ECLI:NL:RBAMS:2009:BL2302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
443486 / KG ZA 09-2504
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.Y.C. Poelmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Blokkerende werking van eigenbeslag in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de omvang van de blokkerende werking van het eigenbeslag centraal. Het eigenbeslag heeft als effect dat zolang het beslag niet is opgeheven, de vordering van de beslaglegger wordt bevroren. Dit betekent dat de vordering niet met een executoriale titel kan worden uitgewonnen op andere vermogensbestanddelen van de beslaglegger. De voorzieningenrechter oordeelde dat het innen van de vordering door de executant onrechtmatig is jegens de beslaglegger, maar dat de vraag of de geïncasseerde gelden moeten worden terugbetaald ontkennend moet worden beantwoord. De voorzieningenrechter benadrukte dat degene die beschikt over een executoriale titel, ook daadwerkelijk in staat moet zijn om het vonnis ten uitvoer te leggen. Indien de beslaglegger nu verlof zou vragen voor het leggen van eigenbeslag, zou dit geweigerd worden omdat het de tenuitvoerlegging van de executoriale titel zou frustreren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de executant om het vonnis in reconventie te kunnen executeren zwaarder weegt dan het belang van de beslaglegger om die executie te blokkeren. De vordering tot opheffing van het eigenbeslag werd toegewezen, en de vordering van de beslaglegger tot terugbetaling van de geïnde bedragen werd afgewezen. De kosten werden aan de zijde van de executant begroot op EUR 1.078,00, en de beslaglegger werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 443486 / KG ZA 09-2504 P/EB
Vonnis in kort geding van 30 december 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie bij dagvaarding van 7 december 2009,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. B.B. van Vliet te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.S. SYSTEMS EUROPE B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.J.P. Ariëns te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en GS worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 16 december 2009 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
GS heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld. [eiseres] heeft deze voorwaardelijke reconventionele vordering bestreden. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
1.2. Ter zitting waren aanwezig aan de zijde van [eiseres] de statutair directeur, [eiseres], met mr. Van Vliet en diens kantoorgenoot mr. M. Hillen. Aan de zijde van GS was [statutair directeur], statutair directeur, aanwezig met mr. Ariëns.
2. De feiten
2.1. Op 24 april 2001 hebben partijen een overeenkomst gesloten uit hoofde waarvan GS aan [eiseres] opslagsystemen voor een loods van [eiseres] in Amsterdam heeft geleverd voor een bedrag van in totaal € 1.456.500,00.
2.2. Daarnaast hebben partijen op 14 februari 2002 een overeenkomst gesloten, waarbij [eiseres] aan GS ten behoeve van haar archiefopslagruimte in Almere de levering van verrijdbare archiefstellingen heeft opgedragen voor een aanneemsom van € 42.598,00 exclusief BTW. Tot de opdracht behoorde tevens het leveren en monteren van de rails in de constructievloer waarover deze archiefstellingen dienen te rijden en het ondersabelen van deze rails door middel van betonmortel. In het voorjaar van 2002 heeft GS deze werkzaamheden uitgevoerd. De afwerkvloer is door een derde aangebracht.
2.3. In oktober 2004 is gebleken dat in de opslagruimte in Almere ter plaatse van de rails schollen van de door derden aangebrachte dekvloer loskomen. Een door [eiseres] ingeschakelde deskundige heeft vastgesteld dat de schollen afbrokkelen als gevolg van het doorbuigen van de rails. Dit doorbuigen wordt volgens de deskundige veroorzaakt doordat de ondersabeling van de rails op sommige plaatsen onvoldoende aansluit op de rails en daarin luchtopsluitingen zijn opgenomen.
2.4. [eiseres] heeft GS aansprakelijk gesteld voor deze gebreken.
Partijen hebben op 6 oktober en op 20 oktober 2005 overleg gevoerd. GS heeft op 20 oktober 2005 toegezegd om, indien dat technisch mogelijk is, maatregelen te treffen die doorbuiging van de rails tegen gaan.
2.5. Op 24 mei 2006 heeft Balm B.V. te Vianen aan GS een offerte uitgebracht ‘voor het injecteren van holle ruimtes tussen de stalen rail en de pantservloer’ conform een eerder uitgevoerde proefinjectie, voor een som groot € 252.392,82, te vermeerderen met een stelpost van € 20.000,00.
2.6. [eiseres] heeft onder meer de tweede termijnfactuur ten bedrage van
€ 55.355,00 (factuurnummer 2007 0025) terzake van de overeenkomst tot levering van de magazijnsystemen voor Amsterdam onbetaald gelaten.
2.7. GS heeft [eiseres] twee facturen van elk € 261,80 gestuurd voor reparatiewerkzaamheden, te weten op 12 januari 2007 (factuurnummer 2007 0010) en 16 januari 2007 (factuurnummer 2007 0016). [eiseres] heeft deze facturen eveneens ontbetaald gelaten.
2.8. Op 23 februari 2007 heeft [eiseres] ten laste van GS conservatoir beslag onder zichzelf gelegd op alle gelden die zij aan GS schuldig is of zal worden, te weten een bedrag van EUR 72.963,66, onder meer voor de facturen van GS uit 2007 met nummers 0010, 0016 en 0025.
2.9. [eiseres] heeft GS bij exploit van 1 maart 2007 gedagvaard bij de rechtbank Utrecht en primair nakoming van de overeenkomst tot het verrichten van reparatiewerkzaamheden gevorderd en subsidiair een verklaring voor recht dat GS aansprakelijk is voor de schade aan de vloer en haar te veroordelen de herstelkosten, op te maken bij staat, te vergoeden. In reconventie heeft GS betaling van de tweede termijnfactuur van € 55.335,00 en de beide reparatiefacturen van in totaal € 523,60, te vermeerderen met rente en kosten, gevorderd.
2.10. Bij vonnis van 8 oktober 2008 heeft de rechtbank Utrecht de vorderingen van [eiseres] in conventie afgewezen. De vordering van GS in reconventie is toegewezen. De veroordeling in reconventie is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.11. GS heeft op 10 september 2009, 15 september 2009, 28 september 2009 en 7 oktober 2009 ten laste van [eiseres] executoriaal derdenbeslag gelegd onder respectievelijk het UWV, de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, Stelbograaf B.V. en [persoon 1].
2.12. [eiseres] is van het vonnis van 8 oktober 2008 in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, en heeft een incidentele vordering ingesteld, strekkende primair tot het schorsen van de executie en subsidiair het stellen van zekerheid. In het incident is op 16 juni 2009 arrest gewezen waarbij de incidentele vorderingen zijn afgewezen.
2.13. Op 19 november 2009 heeft de door GS ingeschakelde deurwaarder aan GS een afrekening gestuurd, waaruit blijkt dat het totale, op grond van het vonnis van 8 oktober 2008, bij [eiseres] te incasseren bedrag van € 84.184,90, ook daadwerkelijk is geïncasseerd.
3. Het geschil
De conventie
3.1. [eiseres] vordert, kort gezegd:
primair
GS Systems te verbieden de executie van het vonnis van 8 oktober 2008 voort te zetten totdat op het geschil onherroepelijk is beslist,
subsidiair
te bepalen dat GS Systems de executie van het vonnis van 8 oktober 2008 slechts mag voortzetten tegen het stellen van zekerheid,
alles op verbeurte van een dwangsom,
primair en subsidiair
voor zover ingevolge de executie reeds bedragen zijn uitbetaald of geïncasseerd, GS Systems te veroordelen deze betalingen ongedaan te maken en de deurwaarder van GS Systems te verbieden deze te incasseren, anders dan tegen het stellen van zekerheid, met veroordeling van GS Systems in de proceskosten.
3.2. Daartoe stelt [eiseres], kort gezegd, dat de door GS gelegde beslagen niet kunnen worden uitgewonnen vanwege de blokkerende werking van het door haar gelegde eigenbeslag. Zij is van mening dat GS misbruik van recht maakt en onrechtmatig jegens haar handelt door de executie voort te zetten. Tevens handelt GS onrechtmatig jegens haar door een door derdebeslagene [persoon 1] nog vóór de beslaglegging uit gedane betaling te incasseren, hoewel zij op dat moment daarvoor nog geen titel had. [eiseres] stelt belang bij schorsing van de executie en terugbetaling van de geïncasseerde bedragen te hebben omdat zij gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de financiële gegoedheid van GS voor het geval het vonnis van 8 oktober 2008 zal worden vernietigd en GS de ingevolge het vonnis betaalde bedragen aan [eiseres] moet terugbetalen. Een belangenafweging dient dan ook in haar voordeel uit te vallen, aldus [eiseres].
3.3. GS voert verweer, waarop voor zover van belang hierna zal worden ingegaan.
De (voorwaardelijke) reconventie
3.4. GS vordert primair de opheffing van het door [eiseres] gelegde conservatoire eigenbeslag, subsidiair veroordeling van [eiseres] tot opheffing hiervan.
3.5. [eiseres] voert in de eerste plaats aan dat de voorzieningenrechter te Amsterdam niet bevoegd is van deze vordering kennis te nemen en subsidiair dat voor opheffing geen grond bestaat, aangezien haar vordering niet summierlijk ondeugdelijk is.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie.
4.1. [eiseres] grondt haar vordering tot opschorting van de executie primair op misbruik van recht. Het meest verstrekkende verweer van GS in dit verband is dat executie niet kan worden opgeschort, omdat deze reeds is voltooid. [eiseres] bestrijdt dat de executie is voltooid, omdat zij nog niet beschikt over de derdenverklaringen en voor haar derhalve niet duidelijk is welke bedragen GS heeft geïncasseerd. Uit de afrekening van de deurwaarder blijkt dat de vordering van GS reeds op 19 november 2009 volledig was voldaan door middel van de executoriale beslagen. Met GS Systems is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de executie op 19 november 2009 is beëindigd, zodat opschorting daarvan niet langer tot de mogelijkheden behoort.
4.2. [eiseres] grondt haar vordering subsidiair op onrechtmatig handelen van GS. Zij stelt dat GS het vonnis ten onrechte, in weerwil van de blokkerende werking van het eigenbeslag, heeft geëxecuteerd.
4.3. In dit verband wordt het volgende overwogen. De op 8 oktober 2008 door de rechtbank Utrecht toegewezen reconventionele vordering van GS heeft betrekking op de facturen met nummers 0010, 0016 en 0025 uit 2007. Op die vorderingen ligt conservatoir eigenbeslag, gelegd door [eiseres]. De blokkerende werking van het eigenbeslag op een vordering heeft in beginsel als effect dat, zolang dat beslag niet is opgeheven, die vordering wordt bevroren en ook niet met een executoriale titel kan worden uitgewonnen op andere vermogensbestanddelen van [eiseres] door een executoriaal derdenbeslag. Het conservatoir eigenbeslag strekt er immers toe te waarborgen dat, indien de vordering van [eiseres] in hoger beroep wordt toegewezen, verhaal hiervoor op die beslagen vordering mogelijk zal zijn. Het desondanks innen van die vordering door GS moet dan ook in principe als onrechtmatig jegens [eiseres] worden aangemerkt. Daarmee is aan de voorwaarde, waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, voldaan. Voordat de vraag beantwoord wordt of het innen van de vordering door GS ondanks het eigenbeslag meebrengt dat de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de geïnde bedragen toewijsbaar is, zal eerst de vordering tot opheffing van dat beslag behandeld worden.
4.4. Bevoegd tot opheffing van een conservatoir beslag is ingevolge artikel 705 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven. Dat is in dit geval de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht. Dit is echter geen uitsluitende, maar een aanvullende bevoegdheid, naast die welke uit artikel 254 Rv voortvloeit. Nu [eiseres] de vraag naar de gevolgen van het eigenbeslag aanhangig heeft gemaakt bij de voorzieningenrechter te Amsterdam, is die voorzieningenrechter mede om proceseconomische redenen ook bevoegd ten aanzien van de in reconventie gevorderde opheffing van datzelfde beslag.
4.5. GS heeft voor haar vordering op [eiseres] met het vonnis van 8 oktober 2008 een executoriale titel verkregen. Uitgangspunt is dat het degene die beschikt over een executoriale titel, ook daadwerkelijk mogelijk moet zijn om het vonnis ten uitvoer te leggen. Zou [eiseres] nu verlof vragen voor het leggen van eigenbeslag, dan zou dit verlof geweigerd worden, omdat dat eigenbeslag de tenuitvoerlegging van een executoriale titel zou frustreren. Er bestaat geen goede grond om [eiseres] in een betere positie te houden op grond van het enkele feit dat zij dit beslag al eerder heeft gelegd. Dit geldt temeer nu [eiseres] in de bodemprocedure het bestaan van de vordering van GS niet heeft bestreden en dit ook in hoger beroep niet heeft gedaan. De vordering van [eiseres] op GS daarentegen is in eerste instantie afgewezen. Hoewel niet uitgesloten is dat het vonnis van de rechtbank Utrecht ten aanzien van deze afwijzing in hoger beroep geen stand zal houden, brengt het voorgaande toch mee dat het belang van GS om het vonnis in reconventie te kunnen executeren zwaarder in dit geval weegt dan het belang van [eiseres] om die executie te kunnen blokkeren. Daaraan kan niet afdoen dat [eiseres] twijfelt aan de mogelijkheid van GS aan een eventuele veroordeling te voldoen en [eiseres] ook geen andere vermogensbestanddelen van GS kent waarop zij conservatoir beslag ter verzekering van haar vordering kan leggen. De vordering tot opheffing van het eigenbeslag zal dan ook worden toegewezen.
4.6. Nu het eigenbeslag zal worden opgeheven, bestaat er geen aanleiding meer om de vordering van [eiseres] tot terugbetaling door GS van de door deze geïnde bedragen te bevelen. Ook de subsidiaire vordering van [eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
4.7. [eiseres] zal in conventie en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GS in conventie worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00,
en in reconventie op nihil.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
In conventie
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van GS tot op heden begroot op EUR 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
5.4. heft op het op 23 februari 2007 door [eiseres] onder zichzelf ten laste van GS gelegde beslag,
5.5. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van GS begroot op nihil,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2009.?