ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6866

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rekestnummer 09.410
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van politierechter in strafzaak wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2009 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verzoeker de indruk had gekregen dat hij geen eerlijk proces kreeg en dat de politierechter niet onpartijdig was. De verzoeker voelde zich benadeeld omdat de rechter hem meerdere keren de mond had gesnoerd tijdens zijn verdediging, terwijl de officier van justitie wel de ruimte kreeg om haar standpunt te verwoorden. Daarnaast had de rechter geweigerd om ontlastende beelden te vertonen en getuigen ter zitting te horen, wat volgens de verzoeker in strijd was met zijn recht op een eerlijk proces.

De rechtbank heeft overwogen dat de rechter bevoegd is om ordemaatregelen te nemen tijdens de zitting en dat deze bevoegdheid niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de rechter al een beslissing had genomen over het vertonen van de beelden en dat de beslissing om getuigen te horen aan de rechter-commissaris toekomt. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor het wrakingsverzoek niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een dergelijke situatie en dat de beslissing van de rechter om de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen niet getuigde van partijdigheid. De rechtbank heeft de verzoeker en zijn raadsman uitvoerig gehoord en de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het tijdens de openbare terechtzitting van de politierechter d.d. 13 mei 2009 gedane en onder rekestnummer 09.410 ingeschreven verzoek van:
[ ],
geboren op [ ] te [ ] ([ ]),
ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie op een zogenaamd “[ ]”,
verzoeker,
raadsman: mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], politierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal terechtzitting van de openbare terechtzitting van de politierechter van 13 mei 2009;
? de schriftelijke reactie van de officier van justitie van 15 mei 2009;
? het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 mei 2009;
? de ter zitting door verzoeker overgelegde producties ter aanvulling van het wrakingsverzoek.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 mei 2009, alwaar verzoeker, de raadsman en de rechter zijn gehoord.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
a) Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer [ ].
b) Op 13 mei 2009 is de rechter ter openbare terechtzitting begonnen met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker.
c) Volgens het proces-verbaal heeft de raadsman ter terechtzitting het verzoek gedaan om zes personen als getuige op te roepen en deze ter openbare terechtzitting te doen horen. De rechter heeft vervolgens, gehoord de officier van justitie, het verzoek om vijf personen als getuige te horen toegewezen en het verzoek met betrekking tot één persoon afgewezen, omdat het niet aannemelijk was geworden dat die persoon iets kon verklaren over het telastegelegde feit. De rechter heeft voorts beslist dat de stukken in handen worden gesteld van de rechter-commissaris teneinde voornoemde personen als getuige te horen in het bijzijn van de raadsman en de officier van justitie.
d) Daarop heeft verzoeker het wrakingsverzoek gedaan dat direct daarna door zijn raadsman is overgenomen. De raadsman heeft daartoe zakelijk weergegeven aangevoerd: “De door de verdediging opgegeven getuigen dienen ter openbare terechtzitting te worden gehoord. Cliënt heeft recht op een eerlijk proces! Door de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen zal cliënt de getuigen niet kunnen confronteren met de door hen afgelegde verklaringen.”
e) De rechter heeft meegedeeld dat er gelet op het tijdstip, 17.30 uur, geen wrakingskamer aanwezig was om op het verzoek te beslissen. De rechter heeft aan de raadsman verzocht om zijn wrakingsverzoek op schrift te stellen en naar de griffier te zenden.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende - zakelijk - weergegeven gronden:
Ter zitting van 13 mei 2009 heeft verzoeker de indruk bekomen dat hij geen eerlijk proces kreeg en ook dat geen sprake was van een onpartijdige rechter.
2.2 De rechter snoerde hem enige malen de mond, terwijl hij zich eenvoudig verdedigde tegen hetgeen waarvan hij beschuldigd werd. De officier van justitie kreeg wel volop de gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken.
2.3 Reeds in de brief van de raadsman van 5 mei 2009, die zowel is gezonden naar de rechtbank als naar de officier van justitie, heeft verzoeker te kennen gegeven dat hij ter zitting ontlastende beelden wilde tonen welke een beeld gaven of zouden kunnen geven van hetgeen waarvan hij werd beschuldigd. Ter zitting waren de beelden ook beschikbaar en deze beelden waren van belang. Desondanks wilde de rechter niet dat de beelden zouden worden vertoond. Ook in diens verwijzing naar de rechter-commissaris heeft hij niets over het vertonen van de beelden vermeld.
2.4 Ter zitting heeft verzoeker zeer concreet te kennen gegeven dat er goede gronden zijn om de getuigen te laten horen ter zitting van de politierechter. Er werd duidelijk verwezen naar het onmiddellijkheidsbeginsel en artikel 6 van het EVRM. Ter zitting is ook aangevoerd dat verzoeker het voor zijn verdediging van groot belang vindt dat hij zelf de vragen aan de getuigen kan stellen en er een directe confrontatie kan plaatsvinden in verband met de herkenning. De rechter is hieraan voorbij gegaan. Verzoeker is hierdoor in zijn verdediging geschaad.
2.5 Ook door de lichaamstaal van de rechter en de wijze waarop hij naar hem keek, heeft verzoeker de indruk bekomen dat de rechter niet onpartijdig was.
3. De schriftelijke reactie van de officier van justitie
De rechter heeft verzoeker en zijn raadsman uitvoerig aan het woord gelaten en heeft ook ruim voldoende ruimte geboden voor repliek. Verzoeker maakte ter zitting vanaf de aanvang de indruk dat hij zich erg onterecht behandeld voelt door deze zaak. Het is gebruikelijk om bij het toewijzen van een verzoek tot het horen van meerdere getuigen te besluiten deze getuigen door de rechter-commissaris te laten horen. De rechter heeft dus niets gedaan dat tot de conclusie kan leiden dat hij partijdig is.
4. De reactie van de rechter
4.1 De rechter heeft mondeling het verzoek bestreden. Zijn verwijzing naar de rechter-commissaris was de enige grond van het wrakingsverzoek. De drie gronden die in het schriftelijk verzoek nog zijn aangevoerd zijn daarom niet tijdig gedaan.
4.2 De rechter erkent dat hij verzoeker enige malen de mond heeft gesnoerd, omdat verzoeker er steeds doorheen praatte. Hij heeft verzoeker gewaarschuwd dat, indien hij niet zou stoppen, de zaak verder buiten diens aanwezigheid zou worden behandeld.
4.3 Er is voldoende gelegenheid om bij het verhoor door de rechter-commissaris de beelden te tonen.
4.4 Zijn verwijzing naar de rechter-commissaris is zinvol, gelet op de aard van de getuigen. De rechter-commissaris is ook meer flexibel in de wijze waarop hij de getuigen kan oproepen.
4.5 Artikel 6 van het EVRM staat er niet aan in de weg dat je getuigen door de rechter-commissaris laat horen. De raadsman kan immers namens verzoeker vragen stellen.
4.6 De laatste wrakingsgrond is in het geheel niet onderbouwd.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1 De rechtbank is van oordeel dat de in het schriftelijk wrakingsverzoek nader aangevoerde gronden zijn te beschouwen als aanvulling van de ter zitting aangevoerde grond tot wraking en dat deze drie gronden tijdig zijn aangevoerd, omdat de rechter op de zitting de raadsman uitdrukkelijk heeft uitgenodigd om het verzoek op schrift te stellen en dit verzoek binnen vijf dagen daarna is ingediend.
5.2 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het wrakingsverzoek beoordelen.
5.3 Een rechter heeft op grond artikel 273 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, welke bepaling van overeenkomstige toepassing is op het geding bij de politierechter, de bevoegdheid om tijdens de zitting ordemaatregelen te nemen. De rechter heeft ter zitting van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Nu die bevoegdheid is gebaseerd op de wet en niet gesteld of gebleken is dat uit de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik is gemaakt vooringenomenheid blijkt, kan dit niet tot wraking leiden.
5.4 Niet gebleken is dat de rechter reeds een beslissing heeft genomen over het tonen van de beelden. Het verzoek is tijdens de zitting aan de orde geweest, maar uit het verhandelde ter zitting blijkt niet dat door de rechter expliciet is beslist dat die beelden niet vertoond mogen worden. Nu de behandeling van de stafzaak nog niet is afgesloten kan dat verzoek later in de procedure nog aan de orde komen. Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter heeft geweigerd de filmbeelden te laten vertonen, berust het verzoek op een feitelijk onjuiste grond.
5.5 Ten aanzien van het beroep op artikel 6 EVRM en het onmiddellijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat een beslissing om getuigen te laten horen door de rechter-commissaris de rechter toekomt en dat de juistheid van die beslissing niet aan de wrakingskamer ter beoordeling staat. Het doel van het wrakingsinstrument is om partijen in een geding de mogelijkheid te bieden op te treden tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
In een wrakingsprocedure kan echter niet worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces)beslissingen. Het is immers niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden. Slechts indien de wijze waarop de rechter de zaak behandeld en de door hem genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, kan aanleiding bestaan om bij de rechter een vooringenomenheid te vermoeden. Daarvan getuigt de beslissing om de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen niet. Een dergelijke verwijzing is ook in politierechterzaken gebruikelijk.
5.6 Voor zover er sprake is geweest van lichaamstaal bij de rechter, is die overigens door verzoeker niet nader gespecificeerd. Daarom is niet gebleken dat daardoor bij verzoeker de vrees kan zijn gewekt dat de rechter partijdig is.
5.7 Naar aanleiding van een opmerking van de rechter bij de behandeling van het wrakingsverzoek, heeft verzoeker gesteld dat de rechter zich laat beïnvloeden door de media en dat daarom aan zijn onpartijdigheid moet worden getwijfeld. De enkele omstandigheid dat de rechter voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek de weblog van verzoeker heeft geraadpleegd, waarop verzoeker zelf een mededeling heeft geplaatst naar aanleiding van de behandeling van het onderhavige verzoek, is daartoe echter niet voldoende. De rechter heeft zich beperkt tot het geven van zijn visie op de door verzoeker geplaatste mededeling. Hieruit kan niet worden afgeleid dat daarmee bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid bij de rechter in het kader van de behandeling van verzoekers strafzaak is opgewekt.
5.8 Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. F.G. Bauduin, H.C. Hoogeveen en T.P.J. de Graaf en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.:
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.