ECLI:NL:RBAMS:2009:BL1155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-1533 WAO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar in sociale zekerheidszaak door taalgebruik bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Marokko, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 juli 2008, waarin werd vastgesteld dat hij per 30 maart 1996 niet verzekerd was voor de WAO en de AAW. Het bestuursorgaan had het bezwaar van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat de eiser aanvocht in beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de correspondentie met de eiser in het verleden in het Frans heeft plaatsgevonden, terwijl het bestreden besluit en de herstelverzuimbrief in het Nederlands waren opgesteld. De rechtbank oordeelde dat het onzorgvuldig was om alleen in het Nederlands te corresponderen, gezien de eerdere communicatie in het Frans. Hierdoor kon de eiser niet verweten worden dat hij niet tijdig had gereageerd op de Nederlandse correspondentie. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het bestuursorgaan op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het bestuursorgaan het door de eiser betaalde griffierecht van € 41,-- diende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1533 WAO
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], Marokko,
eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiser per
30 maart 1996 niet verzekerd was voor de WAO en de AAW.
Bij besluit van 4 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2009. Daar is geen van de partijen verschenen.
Overwegingen
Feiten
1.1 Eiser heeft bij brief van 27 november 2008 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.2 Verweerder heeft eiser bij brief van 15 december 2008 gevraagd om binnen zes weken aan te geven wat de reden is van het te laat indienen van het bezwaarschrift.
1.3 Eiser heeft hierop niet binnen de gegunde termijn gereageerd waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
1.4 Eiser heeft in een brief van 28 februari 2009, door verweerder ontvangen op 25 maart 2009, verzocht om een vertaling van de herstelverzuimbrief.
1.5 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij alleen een ongedateerde brief heeft ontvangen en dat hij heeft verzocht om uitleg van de inhoud van de brief. Verder heeft eiser verzocht om herbeoordeling van zijn dossier en om in dat kader te worden opgeroepen voor een medisch onderzoek.
Beoordeling
2.1 Niet in geschil is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.2 Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3 De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat door eiser al in 2002 een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering is gedaan. Daaraan voorafgaand is door verweerder in het Frans met eiser gecorrespondeerd. De rechtbank wijst op de gedingstukken 18.2 en 20. Vervolgens heeft de correspondentie plaatsgevonden middels de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) (gedingstukken 27.2 en 28). Ook deze correspondentie heeft conform het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, plaatsgevonden in de Franse taal. Zowel het primaire besluit (inclusief bezwaarclausule) als de herstelverzuimbrief in de huidige procedure zijn vervolgens echter gesteld in de Nederlandse taal. Verweerder heeft niet aangegeven waarom niet langer in het Frans wordt gecorrespondeerd met eiser.
2.4 De rechtbank acht deze handelwijze van verweerder – ook in het licht van voornoemde verdragsbepaling – onzorgvuldig. Dit alles daargelaten de vraag of verweerder het primaire besluit niet al in eerste instantie via het CNSS had moeten sturen.
2.5 In het licht van voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het eiser niet verweten kan worden dat hij niet of te laat heeft gereageerd op verweerders in het Nederlands gestelde brief naar de reden voor het verzuim. Overigens stelt de rechtbank voorts nog vast dat de door eiser in beroep overgelegde kopie van de herstelverzuimbrief geen datumstempel bevat. Verweerder heeft hier in het verweerschrift niet op gereageerd. Op grond daarvan kan vooralsnog niet worden vastgesteld of de hersteltermijnbrief ook daadwerkelijk op 15 december 2008 aan eiser is toegezonden.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep zal gegrond worden verklaard en verweerder zal worden opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Verweerder zal daarbij opnieuw moeten nagaan welke reden eiser had voor het te laat indienen van zijn bezwaarschrift.
2.7 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Wel zal verweerder het door eiser betaalde griffiegeld aan hem moeten vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 december 2009.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan door een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B