In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die op 12 april 2010 het verzoek om getuige F1 de status van bedreigde getuige toe te kennen had afgewezen. De appellanten, betrokken in het strafrechtelijk onderzoek genaamd Passage, zijn vervolgd voor hun vermeende betrokkenheid bij levensdelicten en deelname aan een criminele organisatie. De verdediging had verzocht om de getuige F1 te horen, die cruciale informatie zou hebben over de betrouwbaarheid van kroongetuige [kroongetuige]. F1 had echter aangegeven alleen te willen getuigen als hem de status van anonieme bedreigde getuige werd verleend, vanwege vrees voor bedreigingen.
De rechter-commissaris heeft het verzoek afgewezen, omdat hij van mening was dat hij niet voldoende kon waarborgen dat de identiteit van F1 verborgen zou blijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rechter-commissaris een onjuist criterium heeft aangelegd door de waarborging van anonimiteit als voorwaarde te stellen voor het verlenen van de status van bedreigde getuige. De rechtbank benadrukt dat de wet niet vereist dat de rechter-commissaris kan garanderen dat de identiteit van de getuige verborgen blijft, maar enkel dat hij maatregelen moet nemen om dit te waarborgen.
De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris om alsnog te beoordelen of F1 de status van bedreigde getuige kan worden verleend, waarbij de rechtbank de eerdere beslissing van de rechter-commissaris als onjuist heeft bestempeld. De rechtbank concludeert dat de appellanten voldoende belang hebben bij het verzoek en dat de getuige mogelijk belangrijke informatie kan verstrekken die relevant is voor hun verdediging. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke stap in het waarborgen van de rechten van verdachten in strafzaken, vooral in situaties waarin getuigen onder druk staan.