ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/947 WI
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor inburgeringscursussen en de vereisten van het keurmerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inburgeringsplichtige, en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) over de toekenning van een vergoeding voor inburgeringscursussen. Eiseres had tussen februari 2007 en februari 2008 verschillende cursussen Nederlands voor anderstaligen gevolgd aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en had in april 2008 het diploma Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal behaald. Eiseres verzocht de IB-Groep om een vergoeding voor de gemaakte kosten, maar de IB-Groep weigerde dit voor de cursussen van niveaus 1 en 2, omdat de VU op dat moment nog niet beschikte over het vereiste keurmerk van de Stichting Blik op Werk.

De rechtbank oordeelde dat de IB-Groep terecht had geweigerd om de kosten voor de cursussen van niveaus 1 en 2 te vergoeden, omdat de wetgeving vereist dat de cursusinstelling over een keurmerk beschikt op het moment van aanmelding. De rechtbank benadrukte dat de wetgever deze eis heeft gesteld en dat de inhoud van de wet niet ter discussie kan staan in een bezwaar- of beroepsprocedure. Eiseres voerde aan dat de weigering niet strookte met de bedoeling van de Wet inburgering, maar de rechtbank oordeelde dat de wetgever deze keuze had gemaakt en dat de IB-Groep zich aan deze wetgeving moest houden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de IB-Groep. Eiseres had geen recht op een hogere vergoeding dan de reeds toegekende kostengerelateerde vergoeding van € 1.064,00, en de rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 09/947 WI
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
tegen
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep,
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 2 december 2008 heeft verweerster aan eiseres een vergoeding als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet inburgering (Wi) toegekend. Toegekend is een kostengerelateerde vergoeding van € 1.064,00. Vergoeding van de facturen van cursussen Nederlands voor anderstaligen niveaus 1 en 2 van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) heeft verweerster geweigerd.
Het tegen dit besluit door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerster bij besluit van 26 januari 2009 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiseres bij brief van 5 maart 2009 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 9 november 2009. Eiseres is verschenen. Verweerster is vertegenwoordigd door mr. A.C. Visser.
De termijn voor het doen van uitspraak is door de rechtbank verlengd.
Motivering
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, sub 1°, van de Wi wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder cursusinstelling: een rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf werkzaamheden verricht, gericht op het toeleiden van inburgeringsplichtigen naar het inburgeringsexamen en die zolang op grond van artikel 9 geen regels zijn gesteld over de afgifte van een certificaat, in het bezit is van een door Onze Minister aan te wijzen keurmerk.
In artikel 1.2 van de Regeling inburgering is bepaald dat het keurmerk, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de wet, het Keurmerk Inburgeren is, dat wordt toegekend en beheerd door de Stichting Blik op Werk.
Ingevolge artikel 18, eerst lid, van de Wi verstrekt de IB-Groep overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels een vergoeding aan de gewezen inburgeringsplichtige die binnen drie jaar het inburgeringsexamen heeft behaald.
Ingevolge artikel 18, derde lid, van de Wi worden bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur tevens regels gesteld omtrent:
a. de criteria voor het verstrekken van de vergoeding;
b. de aanvraag van de vergoeding;
c. de wijze waarop het bedrag wordt bepaald;
d. de vaststelling van de vergoeding;
e. de betaling,
f. de verrekening met de lening, bedoeld in artikel 16, en
g. de verlenging van de termijn van drie jaar, bedoeld in het eerste lid.
In artikel 4.17, eerste lid, sub b, onder 1°,van het Besluit inburgering is bepaald dat de in artikel 18, eerste lid, van de wet bedoelde vergoeding bestaat uit een bij regeling van Onze Minister vast te stellen gedeelte van de kosten die de gewezen inburgeringsplichtige heeft gemaakt ten behoeve van het volgen van een cursus bij een cursusinstelling die op het tijdstip waarop de inburgeringsplichtige zich voor de cursus heeft aangemeld, over het in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de wet bedoelde keurmerk of certificaat beschikte.
In artikel 4.17, tweede lid, sub b, van het Besluit inburgering is bepaald dat indien een inburgeringsplichtige binnen drie jaar het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, heeft behaald, de IB-Groep aan die gewezen inburgeringsplichtige een bij regeling van Onze Minister vast te stellen gedeelte van de kosten die de gewezen inburgeringsplichtige heeft gemaakt ten behoeve van het volgen van een cursus bij een cursusinstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1° verstrekt.
2. Ter beoordeling staat of verweerster vergoeding van de facturen van de cursussen Nederlands voor anderstaligen niveaus 1 en 2 van de VU terecht heeft geweigerd, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit.
3. Aan de weigering ligt ten grondslag dat om in aanmerking te kunnen komen voor een kostengerelateerde vergoeding vereist is dat de gewezen inburgeringsplichtige een cursus heeft gevolgd bij een cursusinstelling die op het tijdstip waarop de inburgeringsplichtige zich voor de cursus heeft aangemeld, beschikt over een keurmerk van de Stichting Blik op Werk. Dit is een keuze van de wetgever geweest. De IB Groep voert de wetgeving in die zin uit. De inhoud van de wet kan in een bezwaar- of beroepsprocedure niet ter discussie staan. Een tweetal door eiseres ingezonden facturen hebben betrekking op een periode dat de VU nog niet over een keurmerk beschikte. Deze facturen kunnen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen, aldus verweerster.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij eind januari 2007 van Turkije naar Nederland is verhuisd. Eiseres wilde zo snel mogelijk Nederlands studeren en heeft tussen februari 2007 en februari 2008 Nederlands aan de VU gestudeerd. In april 2008 heeft zij de diploma’s Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal Programma 1 en 2 behaald. Eiseres vindt het niet redelijk dat slechts de helft van 70% van haar opleiding wordt vergoed. Dit besluit strookt volgens eiseres niet met de bedoeling van de Wi om nieuwkomers zo snel mogelijk Nederlands te laten leren.
5. Voor onderhavige beoordeling zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Blijkens de verklaringen van de VU heeft eiseres van 19 februari tot en met 20 april 2007 de dagcursus Nederlands voor anderstaligen niveau 1 (prijs: € 760,00), van 7 mei tot en met 6 juli 2007 de dagcursus Nederlands voor anderstaligen niveau 2 (prijs: € 760,00), van 3 september 2007 tot en met 2 november 2007 de dagcursus Nederlands voor anderstaligen niveau 3 (prijs: € 760,00) en van 19 november 2007 tot en met 1 februari 2008 de dagcursus Nederlands voor anderstaligen niveau 4 (prijs: € 760) gevolgd. Op 1 april 2008 is aan eiseres het diploma Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal volgens het programma II uitgereikt. Bij brief van 26 mei 2008 heeft eiseres verweerster verzocht om toekenning van een vergoeding. Bij besluit van 3 juli 2008 heeft verweerster geweigerd eiseres een vergoeding toe te kennen, omdat niet bekend is of eiseres inburgeringsplichtige is. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerster bij besluit van 7 augustus 2008 gegrond verklaard. Daarbij heeft verweerster eiseres meegedeeld dat de ingezonden facturen in behandeling worden genomen. Bij besluit van 17 september 2008 heeft verweerster eiseres meegedeeld dat zij in verband met het slagen voor het NT2-examen een vaste vergoeding krijgt van € 650,00. Bij brief van 22 oktober 2008 heeft eiseres aangegeven dat zij naast de vaste vergoeding in aanmerking dient te komen voor een variabele vergoeding. Vervolgens heeft verweerster onderhavig primair besluit genomen.
6. De VU heeft het keurmerk eerst op 8 mei 2007 aangevraagd, waarna het op 27 juni 2007 is toegekend. Tussen partijen is niet in geschil dat de VU op het tijdstip waarop eiseres zich voor de cursussen Nederlands voor anderstaligen niveaus 3 en 4 aanmeldde, over het Keurmerk Inburgeren beschikte en ten tijde van de aanmelding voor de cursussen Nederlands voor anderstaligen niveaus 1 en 2 niet.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerster overeenkomstig artikel 4.17 van het Besluit inburgering en de Regeling inburgering de hoogte van de vergoeding heeft vastgesteld op een bedrag van € 1.064,00.
8. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat het besluit van verweerster om geen vergoeding toe te kennen voor de cursussen Nederlands voor anderstaligen niveaus 1 en 2, omdat de VU ten tijde van de aanmelding niet beschikte over het Keurmerk Inburgeren, niet strookt met de bedoeling van de Wi om nieuwkomers zo snel mogelijk Nederlands te laten leren, overweegt de rechtbank het volgende.
9. Voor zover eiseres betoogt dat de eis, inhoudende het beschikken over een keurmerk door de cursusinstelling, onverbindend moet worden geacht, gaat dit eraan voorbij dat dit een keuze is van de wetgever, zoals blijkt uit artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, sub 1°, van de Wi. Artikel 11 van de Wet algemene bepalingen verbiedt de rechter de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet te beoordelen.
10. Voorts heeft de regelgever met artikel 4.17, eerste lid, van het Besluit inburgering aangesloten bij het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, sub 1° van de Wi en is de regelgever derhalve binnen de door wetgever in artikel 18, derde lid, van de Wi geboden ruimte tot het stellen van regels gebleven. Daarbij wijst de rechtbank er op dat in paragraaf 2.4 en in de toelichting bij artikel 16 (thans: artikel 18) van de Memorie van Toelichting bij de Wi (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 3, pagina 85) is aangegeven dat de vergoeding twee varianten kent. Van de eerste variant kan alleen sprake zijn indien de cursus is ingekocht bij een aanbieder die een keurmerk heeft en is gerelateerd aan de gemaakte cursus- en examenkosten. De regelgever heeft daarbij gedacht aan een vergoeding van 70% van de kosten tot een maximum van € 3.000,00. De tweede variant is een forfaitair bedrag van circa € 650,00, waarop in de overige gevallen aanspraak bestaat. Daarbij is aangegeven dat de nadere uitwerking van de vergoedingsregeling zal plaatsvinden bij algemene maatregel van bestuur en bij ministeriële regeling.
Hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet worden gezegd dat artikel 4.17 van het Besluit inburgering onverbindend is.
11. Voor zover eiseres heeft gesteld dat haar door het servicepunt inburgering van de gemeente Amsterdam (Taalwijzer) onjuiste informatie is verstrekt, hetgeen de rechtbank begrijpt als een beroep op het vertrouwensbeginsel contra-legem, kan dit niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Indien al moet worden aangenomen dat onjuiste informatie is verstrekt, nu enige onderbouwing daarvan niet uit de stukken is gebleken, en verweerster zich gebonden zou achten aan uitlatingen van een servicepunt van andere instantie, kan, gelet op het dwingendwettelijk karakter van de aan de orde zijnde regelgeving, geen sprake zijn van door de wetgever niet verdisconteerde omstandigheden die verweerster had moeten nopen een strikte wetstoepassing achterwege te laten.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen gronden aanwezig.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in tegenwoordigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2009.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerster hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.