ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6793

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
429618 / HA ZA 09-1817
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van kredietvergoeding in het kader van een doorlopende kredietovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de vraag aan de orde of de overeengekomen kredietvergoeding door de bank, Finata Bank N.V., naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De zaak betreft een doorlopende kredietovereenkomst die op 20 juni 2002 door [A] c.s. met Finata is gesloten, waarbij een krediet van € 25.000,- werd verstrekt met een kredietvergoeding van 10,8% per jaar. Na meerdere maanden van niet-betaling door [A] c.s. heeft Finata in 2004 het openstaande bedrag opgevorderd. Ondanks een betalingsregeling van € 150,- per maand, bleef de schuld oplopen, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] c.s. onvoldoende onderbouwd hebben waarom de kredietvergoeding onaanvaardbaar zou zijn. De enkele stelling dat de schuld door de hoge kredietvergoeding jaarlijks oploopt, werd door de rechtbank als onvoldoende beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de schuld niet zou oplopen als er een betalingsregeling met een hoger maandlastenbedrag zou worden overeengekomen. Bovendien werd opgemerkt dat Finata bereid was om in de toekomst een rentestop te bespreken, afhankelijk van de naleving van de betalingsregeling door [A] c.s.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gevorderde kredietvergoeding door Finata toewijsbaar is. [A] c.s. werden hoofdelijk veroordeeld om het openstaande bedrag van € 32.483,70 te betalen, vermeerderd met de contractuele rente en de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Finata begroot op € 1.964,93. Het vonnis is uitgesproken op 2 december 2009 door mr. M.R.J. van Wel.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 429618 / HA ZA 09-1817
Vonnis van 2 december 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
FINATA BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. E. van der Hoeden,
tegen
1. [A],
2. [B],
beiden wonende te --,
gedaagden,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen worden hierna Finata en [A] c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 19 mei 2009,
- de conclusie van antwoord van 22 juli 2009,
- het tussenvonnis van 5 augustus 2009, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 19 oktober 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 20 juni 2002 hebben [A] c.s. een doorlopende kredietovereenkomst met Finata gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft Finata een krediet van € 25.000,- aan [A] c.s. verstrekt. [A] c.s. moeten op grond van deze overeenkomst dit krediet en de kredietvergoeding van 10,8 % per jaar terugbetalen in maandelijkse termijnen van € 250,-. [A] c.s. hebben zich op grond van deze overeenkomst hoofdelijk tot nakoming verbonden.
2.2. [A] c.s. hebben ten minste twee maanden hun maandelijkse termijnen niet betaald. Na aanmaning en ingebrekestelling heeft Finata op 13 september 2004 het openstaande bedrag ineens van [A] c.s. opgevorderd. Toen hierop geen betaling werd ontvangen, zijn [A] c.s. namens Finata aangemaand en in gebreke gesteld. Hierop hebben [A] c.s. eenmalig een bedrag van € 50,- betaald. Op 21 juli 2006 stond er een bedrag van
€ 30.411,97 inclusief kredietvergoeding open.
2.3. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, van 27 september 2006 is de vordering van Finata van € 5.000,- tegenover [A] c.s. toegewezen. In deze procedure heeft Finata uitdrukkelijk haar rechten gereserveerd op hetgeen zij meer van [A] c.s. heeft te vorderen. [A] c.s. hebben inmiddels volledig voldaan aan dit vonnis.
2.4. Op 7 mei 2009 stond er een bedrag van € 32.483,70 inclusief kredietvergoeding open. Namens Finata zijn [A] c.s. aangemaand. Hierop is geen betaling ontvangen. Inmiddels zijn [A] c.s. een betalingsregeling met Finata overeengekomen, waarbij
[A] c.s. maandelijks € 150,- afbetalen.
3. Het geschil
3.1. Finata vordert dat [A] c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk, zodanig dat wanneer de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, worden veroordeeld om aan Finata te betalen een bedrag van € 32.483,70, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding, althans de vertragingsvergoeding, althans de wettelijke rente, over het bedrag van € 25.411,97 vanaf 8 mei 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening en met hoofdelijke veroordeling van [A] c.s. in de kosten van dit geding.
3.2. [A] c.s. concluderen tot referte ten aanzien van de hoofdsom en tot afwijzing
dan wel matiging van de overeengekomen kredietvergoeding. Zij stellen hiertoe kort samengevat het volgende. In het kader van een betalingsregeling betalen [A] c.s. € 1.800,- per jaar, terwijl de kredietvergoeding € 3.200,- per jaar bedraagt, zodat de schuld alleen maar hoger wordt.
4. De beoordeling
4.1. Ter comparitie heeft Finata met stukken onderbouwd verklaard dat de betalingsregeling tussen partijen is getroffen nadat Finata [A] c.s. heeft gedagvaard en onder de voorwaarde van het vragen van een vonnis in deze procedure. [A] c.s. zijn niet ter comparitie verschenen en hebben deze stelling dus niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan.
4.2. Finata heeft haar vordering van de hoofdsom naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. [A] c.s. hebben de hoofdelijke verschuldigdheid van de lening erkend en zich gerefereerd ten aanzien van de hoofdsom, zodat de rechtbank deze hoofdsom van € 32.483,70 hoofdelijk zal toewijzen.
4.3. De rechtbank begrijpt het verweer van [A] c.s. ten aanzien van de overeengekomen kredietvergoeding als een beroep op artikel 6:248, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit artikel is een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter moet bij de toepassing van dit artikel de nodige terughoudendheid betrachten. Tussen partijen is niet in geschil dat zij de kredietvergoeding uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Finata heeft ter comparitie onweersproken gesteld dat het niet aan haar is te wijten dat [A] c.s. niet meer aan hun betalingsverplichtingen uit de overeenkomst konden voldoen. In het licht van deze omstandigheden hebben [A] c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom toepassing door Finata van de overeengekomen kredietvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De enkele stelling van [A] c.s., dat hun schuld aan Finata onder de huidige betalingsregeling vanwege de hoge kredietvergoeding jaarlijks oploopt, is hiertoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Hierbij acht de rechtbank van belang dat deze schuld niet zou oplopen als partijen een betalingsregeling met een hoger maandelijks aflossingsbedrag overeenkomen. Bovendien heeft Finata ter comparitie meegedeeld dat in de toekomst een rentestop bespreekbaar is, als [A] c.s. zich voor langere tijd aan de huidige betalingsregeling houden, zodat niet op voorhand vaststaat dat [A] c.s. onder de huidige betalingsregeling nooit aan aflossing van de hoofdsom zullen toekomen.
Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde kredietvergoeding zal toewijzen.
4.4. [A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Finata worden begroot op:
- dagvaarding € 91,93
- vast recht 715,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.964,93.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Finata te betalen een bedrag van € 32.483,70 (tweeëndertigduizend vierhonderd drieëntachtig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 10,8 % per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 25.411,97 vanaf 8 mei 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Finata tot op heden begroot op € 1.964,93,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R.J. van Wel en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.?