ECLI:NL:RBAMS:2009:BL7353
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Adoptieverzoek en beoordeling van de ontvankelijkheid in het kader van adoptie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2009 een beschikking gegeven betreffende een adoptieverzoek. De verzoeker, die sinds 2005 een relatie heeft met de moeder van het te adopteren kind, heeft de rechtbank verzocht om de adoptie van de meerderjarige [X], geboren in 1991, uit te spreken. De vader van [X] is in 2003 overleden, waardoor het huwelijk tussen de moeder en de vader is ontbonden. De verzoeker en de moeder hebben in 2008 hun intrek in Nederland genomen en leven sindsdien samen met [X] in gezinsverband. In 2009 hebben verzoeker en de moeder een partnerschapsregistratie aangegaan en is er een dochter geboren uit hun relatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om adoptie voldoet aan de voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de vereiste dat de verzoeker ten minste drie aaneengesloten jaren met de moeder heeft samengeleefd. De rechtbank oordeelt echter dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij een sterke affectieve band met [X] heeft opgebouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het belang van [X], die zowel schriftelijk als mondeling heeft aangegeven geadopteerd te willen worden door de verzoeker.
De rechtbank concludeert dat de adoptie in het belang van [X] is, omdat dit zijn positie in familie- en erfrechtelijke zin gelijk zal maken aan die van zijn zusje. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot adoptie toegewezen en gelast de inschrijving van de geboorteakte van [X] in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is gegeven door mr. A.H.E. van der Pol, rechter tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. K. Hilster, griffier.