ECLI:NL:RBAMS:2009:BL5503
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een politierechter in de Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2009 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van een politierechter, ingediend door een verzoeker die gedetineerd was. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door de manier waarop hij de verklaring van de aangever aan de verzoeker voorhield. De verzoeker stelde dat de rechter al blijk had gegeven van overtuiging over zijn schuld, wat in strijd zou zijn met de onpartijdigheid die van een rechter verwacht mag worden.
De rechtbank heeft overwogen dat de behandeling van de zaak was begonnen met een verkorte weergave van de stukken, waaronder het proces-verbaal van aangifte. De rechter had de verzoeker voorgehouden dat de aangever een verklaring had afgelegd waarin hij de verzoeker identificeerde als de persoon die hij aan de politie had aangewezen. De rechtbank oordeelde dat de rechter niet partijdig was geweest en dat de verzoeker niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat de rechter al een oordeel had gevormd over zijn schuld.
De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter partijdig was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak met het parketnummer, dat in het document niet is vermeld, hervat zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.