RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 842048 DX EXPL 07-162
Vonnis van: 25 november 2009
F.no.: 694
Vonnis van de kantonrechter
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 16 november 2005, met producties;
- de akte schorsing van Dexia krachtens de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM);
- de rolmededeling van 6 december 2005 waarbij het onderhavige geding is geschorst;
- de akte verzoek hervatting procedure na opt-out van [eiser];
- de rolmededeling hervatting van 28 mei 2008;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 20 augustus 2008 waarbij een comparitie is gelast, die heeft plaatsgevonden op 24 november 2008.
Ter comparitie zijn verschenen [eiser] en [echtgenote] (hierna: [echtgenote]), zijn echtgenote, in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde de heer [gemachtigde] en van de zijde van Dexia de heer [vertegenwoordiger gedaagde], bijgestaan door mr. R.H. van Rappard. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden. Voorafgaand aan de comparitie zijn door partijen nog de volgende stukken ingediend, welke thans tot de gedingstukken behoren:
- een akte uitlating na tussenvonnis van [eiser], met producties;
- een faxbrief van 18 november 2008 van Dexia.
Vervolgens zijn ingediend:
- de rolmededeling van 26 november 2008 waarbij de zaak is aangehouden in afwachting van een drietal arresten van de Hoge Raad;
- de rolmededeling hervatting van 22 juli 2009;
- de akte uitlating voortprocederen van [eiser];
- de conclusie na comparitie van [eiser];
- de nadere conclusie van Dexia, met productie.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
1.3. Om organisatorische redenen wordt dit vonnis gewezen door een andere kantonrechter dan de kantonrechter te overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaats gevonden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2. [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomsten (hierna: de lease-overeenkomsten) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr. Datum Naam overeenkomst leasesom Looptijd Termijnbedrag
I [nr 1] 02-11-2000 Allround Effect Maandbetaling € 27.228,- 240 maanden € 113,44 per maand
II [nr 2] 02-11-2000 Allround Effect Maandbetaling € 10.891,20 240 maanden € 45,38 per maand
III [nr 3] 02-11-2000 Allround Effect Vooruitbetaling € 10.891,20 240 maanden Vooruitbetaling van € 2.178,-
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
2.3. De onderhavige lease-overeenkomsten zijn tot stand gekomen via tussenpersoon Spaar Select B.V.
2.4. In totaal heeft [eiser] op grond van lease-overeenkomst I € 4.311,10 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald. Op grond van lease-overeenkomst II heeft [eiser] € 1.724,44 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald. Op grond van lease-overeenkomst III heeft [eiser] € 2.178,- aan Dexia vooruitbetaald. Er is door Dexia op grond van de drie lease-overeenkomsten aan [eiser] geen dividend uitgekeerd.
2.5. De lease-overeenkomsten zijn geëindigd waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende resultaten:
Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan op:
I 30-12-2003 - € 5.270,97
[eiser] heeft dit bedrag op 06-01-2004 volledig voldaan.
II 30-12-2003 - € 2.108,38 [eiser] heeft dit bedrag op 06-01-2004 volledig voldaan.
III 30-12-2003 - € 1.396,78 [eiser] heeft dit bedrag op 06-01-2004 volledig voldaan.
2.6. [eiser] heeft van [echtgenote], met wie hij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming gekregen voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
2.7. Bij brief van 11 juni 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [echtgenote] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.
3. Vorderingen [eiser]
3.1. [eiser] vordert, voor zover voor de beoordeling van belang, dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomsten door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk zijn vernietigd en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van vernietiging tot aan de dag van algehele terugbetaling. Daarnaast vordert [eiser] dat Dexia de registratie van [eiser] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
4.1. [eiser] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming van [echtgenote] behoefden ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser]. Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, aan dat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen omdat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomst, als bedoeld in artikel 1:89 BW, is verjaard.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
6.1. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) wordt de onderhavige overeenkomst aangemerkt als huurkoop.
6.2. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [eiser] voor het aangaan van de lease-overeenkomsten de toestemming van [echtgenote] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [echtgenote] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
6.3. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiser] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.4. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.5. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Deze stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [echtgenote] met de beslissing van [eiser] tot het aangaan van de lease-overeenkomsten aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het eerdergenoemde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009. Dexia heeft zich er voorts op beroepen dat de betalingen van de lease-overeenkomsten werden gedaan vanaf een en/of-rekening, maar heeft dit na de gemotiveerde betwisting door [eiser], naar de kantonrechter begrijpt, niet gehandhaafd.
6.6. [eiser] heeft tegen de stellingen van Dexia ingebracht en nader met bewijsstukken onderbouwd dat de betalingen voor de lease-overeenkomsten werden verricht van een bankrekening die uitsluitend op zijn naam stond. Zijn echtgenote had haar eigen bankrekening waarop haar eigen inkomen werd gestort en zij hield zich niet bezig met de financiën van het huishouden. Voorts heeft [eiser] verklaard dat de onderhavige lease-overeenkomsten allen op hetzelfde moment zijn afgesloten met een verkoper van Spaar Select B.V., op een avond dat zijn echtgenote niet thuis was. [eiser] heeft verder verklaard de lease-overeenkomsten bewust geheim te hebben gehouden. Zijn echtgenote heeft wel eens een afschrift gezien, maar had geen reden te twijfelen aan de verhullende verklaring van [eiser] dat het ging om een verzekering betreffende pre-pensioen. Pas medio 2003 is de echtgenote van [eiser] op de hoogte geraakt van het bestaan van onderhavige lease-overeenkomsten, na ontvangst van de (pro-forma) eindafrekeningen, waaruit bleek dat [eiser] nog aan Dexia diende te betalen.
6.7. Nu de betalingen van de lease-overeenkomsten niet zijn verricht van een en/of-rekening en in het licht van de door [eiser] gemotiveerde betwisting van wetenschap bij [echtgenote] vóór medio 2003, is de kantonrechter van oordeel dat Dexia haar stelling dat het vernietigingsrecht is verjaard, onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan en aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het beroep op verjaring wordt verworpen en er moet derhalve van worden uitgegaan dat [echtgenote] de lease-overeenkomsten tijdig, dat wil zeggen, binnen drie jaar nadat zij medio 2003 van het bestaan ervan op de hoogte raakte, en daardoor rechtsgeldig heeft vernietigd.
6.8. Nu de lease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle betalingen van [eiser] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser] op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. De vordering van [eiser] dat alle betalingen voortvloeiende uit het aangaan van de lease-overeenkomsten dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
6.9. Op grond van lease-overeenkomst I heeft [eiser] in totaal € 9.582,07 (termijnen plus restschuld) aan Dexia betaald en heeft Dexia geen dividenden of andere uitkeringen betaald, zodat per saldo € 9.582,07 dient te worden gerestitueerd voor lease-overeenkomst I. Op grond van lease-overeenkomst II heeft [eiser] in totaal € 3.832,82 (termijnen plus rechtsschuld) aan Dexia betaald en heeft Dexia geen dividenden of andere uitkeringen betaald, zodat per saldo € 3.832,82 dient te worden gerestitueerd voor lease-overeenkomst II. Op grond van lease-overeenkomst III heeft [eiser] in totaal € 3.574,78 (termijnen plus rechtsschuld) aan Dexia betaald en heeft Dexia geen dividenden of andere uitkeringen betaald, zodat per saldo € 3.574,78 dient te worden gerestitueerd voor lease-overeenkomst III.
6.10. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt.
6.11. De kantonrechter is van oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet nakoming van de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht [echtgenote] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier weken van uitgaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen. Van [echtgenote] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat [echtgenote] Dexia nogmaals zou aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 9 juli 2005, in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 9 juli 2005.
6.12. De vordering met betrekking tot de ongedaanmaking van de BKR-registratie, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering, zal worden afgewezen nu [eiser] al zijn betalingsverplichtingen aan Dexia heeft voldaan en derhalve geen belang heeft bij deze vordering.
6.13. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
6.14. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Buitengerechtelijke kosten
6.15. Voor zover [eiser] buitengerechtelijke kosten vordert worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [eiser] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
6.16. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is en dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiser] te betalen:
uit hoofde van lease-overeenkomst I: € 9.582,07, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
uit hoofde van lease-overeenkomst II: € 3.832,82, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
uit hoofde van lease-overeenkomst III: € 3.574,78, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor salaris van gemachtigde € 1.050,00
totaal: € 1.050,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.M.I. van der Does, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter