ECLI:NL:RBAMS:2009:BM3400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/337
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag precariobelasting door een ander dan de belastingplichtige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2009 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag precariobelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar ingediend tegen een aanslag die door de gemeente Diemen was opgelegd voor het jaar 2006. De gemeente had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar was ingediend door een ander dan de belastingplichtige zelf. Eiseres stelde dat zij in de bezwaarfase ten onrechte niet was gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was nageleefd. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de gemeente, maar oordeelde dat de rechtsgevolgen van die uitspraak in stand moesten blijven. Dit omdat eiseres niet tijdig bezwaar had gemaakt, en er geen grond was om het bezwaar als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar, en dat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar in stand moesten blijven. De proceskosten werden in de gevoegde zaken verrekend, en de rechtbank sprak een proceskostenveroordeling uit. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/337 (gevoegd met 08/2926)
Uitspraakdatum: 21 januari 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Diemen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer xxxx) precariobelasting opgelegd.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 november 2007 het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij beroepschrift van 21 december 2007, per fax ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld. In het beroepsschrift is vermeld dat het (ook) namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam is ingediend. B, ter zitting aanwezig en gemachtigd voor burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op te treden, heeft ter zitting echter bevestigd dat dat college niet heeft bedoeld beroep in te stellen.
1.4 Op verzoek van eiseres heeft de rechtbank de zaak gevoegd met de zaak tussen partijen met zaaknummer 08/2926.
1.5 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6 Verweerder heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Daarvan is afschrift verstrekt aan eiseres.
1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2008. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde alsmede door de bij haar werkzame B. Namens verweerder zijn verschenen C, werkzaam bij C Advies BV, en D, ambtenaar bij de gemeente Diemen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 De aanslag heeft als dagtekening 31 mei 2007 en heeft eiseres omstreeks die datum bereikt. De aanhef van de aanslag luidt: “X, t.a.v. de heer E”.
2.2 Op 5 juli 2007 is bij verweerder binnengekomen een bezwaarschrift gedateerd 3 juli 2007. De brief is vormgegeven in de huisstijl van eiseres en draagt haar naam in de kop. In de brief is, voor zover van belang, de volgende tekst opgenomen:
Naar aanleiding van de ontvangen aanslag voor precariobelasting met aanslagnummer xxxx ten aanzien van onze waterleidingen in de gemeente Diemen maken wij hierbij, namens het College van Burgemeesters en Wethouders van de Gemeente Amsterdam, pro forma bezwaar tegen deze aanslag (…)
Met vriendelijke groet,
Namens de gemeente Amsterdam,
mw. F
Sectordirecteur Drinkwater
2.3 Bij brief van 5 juli 2007 heeft mw. D, coördinator, Team Belastingen van de gemeente Diemen gericht aan X, t.a.v. Juridische Zaken, de ontvangst bevestigd van “uw proforma bezwaarschrift tegen de aanslag precariobelasting 2006”.
2.4 In een brief van 15 augustus 2007 op briefpapier van X, gericht aan onder meer verweerder, wordt meegedeeld:
Onder verwijzing naar ons schrijven van 3 juli jongstleden alsmede uw schrijven van 5 juli 2007 (…) ontvangt u hierbij namens het bestuur van de stichting X alsmede namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de nadere motivering van het bezwaarschrift tegen de door uw ambtenaar aan de stichting X opgelegde aanslag precariobelasting de dato 31 mei 2007 (…).
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, alsmede namens het bestuur van de stichting X,
F
Sectordirecteur Drinkwater
2.5 In de Ondermandaatregeling X van 25 juli 2007 is aan de directeuren van de sectoren van X ondermandaat, ondervolmacht respectievelijk ondermachtiging verleend om binnen aangegeven kaders de gemeente Amsterdam en eiseres in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
3. Beoordeling van het geschil
3.1 Eiseres heeft in het beroepschrift van 21 december 2007 aangevoerd dat zij in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. Omtrent deze grief overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft in de brief van 15 augustus 2007 verzocht om te worden gehoord, zodat een hoorzitting in de bezwaarfase niet achterwege had mogen blijven. Op 31 januari 2008 heeft weliswaar een hoorzitting plaatsgevonden, maar dat was na de uitspraak op bezwaar, nog daargelaten of die zitting op de aanslag 2006 dan wel de aanslag 2007 betrekking had. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd, dat er (overigens) overleg in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden en dat eiseres in dat kader is verzocht nadere stukken over te leggen. Verweerder meent dat daarom aan de hoorplicht is voldaan. Dat overleg kan echter niet gelden als horen op grond van artikel 7:1 Awb, omdat niet is gebleken dat dat overleg als zodanig is aangekondigd. Bovendien ontbreekt een verslaglegging daarvan zodat de rechtbank ook niet kan nagaan of dat overleg overigens voldoet aan de eisen die aan horen in bezwaar moeten worden gesteld. De grief van eiseres slaagt derhalve.
3.2 Omdat er ook geen grond is gebleken om aan dit gebrek voorbij te gaan (vgl. HR 18 april 2003, nr. 37 790, BNB 2003/267), is het beroep gegrond, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven en moet die worden vernietigd. Eiseres heeft de rechtbank echter verzocht uitspraak te doen en de zaak niet terug te wijzen naar verweerder voor een hernieuwde behandeling van het bezwaarschrift. De rechtbank ziet daarin aanleiding de zaak zelf af te doen en ziet zich geplaatst voor de vraag of eiseres tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag.
3.3 Niet is in geschil dat verweerder het onder 2.2 genoemde bezwaarschrift van 3 juli 2007 binnen de bezwaartermijn van zes weken na de op 31 mei 2007 gedagtekende aanslag heeft ontvangen. Dit bezwaarschrift is evenwel niet door (of namens) eiseres ingediend. Sectordirecteur F was weliswaar bevoegd namens zowel eiseres als de gemeente Amsterdam op te treden, maar in het bezwaarschrift treedt zij blijkens de bewoordingen ervan niet op namens eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding dit als een verschrijving aan te merken. De door eiseres in dit verband nog aangevoerde argumenten dat briefpapier van eiseres is gebruikt en dat de sectordirecteur uit gewoonte ondertekend heeft namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Voor dat oordeel weegt de rechtbank het volgende mee. Eiseres is gelieerd aan de gemeente Amsterdam. Bij de gemeente Amsterdam en eiseres is, naar mag worden aangenomen, de nodige expertise in huis over de vereisten die aan vertegenwoordiging in en buiten rechte worden gesteld. Dat blijkt ook reeds uit de overlegde besluiten omtrent machtiging en mandaat.
3.4 De conclusie is derhalve dat eiseres niet binnen de daarvoor geldende termijn bezwaar heeft gemaakt. Er is daarnaast geen grond de brief van 15 augustus 2007 aan te merken als een verschoonbaar te laat ingediend bezwaar, omdat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest.
3.5 Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder terecht geconcludeerd heeft tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, zodat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar in stand moeten blijven.
4. Proceskosten
De rechtbank spreekt in de gevoegde zaken één proceskostenveroordeling uit en verwijst daarvoor naar de uitspraak met nummer 08/2926 die ziet op de aanslag precariobelasting voor 2007. Hetzelfde geldt voor het slechts eenmaal geheven griffierecht.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 19 november 2007 gegrond;
- vernietigt die uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van die uitspraak in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan op 21 januari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr.drs. M.C.C. van de Schepop en mr. T.A. de Hek, leden van de meervoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.M. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.