ECLI:NL:RBAMS:2009:BL1370
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlies van woonruimte karakter en toepassing van artikel 7:230a BW
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2009, gaat het om de vraag of het gehuurde pand zijn karakter van woonruimte heeft verloren en of artikel 7:230a BW van toepassing is. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben een huurovereenkomst met de erven [erven] voor een pand dat oorspronkelijk als woonruimte met kantoor aan huis werd verhuurd. De verzoekers hebben het pand sinds 1949 in gebruik, maar de erven hebben de huurovereenkomst opgezegd, wat aanleiding gaf tot deze procedure.
De verzoekers hebben primair verzocht om niet-ontvankelijkheid van de erven en subsidiair om schorsing van de ontruimingsverplichting tot 30 juni 2010. De erven hebben verweer gevoerd en gesteld dat het pand in overwegende mate als bedrijfsruimte wordt gebruikt, wat zou betekenen dat de opzegging rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het pand bij aanvang als woonruimte was verhuurd, maar dat het gebruik in de loop der jaren is veranderd. De rechter concludeert dat het gehuurde nog steeds als woonruimte kan worden aangemerkt, ondanks het feit dat het ook als kantoor wordt gebruikt.
De kantonrechter oordeelt dat de verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoek op basis van artikel 7:230a BW, omdat het gehuurde niet onder dit regime valt. De erven worden in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 510,00. Deze beschikking is gegeven door mr. P. van der Kolk-Nunes en uitgesproken ter openbare terechtzitting.