Parketnummer: 13/410320-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 21 augustus 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres] (postadres), thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Demersluis” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Primair:
hij op of omstreeks 07 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen (met kracht) met een mes (broodmes) in de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gestoken;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 07 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] één of meermalen (met kracht) met een mes (broodmes) in de nek/en of hals heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, die telkens in de in de bijbehorende voetnoten genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
Op 7 april 2009 omstreeks 15:00 uur bevindt zich een viertal personen in de eetruimte van het perceel [perceel]. Onder hen bevinden zich [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) en verdachte. Na het eten gaat [slachtoffer] naar de keuken van het perceel. Bij de deuropening ziet hij opeens verdachte staan. Hij ziet dat verdachte een mes in zijn rechterhand heeft. Hij voelt dat verdachte zonder iets te zeggen met een mes in zijn hals/nek steekt.
Als twee verbalisanten omstreeks 15:15 uur ter plaatse komen, zien zij op een bankje aan de rechterkant in de entreehal een keukenmes liggen met daarop kennelijk bloedsporen. Tevens zien zij [slachtoffer] in de keuken in een stoel zitten. [slachtoffer] heeft een bebloed T-shirt aan.
Uit een letselverklaring, die diezelfde dag om 15:45 uur is opgemaakt, blijkt dat [slachtoffer] een steekwond links in de hals heeft.
Verdachte bekent dat hij op 7 april 2009 [slachtoffer] in diens nek of hals heeft gestoken.
4. Waardering van het bewijs
De justitie deelt het standpunt van de officier van justitie dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte met het mes het slachtoffer in de hals heeft gestoken. Door aldus te handelen heeft verdachte bewust het aanmerkelijke risico genomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden; immers bestaat er bij messteken in de hals een aanzienlijke kans dat de halsslagader wordt geraakt, hetgeen zonder onmiddellijk ingrijpen tot de dood van het slachtoffer kan leiden.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 7 april 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een mes in de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is echter niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de stukken van het dossier bevinden zich twee gedragskundige rapporten, te weten een psychologische rapportage, opgemaakt door D. Breuker, gezondheidspsycholoog en vast gerechtelijk deskundige, alsmede een rapport van psychiatrisch onderzoek, opgemaakt door de psychiater M. van Berkel.
De beide gedragskundigen komen op grond van hun onderzoek tot een eensluidende conclusie over de mogelijke (on)toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde (en bewezen geachte) feit. Deze conclusie luidt, kort weergegeven, dat:
- er bij verdachte sprake is van de diagnose schizofrenie, waardoor hij al langere tijd psychotisch is;
- er ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotisch toestandsbeeld;
- deze psychiatrische stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde volledig beïnvloedde;
- wordt geadviseerd betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
De deskundigen achten het van belang dat verdachte wordt behandeld voor de ziekte schizofrenie, aangezien de kans op recidive zeer groot is indien hij onbehandeld blijft. Omdat er bij verdachte sprake is van weinig ziektebesef zal hij volgens de deskundigen weinig gemotiveerd zijn om zich vrijwillig te laten behandelen. Daarom wordt de rechtbank geadviseerd om bij een eventuele bewezenverklaring en ontslag van alle rechtsvervolging te bevelen dat verdachte zal worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar (artikel 37 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens een ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. Verdachte dient terzake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
De rechtbank acht daarbij na te noemen maatregel op zijn plaats, aangezien verdachte gevaarlijk is voor anderen.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. F. Wieland en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Vogelaar griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 augustus 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen