ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6849
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak met betrekking tot voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2009 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die in voorlopige hechtenis zat en die meende dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen over zijn verzoeken tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis. De verzoeker stelde dat de rechters eerder in andere samenstellingen hadden beslist over vergelijkbare verzoeken, zonder de noodzakelijke autonome toetsing te verrichten. Dit zou volgens de verzoeker de schijn van partijdigheid wekken.
De rechtbank heeft overwogen dat in een wrakingsprocedure niet kan worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces)beslissingen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat de door de rechters genomen beslissingen niet zo onbegrijpelijk waren dat er geen andere verklaring dan vooringenomenheid kon worden gegeven. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.
De beslissing is genomen na behandeling van het verzoek in raadkamer, waarbij de verzoeker, zijn raadsman, de rechters en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante processtukken in overweging genomen en vastgesteld dat de rechters gemotiveerd hebben betwist dat er sprake was van partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de motiveringen van de rechters voldoende waren en dat er geen aanleiding was om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat op grond van de wet.