijk polderprincipe” in vraag (b). Het tweede deel van vraag (b), waarin de deskundige ter voorlichting van de rechtbank naar zijn mening wordt gevraagd, blijft gehandhaafd. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het antwoord op deze deelvraag door de rechtbank automatisch zal worden overgenomen als oordeel. Tot slot bestaat geen aanleiding om de deskundige te verzoeken om zijn antwoorden gemotiveerd toe te lichten voor zover deze afwijken van het rapport van Royal Haskoning. De deskundige wordt ingeschakeld om de rechtbank voor te lichten aan de hand van de geformuleerde vragen, niet om het rapport van Royal Haskoning te becommentariëren.
2.4.2.
Ballast Nedam heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken waarom het nodig is om de volgorde van de vragen (a) tot en met (d) te wijzigen, zodat dit achterwege wordt gelaten. Voor het uitsplitsen van vraag (f) in vier deelvragen bestaat geen grond. De voorgestelde wijzigingen worden evenmin overgenomen, aangezien de rechtbank ten aanzien van de vragen in de Nota van Inlichtingen al heeft geoordeeld dat het stellen van vragen niet is aan te merken als een waarschuwing (zie 4.4 tussenvonnis) en omdat in de voorgestelde vraag (f) van de rechtbank de deskundige al wordt verzocht aan te geven in hoeverre kennisneming van de antwoorden van de Gemeente in de Nota van Inlichtingen leidt tot andere antwoorden op de vragen (a) tot en met (e). In die vraag van de rechtbank is vervat dat de deskundige zich uitspreekt over de gevolgen van de antwoorden van de Gemeente in de Nota van Inlichtingen en daarom bestaat geen aanleiding om nog eens specifiek te vragen of inschrijvers mochten veronderstellen dat de door de Gemeente verstrekte schriftelijke antwoorden gebaseerd waren op deugdelijk onderzoek.
2.5.
De deskundige zal het onderzoek zelfstandig dienen te verrichten en met inachtneming van de hierna onder 3 vermelde werkwijze een deskundigenbericht dienen op te stellen.
2.6.
Zoals in 4.4.6 van het tussenvonnis is overwogen, moet het voorschot op de kosten van de deskundige door Ballast Nedam worden gedeponeerd.
2.7.
De rechtbank overweegt nu al dat indien partijen na het uitbrengen van het deskundigenbericht nog een conclusie willen nemen, zij daartoe in beginsel in de gelegenheid zullen worden gesteld. De zaak zal in afwachting van het deskundigenbericht op de parkeerrol worden geplaatst. Het staat ieder van partijen vrij de zaak van de parkeerrol op de rol te doen plaatsen voor conclusie na deskundigenbericht, eerst aan de zijde van Ballast Nedam, indien het deskundigenbericht gereed is of indien doorprocederen anderszins gewenst is.
2.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek naar de in 2.4 van dit vonnis geformuleerde vragen;
3.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
[naam 1]
[adres]
[postcode en plaats]
[telefoonnummer]
[faxnummer]
[e-mailadres]
3.3.
bepaalt dat Ballast Nedam in afwachting van de eindbeslissing een voorschot ter zake van de kosten van de deskundige aan de griffier van deze rechtbank zal dienen te betalen, welk voorschot reeds nu zal worden vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundige wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is binnengekomen; in laatstgenoemd geval zal de rechtbank nader beslissen over de begroting van het voorschot;
3.4.
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek dient te beginnen voordat de rechtbank schriftelijk aan de deskundige heeft laten weten dat het voorschot ter griffie is ontvangen en het onderzoek kan beginnen;
3.5.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen plaats en tijd;
3.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl daarbij tevens melding zal worden gemaakt van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken;
3.7.
bepaalt dat de deskundige een concept van het bericht aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken, dat uit zijn schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl daarbij tevens melding zal worden gemaakt van de inhoud van die opmerkingen, en verzoekt de deskundige om in het bericht te reageren op de opmerkingen van partijen over het concept;
3.8.
bepaalt dat de partij die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen daarvan terstond een afschrift aan de andere partijen verstrekt;
3.9.
bepaalt dat Ballast Nedam en de Gemeente kopieën van de processtukken binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundige dienen toe te zenden; kopieën van andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken zullen partijen zo spoedig mogelijk aan de deskundige doen toekomen;
3.10.
bepaalt dat het door de deskundige uit te brengen bericht uiterlijk drie maanden na dagtekening van het bericht van de griffier dat het voorschot ter griffie is ontvangen, zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank;
3.11.
verklaart de beslissing omtrent het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
verwijst de zaak naar de
parkeerrol van 5 oktober 2011voor conclusie na deskundigenbericht, voor het eerst aan de zijde van Ballast Nedam, of uitlating vonnis;
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, mr. O.J. van Leeuwen en mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2010.