ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 09.711
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak met betrekking tot voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2009 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die in voorlopige hechtenis zat en die meende dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen over zijn verzoeken tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis. De verzoeker stelde dat de rechters eerder in andere samenstellingen hadden beslist over vergelijkbare verzoeken, zonder de noodzakelijke autonome toetsing te verrichten. Dit zou volgens de verzoeker de schijn van partijdigheid wekken.

De rechtbank heeft overwogen dat in een wrakingsprocedure niet kan worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces)beslissingen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat de door de rechters genomen beslissingen niet zo onbegrijpelijk waren dat er geen andere verklaring dan vooringenomenheid kon worden gegeven. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing is genomen na behandeling van het verzoek in raadkamer, waarbij de verzoeker, zijn raadsman, de rechters en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante processtukken in overweging genomen en vastgesteld dat de rechters gemotiveerd hebben betwist dat er sprake was van partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de motiveringen van de rechters voldoende waren en dat er geen aanleiding was om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de mededeling dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat op grond van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 7 september 2009 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 09.711 ingeschreven verzoek van:
[ ],
verblijvende in het Huis van Bewaring Het Schouw te Amsterdam,
verzoeker tot wraking,
raadsman mr. H.B. Brink,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. [ ], [ ] en [ ], in hun hoedanigheid van lid van de meervoudige kamer, rechters in de rechtbank Amsterdam, hierna : de rechter(s) dan wel bij hun naam aangeduid.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? De dagvaarding van 20 augustus 2009;
? Een verzoekschrift tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van 23 juni 2009;
? Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 6 juli 2009;
? De beschikking van de rechtbank op dat verzoek van 6 juli 2009;
? Een verzoekschrift tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van 7 juli 2009;
? Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 13 juli 2009;
? De beschikking van de rechtbank op dat verzoek van 13 juli 2009;
? Een verzoekschrift tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van 28 juli 2009;
? Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 10 augustus 2009;
? De beschikking van de rechtbank op dat verzoek van 24 augustus 2009;
? Een verzoekschrift tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van 25 augustus 2009;
? Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 31 augustus 2009;
? De beschikking van de rechtbank op dat verzoek van 31 augustus 2009;
? het verzoek tot wraking van 7 september 2009;
De rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld in raadkamer van 11 september 2009 alwaar verzoeker, zijn raadsman, de rechters en de officier van justitie zijn gehoord.
Na sluiting van de behandeling is mondeling op het verzoek tot wraking beslist.
De beslissing is op de zitting uitgesproken.
Deze beschikking vormt de uitwerking van die beslissing.
1. Het verzoek en de gronden daarvan
1.1 Aan zijn verzoek gericht tegen mr. [ ] heeft verzoeker samengevat ten grondslag gelegd dat mr. [ ] op maandag 31 augustus 2009 voorzitter was van de raadkamer die het verzoek tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker heeft behandeld. Omdat een voorlaatst verzoek van gelijke strekking op maandag 24 augustus 2009 was afgewezen en ook vele verzoeken daarvoor zonder gewenst resultaat waren gebleven, heeft verzoeker in het verzoekschrift veel aandacht besteed aan de verschillende omstandigheden en aan nieuwe feiten of omstandigheden.
1.2 Bij beslissing van 31 augustus 2009 heeft de rechtbank verzoeker echter niet-ontvankelijk verklaard en daarbij samengevat overwogen dat noch in het verzoekschrift noch in het pleidooi van de raadsman nieuwe feiten zijn gesteld, of anderszins zijn gebleken. Voor een dergelijke beslissing is geen steun te vinden in het recht. De rechtbank heeft ten onrechte verzuimd autonoom te toetsen of op 31 augustus 2009 nog sprake was van een zodanig uitzonderlijke situatie dat preventieve vrijheidsbeneming gerechtvaardigd en noodzakelijk was. Daarmee heeft de rechtbank de rechterlijke onpartijdigheid geschonden althans op zijn minst genomen de schijn gewekt niet naar dit beginsel te handelen, aldus verzoeker.
1.4 Aan zijn verzoek gericht tegen mrs. [ ] en [ ] heeft verzoeker samengevat ten grondslag gelegd dat zij beiden als rechter deel hebben uitgemaakt van de rechtbank in raadkamer bijeen die zich bij eerdere gelegenheden heeft gebogen en uitgelaten over de rechtmatigheid en voortduring van de voorlopige hechtenis.
1.5 Mr. [ ] heeft deel uitgemaakt van de rechtbank in raadkamer bijeen die op 6 en 13 juli 2009 verzoeken strekkende tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis heeft afgewezen, zonder dat is gebleken van daadwerkelijke inhoudelijke toetsing van de ernstige bezwaren en gronden als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering en zonder dat is gebleken van reële afweging van belangen.
1.6 Mr. [ ] heeft deel uitgemaakt van de rechtbank in raadkamer bijeen verantwoordelijk voor de beschikking van 10 augustus 2009 waarbij een verzoek strekkende tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen. Deze beschikking lijkt ogenschijnlijk uitvoerig gemotiveerd, doch dat is met betrekking tot de toetsing van ernstige bezwaren en gronden niet het geval.
Van enige serieuze belangenafweging waarbij daadwerkelijk is gekeken naar de reële mogelijkheden van een schorsing van de voorlopige hechtenis is niet gebleken.
1.7 Beide beslissingen zijn van dien aard dat ook deze rechters niet langer kunnen worden gekwalificeerd als zodanig onbevooroordeeld dat zij voldoen aan de vereisten van onpartijdigheid.
2. De reactie van de rechters
De rechters hebben gemotiveerd bestreden dat er sprake is van partijdigheid dan wel de schijn van partijdigheid. Voor zover van belang wordt wat zij hebben aangevoerd hierna besproken.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft samengevat aangevoerd dat de raadsman van verzoeker zich heeft uitgelaten over door de rechters genomen beslissingen op de door verzoeker ingediende verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
De vraag is of dat kan leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat deelname aan de raadkamer op zich geen reden is om niet aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak deel te nemen. Daarvoor zijn bijzondere omstandigheden nodig en die zijn niet aangevoerd. Anders dan door de raadsman is aangevoerd zijn de beslissingen gemotiveerd, zij het summier. Over de vraag of verzoeker in zijn verzoek van 25 augustus 2009 niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard kan je van mening verschillen, maar daarover dient de rechter in hoger beroep zich te buigen.
4. Beoordeling van het verzoek
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Hierbij stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal het verzoek worden beoordeeld.
4.3 In een wrakingsprocedure kan niet worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces)beslissingen. Het is immers niet de taak van de rechtbank die over het verzoek tot wraking beslist te beoordelen of de genomen beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn. De rechtbank die op het wrakingsverzoek beslist dient te onderzoeken of de door de rechters genomen beslissingen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden. Slechts indien de wijze waarop de genomen beslissingen zijn gemotiveerd zo onbegrijpelijk is dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, kan aanleiding bestaan om bij de rechters een vooringenomenheid te vermoeden.
4.4 Naar het oordeel van de rechtbank getuigen de raadkamerbeslissingen in de zaak van verzoeker waarbij de rechters betrokken waren daarvan niet. Of de motiveringen de beslissingen kunnen dragen en of een verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis niet-ontvankelijk kan worden verklaard, is niet ter beoordeling van de rechtbank die op het wrakingsverzoek beslist. Niet gezegd kan worden dat de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven.
5. Op grond van het voorgaande dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mr. G.H. Marcus, voorzitter, mrs. M.W. van der Veen en N.C.H. Blankevoort, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.