ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5327

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-410474-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de moord op een 12-jarig meisje met een stanleymes

Op 4 december 2009 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de moord op het 12-jarige meisje Robienna R. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gefrustreerd door het beëindigen van zijn relatie met de moeder van het slachtoffer, op gruwelijke wijze het leven van het jonge meisje heeft beëindigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. De rechtbank concludeerde dat de moord op een afgrijzenwekkende en bloedige manier was uitgevoerd, wat grote impact had op de omgeving en de samenleving. De verdachte was volledig toerekeningsvatbaar, ondanks de alcohol die hij had genuttigd. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zaak een gevangenisstraf van 20 jaar rechtvaardigden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag op de moeder van het slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor de nabestaanden, en legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/410474-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 4 december 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Cnossen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.P. Vos en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1996) van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg, die [slachtoffer 1] gevraagd of zij bang voor hem, verdachte, was en/of
met een (stanley)mes een of meer zwaaiende beweging(en) gemaakt naar, althans
in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] met dat mes in de schouder en/of
in de hals en/of in de keel en/of in de luchtpijp en/of in het lichaam
gesneden en/of gestoken en/of geprikt en/of met dat mes een of meer
hals(slag)ader(s) van die [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] is overleden;
2. hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1971) van het leven te beroven, met
dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, tegen die [slachtoffer 2]
heeft geroepen: "als ik jullie niet krijg, dan krijgt niemand jullie" en/of
"je gaat dood" en/of "we are gonna die together", althans woorden van gelijke
aard of strekking en/of een of (meer)ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of tegen
het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt en/of in het hoofd van die
[slachtoffer 2] heeft gebeten en/of die [slachtoffer 2] tegen een of meer mu(u)r(en) en/of
kast(en) heeft gegooid en/of aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en/of
getrokken en/of die [slachtoffer 2] bij de hals/keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden
en/of de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of met
een mes een of meer stekende en/of prikkende en/of snijdende beweging(en)
heeft gemaakt naar, althans in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] met
dat mes een of (meer)ma(a)l(en) in de borst en/of in een/de arm(en) en/of in
een/de hand(en) en/of in een/de be(e)n(en) en/of (elders) in het lichaam heeft
gestoken en/of geprikt en/of gesneden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 28 mei 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]
1971) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een
of (meer)ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2]
heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft
getrapt en/of geschopt en/of in het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gebeten en/of
die [slachtoffer 2] tegen een of meer mu(u)r(en) en/of kast(en) heeft gegooid en/of aan
de haren van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer 2] bij de
hals/keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de keel van die [slachtoffer 2]
heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of met een mes een of meer stekende
en/of prikkende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt naar, althans in de
richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] met dat mes een of (meer)ma(a)l(en) in
de borst en/of in een/de arm(en) en/of in een/de hand(en) en/of in een/de
be(e)n(en) en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of
gesneden ;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Feiten
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten af.
3.1. Op 28 mei 2009 arriveert verdachte omstreeks 18:15 uur in de woning aan de [adres 1].i Omstreeks 22:40 uur komen [slachtoffer 2] (verder [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] (verder [slachtoffer 1]) thuis.ii Omstreeks 23:02 uur komt een melding van huiselijk geweld binnen bij de politie.iii Twee verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], arriveren omstreeks 23:08 uur bij de woning. Ze horen dat [slachtoffer 2] schreeuwt: “Hij heeft mijn kind vermoord”. Verdachte en [slachtoffer 2] komen, met bloed doordrenkte kleren, de woning uit. Verbalisanten gaan de woning binnen. In de woonkamer zien zij twee witte lederen banken die onder het bloed zitten, staan. In de overgang naar een kamertje rechts naast de woonkamer ligt een tafeltje op zijn kant, waarnaast op de vloer van de eetkamer een stanleymeshouder ligt.iv Op de salontafel in de woonkamer ligt een bebloed lemmet van een stanleymes (breekmesje).v Rechts naast een van de twee witte banken ligt op de grond het lichaam van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] ligt op haar rug in een grote plas bloed. Ze heeft onder meer een gapende wond in haar hals aan de linkerzijde.vi
3.2. [slachtoffer 1] overlijdt omstreeks 23:15 uur.vii Bij sectie blijkt dat [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 1996) links in de hals een zeer diepe snee heeft. In het sneevlak is er klieving van de halsspieren, het vetweefsel en de halsslagaders beiderzijds, waarbij de rechter halsslagader net niet geheel is doorgesneden. De linkerhalsader is compleet doorgesneden. Op de linkerschouder zitten twee oppervlakkige snijverwondingen. De letsels zijn bij leven opgelopen en zijn veroorzaakt door het snijden met een scherp snijdend voorwerp zoals een mes. Op grond van de sectiebevindingen kan de diepe snee in de hals goed zijn veroorzaakt door één krachtige haal met een zeer scherp mes. Ook kan, op grond van de sectiebevindingen, niet worden uitgesloten dat de oppervlakkige sneeverwondingen op de linkerschouder in één keer samen met de diepe snee zijn opgelopen. Het overlijden wordt zonder meer verklaard door het massale bloedverlies en functieverlies van het hart als gevolg van de luchtembolie, ten gevolge van snijletsel aan de hals.viii
3.3. De aangetroffen stanleymeshouder en het kennelijk hierbij behorende bebloede breekmesje zijn inbeslaggenomen.ix De meshouder en het breekmesje zijn onderzocht op biologische sporen en DNA. DNA-profielen van bloed dat is aangetroffen op de meshouder “matchen” met het DNA-profiel van [slachtoffer 1]. Dit bloed kan derhalve afkomstig zijn van [slachtoffer 1]. Voor het bloed op het breekmesje geldt hetzelfde. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige andere vrouw “matcht” met de DNA-profielen van het bloed op de meshouder en het breekmesje is kleiner dan 1 op één miljard.x
4. Vrijspraak
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
4.1. De officier justitie acht poging moord op [slachtoffer 2] bewezen en baseert zich hierbij op het volgende. Volgens de officier van justitie was verdachte emotioneel geraakt door de breuk met [slachtoffer 2], zo blijkt uit de verklaringen van diverse getuigen. Direct nadat verdachte [slachtoffer 1] heeft vermoord, heeft hij [slachtoffer 2] aangevallen, eerst met zijn handen. Hij heeft tijdens het gevecht woorden geuit als: “We’re gonna die together” en “Als ik jullie niet kan krijgen, krijgt niemand jullie”. Na enige tijd heeft hij een keukenmes uit de la gepakt en [slachtoffer 2] hiermee in haar borst en oksel gestoken. Uit deze handelwijze blijkt dat er sprake is geweest van kalm beraad en blijkt dat verdachte het opzet had [slachtoffer 2] te doden. [slachtoffer 2] heeft vervolgens moeten vechten voor haar leven. Deze gang van zaken wordt ondersteund door de getuigen die een vrouw om hulp horen roepen, het letsel van [slachtoffer 2], het aantreffen van verdachte met het mes in zijn handen en de onaannemelijkheid van de verklaring van verdachte, nu uit de reconstructie is gebleken dat zijn verklaringen op bepaalde punten gaten vertonen.
4.2. De verdediging betwist dit scenario. Verdachte verklaart dat [slachtoffer 2] naar de keuken liep en terug kwam met een keukenmes. Vervolgens raakten zij in gevecht. Verdachte probeerde haar mes af te pakken en greep met zijn linkerhand in het lemmet. De raadsman stelt dat verdachte zich niet goed herinnert wat er is gebeurd gezien zijn alcoholpromillage. Uit het deskundigenrapport blijkt dat bij alcoholconcentraties boven 3,0 promille zintuigen verdoofd kunnen raken en bestaat er een kans op bewusteloosheid. Verdachte heeft naar een verklaring en uitleg gezocht op momenten dat hij met bevindingen van het onderzoeksteam werd geconfronteerd.
De beschrijving van de gebeurtenissen door de beide direct betrokkenen loopt op essentiële punten uiteen. In de rapportage van het triple-onderzoek, pagina 26 van het doorgenummerde proces-verbaal, wordt in dit verband opgemerkt: “in beide verhalen, zowel van betrokkene als van zijn ex-partner lijkt sprake te zijn van een scenario dat wordt beschreven naar hun eigen interpretaties van wat is voorgevallen en wat in die richting lijkt te worden bijgeschaafd in opeenvolgende verhoren”. Het blijft onduidelijk wat er precies is gebeurd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, aldus de raadsman.
4.3. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde betoogd dat verdachte zich heeft verweerd tegen een aanval met het keukenmes door [slachtoffer 2]. Hij heeft hierbij snij- en steekwonden opgelopen. Verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dient ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten last gelegde te worden ontslagen van alle rechtvervolging.
Beoordeling.
4.4. In hun verklaringen en hun onderscheiden versies van de gebeurtenissen zoals vastgelegd in de reconstructies betichten verdachte en [slachtoffer 2] elkaar er over en weer van dat, toen [slachtoffer 1] op de vloer van de woonkamer lag, de ander als eerste naar de keuken is gelopen om het mes te pakken dat verdachte vasthield toen hij door de politie werd aangehouden. Beiden stellen dat, nadat de ander als eerste met het mes was begonnen te steken, een gevecht ontstond dat zich voortzette op verschillende plaatsen in de woning, waarbij de een het mes van de ander heeft getracht af te pakken en/of zich tegen de aanval van de ander heeft getracht te verdedigen. De rechtbank neemt op grond van onder meer de afgelegde verklaringen van buren en de bij zowel verdachte als [slachtoffer 2] vastgestelde letsels, waaronder afweerletsels en steekwonden, zonder meer aan dat zich een dergelijk gevecht heeft afgespeeld.
4.5. Om tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde te kunnen komen, dient in de eerste plaats buiten redelijke twijfel vast te staan dat de lezing van [slachtoffer 2] de juiste is. In die lezing is verdachte naar de keuken gelopen en heeft het mes gepakt, terwijl [slachtoffer 2] hulp probeerde te halen voor [slachtoffer 1]. Volgens [slachtoffer 2] heeft verdachte haar ([slachtoffer 2]) vervolgens aangevallen en haar met het mes in de linkerborst gestoken.
4.6. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit inderdaad het geval is. [slachtoffer 2] heeft steeds consequent verklaard en haar weergave van de opeenvolgende gebeurtenissen in de woning nadat verdachte [slachtoffer 1] had gestoken zoals zij die schetst, lijkt plausibel en komt geloofwaardig over. Maar die sterke aanwijzingen, in de vorm van wettige bewijsmiddelen, alléén zijn voor een veroordeling niet voldoende. Omdat verdachte een andere lezing geeft, moet tevens komen vast te staan dat zijn versie zodanig onwaarschijnlijk is, dat die als ongeloofwaardig terzijde kan worden gesteld met als logisch gevolg dat uit het bewijs de overtuiging voortvloeit dat de lezing van [slachtoffer 2] de enig juiste is en verdachte heeft getracht ook haar te doden.
4.7. Na ampele afweging moet de conclusie zijn dat, doordat (1) [slachtoffer 2] er getuige van is geweest dat haar eigen dochter en enig kind onmiddellijk voorafgaand aan de confrontatie met verdachte door de laatste voor haar ogen werd neergestoken en (2) dat ook verdachte meerdere niet onaanzienlijke steekwonden heeft opgelopen en (3) er afgezien van de verklaringen van [slachtoffer 2] geen aanvullend bewijs is voor het feit dat verdachte als eerste het mes uit de keukenla zou hebben gepakt, er nét te veel twijfel blijft bestaan over de vraag of [slachtoffer 2]’s lezing de enig juiste kán zijn. Daarom moet aan verdachte het voordeel van die twijfel worden gegund. Áls [slachtoffer 2] naar waarheid heeft verklaard zal dit oordeel wellicht een hard gelag voor haar zijn, maar een verantwoorde toepassing van het strafprocesrecht maakt deze uitkomst onontkoombaar.
4.8. Een bewezenverklaring van de subsidiaire beschuldiging, die van het opzettelijk pogen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zou in beginsel ook in de lezing van verdachte over de feitelijke toedracht denkbaar zijn. Bij die beoordeling rijzen vervolgens vragen omtrent opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, en noodweer c.q. noodweerexces.
Beschouwingen daarover hebben echter geen zin, nu niet voldoende vaststaat wat zich feitelijk tussen verdachte en [slachtoffer 2] rond het hanteren van het keukenmes heeft afgespeeld.
4.9. Een en ander brengt mee dat niet is bewezen hetgeen verdachte onder feit 2, primair en subsidiair is ten laste gelegd. Hij zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
5. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
5.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
5.1.1. De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde moord heeft begaan. Zij voert ter ondersteuning van haar standpunt het volgende aan.
5.1.2. Als bewijs voor het feit dient in de eerste plaats de verklaring van [slachtoffer 2]. Haar verklaring is zeer consistent en vormt een belangrijk bewijsmiddel. Zij komt heel kort na het incident al met een verklaring en zij blijft daarbij. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt op essentiële punten ondersteund door de overige bewijsmiddelen. De plaats waar en de manier waarop [slachtoffer 2] zegt dat de moord op [slachtoffer 1] is gebeurd, past volkomen bij het aangetroffen bloedspattenbeeld, de plaats waar [slachtoffer 1] in de hals is gesneden en de plaats waar zij is aangetroffen.
5.1.3. Daarnaast stelt [slachtoffer 2] dat verdachte in beide handen een mes had, de houder in de ene hand en een breekmesje in de andere hand, waarmee hij zijn nagels zou schoonmaken. Er zijn drie breekmesjes aangetroffen. Het staat vast dat deze mesjes alle drie afkomstig zijn uit hetzelfde hobbymes. Dat er sprake is geweest van kalm beraad blijkt uit de omstandigheid dat verdachte zonder enige reden met twee messen aan tafel is komen zitten. Verdachte heeft, voordat hij aan tafel kwam, immers de gelegenheid gehad zijn handelen te overdenken. De daarop gestelde vraag aan [slachtoffer 1] sterkt de overtuiging dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld.
5.1.4. De verklaringen van verdachte zijn ongeloofwaardig en er zijn veel meer zaken die wijzen op leugenachtigheid. Verdachte legt steeds wisselende verklaringen af over de wijze waarop hij [slachtoffer 1] per ongeluk zou hebben geraakt. Verdachtes verklaring dat hij het stanleymes in zijn handen had om de kabels te fatsoeneren is onaannemelijk, omdat verdachte reeds vier en een half uur in de woning aanwezig was, zonder zelfs maar een begin te hebben gemaakt met de door hem voorgestelde werkzaamheden. Verder past de plaats waar verdachte zegt [slachtoffer 1] te hebben geraakt, niet bij het aangetroffen bloedspattenpatroon. Ook is [slachtoffer 1] niet aangetroffen op de plaats waar verdachte zegt dat zij is neergekomen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij geen bloed heeft gezien. Uit de foto’s en analyse blijkt echter dat [slachtoffer 1]’s bloed op 125 centimeter hoogte tegen de muur is gespoten. Het is dus zeer onaannemelijk dat verdachte geen bloed heeft gezien, aldus de officier van justitie.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, zakelijk weergegeven, het volgende betoogd.
5.2.1. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte heeft verklaard dat hij ruzie had met [slachtoffer 2]. Tijdens die ruzie had hij het stanleymes dat hij voor zijn werk gebruikt, in zijn handen. Hij liep op [slachtoffer 2] af en zei tegen [slachtoffer 1]: “Wacht even schatje” achter zijn rug. Hierbij heeft hij met het stanleymes een zwaaiende beweging gemaakt, waarbij hij [slachtoffer 1] onbewust in de keel heeft geraakt.
5.2.2. Over de precieze toedracht van de gebeurtenissen lopen de lezingen uiteen. In de lezing van verdachte is er sprake van een noodlottige samenloop van omstandigheden. Niet op alle details heeft hij consistent verklaard, maar dit valt te verklaren uit het feit dat hij in aanzienlijke mate onder invloed van alcohol was en achteraf invulling heeft gegeven aan bevindingen uit het onderzoek. In ieder geval heeft verdachte steeds volgehouden dat hij [slachtoffer 1] met het stanleymes moet hebben geraakt door een zwaai met zijn arm naar achteren, te maken waarbij de hals van [slachtoffer 1] zich juist op dat moment ter hoogte van het mes bevond. De lezing van verdachte is aannemelijk, aldus de raadsman. In juridische termen vertaald levert dat op: dood door schuld als bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht. Dit delict is echter niet ten laste gelegd.
5.2.3. Bij de beoordeling of er sprake is van voorbedachten rade, staat centraal de vraag met welke bedoeling [verdachte] het stanleymes op 28 mei 2009 heeft gekocht. Hij heeft daarvoor als uitleg gegeven dat zijn eigen stanleymes niet goed bruikbaar was, dat hij het nodig had voor zijn werk en dat hij in de woning aan de [straatnaam] bedrading wilde fatsoeneren en daarbij tiewraps wilde inkorten. Collega’s [collega 1] en [collega 2] hebben verklaard dat zij ook wel zelf een mesje kochten voor het werk. De aanschaf van het mesje door verdachte is daarom niet ongebruikelijk. Een stanleymes met afbreekmesjes is bovendien niet een voor de hand liggend moordwapen. Uit de verklaring van [persoon 1] blijkt voorts dat verdachte nooit fysiek geweld wilde toepassen jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Er is dan ook geen sprake geweest van voorbedachten rade.
5.2.4. Evenmin is het bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd. De vraag van verdachte aan [slachtoffer 1] of zij bang voor hem was, kan niet bewezen worden geacht. Maar ook al zou die vraag zijn gesteld, dan nog valt daaruit niet af te leiden dat verdachte vervolgens het opzet heeft gehad [slachtoffer 1] met een stanleymes van het leven te beroven. Zou hij een dreigende beweging met het mes hebben gemaakt en daarbij [slachtoffer 1] per ongeluk hebben geraakt, dan zou er sprake geweest kunnen zijn van voorwaardelijk opzet. Van een dergelijke dreigende beweging blijkt echter in het geheel niet, aldus de verdediging.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
5.3.1. [slachtoffer 2] verklaart het volgende. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] komen thuis en gaan naar de slaapkamer om hun pyjama’s aan te trekken. Verdachte zit bij thuiskomst op de bank, drinkt een biertje en rookt een jointje. [slachtoffer 1] gaat een tosti maken in de keuken. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gaan naar de woonkamer en zitten aan de eetkamertafel tegenover elkaar. Verdachte staat op van de bank en pakt uit zijn rugtas een stanleymes. Hij komt vervolgens aan tafel, tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in, zitten. In zijn rechterhand heeft hij het zwart-geel gekleurde deel van het mes, de houder. In zijn linkerhand houdt hij mogelijk één of twee breekmesjes vast. Vervolgens gaat verdachte zijn nagels schoonmaken. Op een gegeven moment staat [slachtoffer 1] op en loopt met haar bordje richting de keuken. Verdachte vraagt aan [slachtoffer 1]: “Ben je bang voor me?”. [slachtoffer 1] antwoordt: “Nee, hoezo?”. Op dat moment staat verdachte op van tafel en haalt met zijn rechterhand hard en snel, van rechts naar links, uit naar [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] bevindt zich dan ter hoogte van de achterzijde van de tweezitsbank. [slachtoffer 1] valt tegen de tweezitsbank aan. Er spuit bloed uit haar hals. [slachtoffer 1] ligt vervolgens in een grote plas bloed tussen de tweezitsbank en het muurtje van de eetkamer.xi
5.3.2. Naar aanleiding van de verschillen in de reconstructies in de versie van [slachtoffer 2] en in de versie van verdachte is er een analyse van het bloedbeeld in de woning gemaakt. De conclusie van dit onderzoek is de volgende. Het veroorzaken van het bloedsporenbeeld is onwaarschijnlijk volgens de verklaring/het scenario van verdachte en waarschijnlijker volgens de verklaring/het scenario van [slachtoffer 2].xii
5.3.3. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] geloofwaardig. Zij geeft, reeds direct na het incident, een gedetailleerde verklaring. Vervolgens blijft zij tegenover de politie en de rechter-commissaris consistent verklaren over wat er die avond is gebeurd. Ook heeft zij overeenkomstig die verklaringen aan haar moeder verteld, die op haar beurt aan [slachtoffer 2]’s zuster heeft doorverteld wat zich zou hebben voorgedaan.xiii Verder worden haar verklaringen ondersteund door de hierboven genoemde analyse van het bloedsporenpatroon. De bevestiging van [slachtoffer 2]’s verklaring dat [slachtoffer 1] met een bordje naar de keuken liep wordt gevonden in het bordje dat op de vloer in de woonkamer is aangetroffen.xiv Ook komt de plek waar [slachtoffer 1] is aangetroffenxv overeen met de lezing van [slachtoffer 2]. Daarbij is vast komen te staan dat de tweezitsbank makkelijk met geringe kracht – zonder noemenswaardige weerstand – te verplaatsen isxvi, hetgeen kan verklaren dat [slachtoffer 1] achter die bank terecht is gekomen. De twee snijverwondingen bij de linkerschouder van [slachtoffer 1]xvii stroken met de verklaring van [slachtoffer 2] over de snijbeweging die verdachte heeft gemaakt.xviii Tot slot blijkt de geloofwaardigheid van [slachtoffer 2]’s verklaring uit de omstandigheid dat de reconstructie volgens haar scenario in één keer is kunnen worden voltooid en overeenkomt met de bevindingen van het opsporingsonderzoek.
5.3.4. Tegenover het relaas van [slachtoffer 2] zijn de verklaringen van verdachte wisselend. Zo doet hij in zijn eerste studioverhoor xix een onderhandse, veeleer prikkende, beweging voor die hij met het mes naar [slachtoffer 1], die tussen hem en [slachtoffer 2] in zou hebben staan, zou hebben gemaakt en die hij uitvoert vóór zijn lichaam, terwijl hij in zijn tweede studioverhoor de fatale beweging vóórdoet als een meer bovenhandse zwaai naar achteren xx, zoals in de reconstructie van zijn versie. Ook heeft verdachte nog verklaard zijn armen te hebben gespreid xxi. Eerst bij zijn reconstructie komt verdachte met de lezing dat hij het mes naar binnen heeft gekeerd nadat hij daarmee aan het “klikken” was geweestxxii, terwijl hij aanvankelijk stelde dat het snijdende deel er misschien per ongeluk was uitgegaan en de scherpe kant van het mes naar buiten was gekeerd.xxiii Aanvankelijk verklaart verdachte dat [slachtoffer 2] steeds in de woning rondliep xxiv terwijl hij in zijn reconstructie [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] aan de eettafel laat plaatsnemen.xxv Ook blijft verdachte niet bij zijn verklaring dat hij niet meer weet waarom hij het stanleymes in handen had.xxvi Immers verklaart hij pas later dat hij de kabels van de TV en audio-apparatuur bij elkaar wilde binden, waarmee hij al een begin zou hebben gemaakt.xxvii Van dat laatste is evenwel geen bevestiging gevonden, waarbij het opmerkelijk is dat verdachte ook de bekabeling zou hebben willen fatsoeneren van de TV, waarvan hij tevens, nog ter terechtzitting, verklaart dat hij die voornemens was mee uit de woning te nemen. Ook ten aanzien van de aanschaf van de tiewraps verklaart verdachte wisselend, en past hij zijn verklaring aan nadat hij met bevindingen dienaangaande van het opsporingsonderzoek is geconfronteerd. Uiteindelijk moet hij toegeven de tiewraps op 27 mei 2009 te hebben gekocht .xxviii Dat verdachte het mes in de winkel zou hebben zien liggen bij de aanschaf van de tiewraps strookt niet met de bevindingen van het onderzoek dat dergelijke stanleymessen in de desbetreffende winkel, voor de klant niet zichtbaar, zijn opgeborgen in een lade.xxix
Hoewel verdachte bij zijn reconstructie op zichzelf consistent verklaarde, moest hij zoveel uitleggen dat scènes, soms meermalen, moesten worden overgedaan.xxx
Alles bijeen genomen is verdachte zozeer inconsistent geweest in zijn verklaringen, die deels ook niet overeenstemmen met feitelijk en technisch bewijsmateriaal, dat ook zijn uiteindelijke versie van het gebeurde als ongeloofwaardig moet worden terzijde gesteld. Het desbetreffende verweer van de raadsman is hiermee verworpen.
5.3.5. Op grond van het voorgaande baseert de rechtbank zich voor wat betreft het bewijs op de verklaringen en reconstructie van [slachtoffer 2].
Ten aanzien van de voorbedachten rade
5.3.6. Reeds op Koninginnedag 2009 had [slachtoffer 2] verdachte een brief geschreven waarin zij de relatie verbrak.xxxi Op 28 mei 2009 ontving verdachte om 09:45 uur een voice mail bericht van [slachtoffer 2], waarin deze hem als het ware een ultimatum stelt om diezelfde dag zijn spullen voor 18.00 uit haar woning weg te halen, die zij anders buiten zou zetten.xxxii Uit overige feiten en omstandigheden voorafgaande aan het voorval blijkt dat verdachte heeft gezinspeeld op een (re-)actie in verband met het beëindigen door [slachtoffer 2] van hun relatie.xxxiii Verdachte had daar grote moeite mee, niet in de laatste plaats omdat hij zich op 28 mei 2009 zorgen maakte waar hij met zijn spullen naar toe moest, en hoe hij dat moest doen. Immers verkeerde verdachte in de veronderstelling dat hij niet kon beschikken over zijn auto, die op naam van [slachtoffer 2] was gezet en waarvan verdachte meende dat hij door de belastingdienst in beslag was genomen.xxxiv Verdachte had al op 18 mei 2009 aan zijn collega [collega 2] retorisch gevraagd wat deze zou doen “als je een vrouw alles geeft, de helft van je salaris, en die vrouw rijdt in je auto en zegt dat je het huis uit moet?”xxxv De getuige [persoon 1] verklaart dat verdachte hem op 28 mei 2009 omstreeks 10:47 uur zou hebben gezegd dat als [slachtoffer 2] hem geen geld zou geven, hij alles in de woning kapot zou maken.xxxvi Verdachte heeft op de avond van 28 mei 2009 voorafgaande aan zijn daad schijnbaar doelloos verbleven in de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], wachtend op hun thuiskomst. Uit niets blijkt enige bevestiging van verdachtes bewering, dat hij daar toen was om de bekabeling van de audiovisuele apparatuur, o.a. van de televisie, te fatsoeneren xxxvii. Zoals hiervoor al overwogen is ook niet aannemelijk dat verdachte de televisie, waarvan hij beweert dat hij voornemens was die uit de woning van [slachtoffer 2] mee te nemen, in dit klusje zou betrekken. Tiewraps, waarvan hij zegt ze daarvoor te hebben willen gebruiken en aangeschaft, zaten in een aangebroken verpakking, aangetroffen in de tas van verdachte, terwijl de uit die verpakking ontbrekende zeven tiewraps zijn aangetroffen in de kamer van verdachte in een woning in Amsterdam-Zuidoost, waar hij ook incidenteel verbleef.xxxviii Verdachte verklaart dat hij het diezelfde dag aangeschafte stanleymes, waarmee hij [slachtoffer 1] heeft gedood, in de loop van de avond in de woning uit de verpakking heeft gehaald en dat hij met het uitschuif- en vergrendelingsmechanisme van het mes heeft gespeeld, omdat hij daarop “tripte”.xxxix
5.3.7. Vlak voordat verdachte [slachtoffer 1] doodde, heeft zij nog een sms’je naar haar grootmoeder verstuurd met de tekst “Haha, [voornaam verdachte] zit te huilen”xl, waaruit moet worden afgeleid dat verdachte geëmotioneerd was. In die toestand is verdachte aan de eettafel gaan zitten, met het stanleymes in zijn rechterhand. Tenslotte heeft hij, nadat [slachtoffer 1] van de eettafel was opgestaan om haar bord naar de keuken te brengen en alvorens haar keel door te snijden, aan haar gevraagd of zij bang was.xli
5.3.8. Dit alles roept het beeld op van verdachte, die, gefrustreerd door het einde van zijn relatie met [slachtoffer 2] en over het feit dat hij, omdat hij niet de beschikking had over zijn auto, niet wist hoe hij zijn spullen uit de woning moest krijgen, [slachtoffer 2] daarvoor wilde laten boeten, in ieder geval door [slachtoffer 2] haar dochter het leven te benemen. Verdachte was behalve gefrustreerd tevens geëmotioneerd en heeft vanaf omstreeks 18:15 tot omstreeks 22:40 uur in de woning gewacht op de thuiskomst van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], terwijl hij een vlijmscherp mes voorhanden had. Verdachtes excessieve drankgebruik van die avondxlii past meer bij het bedwelmen van emoties en het broeden op een wanhoopsdaad dan bij het (voorbereiden van) het fatsoeneren van de bekabeling in de woning. Hoewel dus geenszins valt uit te sluiten dat verdachte zijn voornemen reeds in de loop van de avond heeft overdacht, kan verdachtes voorbedachten rade op het doden van [slachtoffer 1], met wie verdachte geen enkel aanwijsbaar conflict had, hoe dan ook worden gevonden in de ogenblikken kort voor zijn uithaal met het mes. Niettegenstaande zijn emoties en drankgebruik is hij kennelijk doelbewust met het stanleymes in zijn handen naar de eettafel gelopen om daar tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in plaats te nemen en heeft hij, cynisch genoeg, vragenderwijs gezinspeeld op de mogelijke angst van [slachtoffer 1]. Hieruit blijkt dat verdachte de tijd heeft genomen zich te beraden op zijn te nemen of reeds voorgenomen besluit, zodat hij de gelegenheid had na te denken over de betekenis van de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.xliii Hoewel verdachtes uithaal met het mes die [slachtoffer 1] fataal is geworden, voor haar en haar moeder onverwacht en onverhoeds moet zijn geweest, is er, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte geen onenigheid had met [slachtoffer 1], geen sprake geweest van een hevige gemoedstoestand waarbij verdachte in een opwelling zou hebben gehandeld.
5.3.9. Al het voorgaande leidt tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde moord.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 28 mei 2009 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 1996) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] gevraagd of zij bang voor hem, verdachte, was en met een stanleymes een zwaaiende beweging gemaakt naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoff[slachtoffer 1] met dat mes in de schouder en in de hals gesneden en met dat mes hals(slag)aders van die [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
7. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8. De strafbaarheid van verdachte
8.1. Op 29 oktober 2009 is door forensisch psychiater H.A. Gerritsen, forensisch psycholoog A.E. Haan en forensisch milieu-onderzoeker D.A. de Ruiter een multidisciplinair gedragskundig triple-onderzoek betreffende verdachte uitgebracht. Conclusies van dit onderzoek zijn onder andere dat ten aanzien van verdachte ten tijde van het plegen van het telastegelegde, indien bewezen, sprake was van alcoholmisbruik en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van benedengemiddelde intelligentie en enige narcistische krenkbaarheid. Misbruik van alcohol kan van zodanige invloed op verdachtes gedrag zijn geweest dat diens agressieve en gewelddadige gedrag, indien bewezen, daaruit kan worden verklaard. Volgens de onderzoekers kan er geen grond worden gevonden voor verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.xliv
8.2. Gelet hierop is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straf en maatregelen
9.1. Het standpunt van de officier van justitie
9.1.1. De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 (vijfentwintig) jaren, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte zonder enige aanleiding de nietsvermoedende 12-jarige [slachtoffer 1] in het bijzijn van haar moeder heeft vermoord en vervolgens getracht [slachtoffer 2] te vermoorden. Hij heeft met zijn handelswijze de nabestaanden en familieleden immens en onherstelbaar leed aangedaan en heeft hij daarnaast gevoelens van afgrijzen, angst en onveiligheid teweeg gebracht in de samenleving.
9.1.2. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het mes en de breekmesjes verbeurd worden verklaard. Alle overige goederen kunnen retour naar de rechtmatige eigenaren.
9.2. Het standpunt van de verdediging
9.2.1. De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
9.3.1. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. In omstandigheden waarin hij zich had dienen te beheersen, te weten bij de bespreking van de zakelijke gevolgen van het uitraken van zijn relatie met [slachtoffer 2], heeft verdachte onder invloed van, naar moet worden aangenomen: een grote hoeveelheid alcohol (bier & whisky), zijn frustratie daarover afgereageerd op de onschuldige en weerloze 12-jarige dochter van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1].
9.3.2. De wijze waarop verdachte zijn daad heeft gepleegd is gruwelijk. Hij heeft met één brute, snelle en krachtige haal de keel van [slachtoffer 1] met een vlijmscherp stanleymes doorgesneden, waarna met name massaal bloedverlies als gevolg van het doorklieven van de twee hals(slag)aders tot een snelle dood van [slachtoffer 1] heeft geleid. Dit geschiedde voor de ogen van [slachtoffer 1]’s moeder, die moest toezien hoe het bloed, zoals zij heeft verklaard, onmiddellijk uit [slachtoffer 1]’s hals spoot. Vervolgens is [slachtoffer 1] gevallen en is zij, badend in haar eigen bloed, ter plekke overleden.
9.3.3. Het weerzinwekkende van verdachtes handelwijze schuilt onder meer in het feit dat verdachte zich heeft afgereageerd op een weerloos en onschuldig kind van 12 jaar. Verdachte had geen onenigheid met [slachtoffer 1], die in feite buiten het meningsverschil van verdachte en haar moeder stond en daarin ook geen partij koos. Verdachte heeft het feit dat [slachtoffer 2] hun relatie had uitgemaakt en dat hij als gevolg daarvan in onzekerheid verkeerde over het terugkrijgen van zijn spullen, met name zijn auto, niet kunnen verkroppen. [slachtoffer 1] heeft dit met de dood moeten bekopen, waarmee verdachte haar leven ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen, ook stoffelijke, belangen.
9.3.4. Verdachte heeft niet alleen een jong meisje, dat nog aan het begin van haar leven stond, dat leven ontnomen, maar hij heeft tevens het leven van [slachtoffer 2] verwoest door voor haar eigen ogen haar enig kind te doden. Dit tweeledige aspect van de onderhavige moord rechtvaardigt, mede gezien de afgrijzenwekkende en bloedige wijze waarop hij is uitgevoerd, een zeer strenge bestraffing. Bovendien heeft de dood van [slachtoffer 1] grote beroering gewekt in haar familie- en kennissenkring alsmede in haar woon- en leefomgeving. De berichtgeving in de media, inbegrepen die over het onderhavige strafproces, toont aan dat ook de samenleving in wijder verband door dit misdrijf ernstig is geschokt.
9.3.5. De zin van strenge bestraffing kan in het onderhavige geval niet zozeer worden gevonden in speciale preventie. Verdachtes daad was immers sterk door de omstandigheden bepaald. Veeleer eist de samenleving dat een daad als de onderhavige wordt vergolden, ook met het oog op afschrikking van anderen. Het afgeven van die signalen rechtvaardigt in het onderhavige geval een gevangenisstraf van een duur als na te melden.
9.3.6. Bij dit alles houdt de rechtbank er enerzijds rekening mee dat bij verdachte geen sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid en dat, anderzijds, verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
9.3.7. De reden dat de rechtbank een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd, is uitsluitend gelegen in het feit dat verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken.
9.4. Ten aanzien van de benadeelde partijen
9.4.1. De benadeelde partij [persoon 2] heeft een vordering tot vergoeding van geleden materiële schade ingediend voor een totaalbedrag van € 13.257,90.
9.4.2. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden materiële, immateriële en shockschade ingediend voor een totaalbedrag van € 25.497,00.
9.4.3. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
9.4.4. De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen niet eenvoudig van aard zijn. In de vordering van [slachtoffer 2] wordt onder andere verwezen naar een vergoeding van het schadefonds. Het is dus niet te overzien wat de exacte schade is. De kosten opgenomen in de vordering van [persoon 2] zijn niet te verifiëren. De vorderingen van de benadeelde partijen dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de verdediging.
Vordering [persoon 2].
9.4.5. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 1 vergoedbare schade heeft geleden.
9.4.6. Ervan uitgaande dat [persoon 2] de (biologische) vader is van [slachtoffer 1] komt diens vordering tot een bedrag van € 1.901,87 (€ 1.772,10 reiskosten 1e reis VS-Nederland in verband met het bijwonen van de begrafenis; € 100, geschat, als tegemoetkoming in de kosten voor dat verblijf; en € 29,77 wegens verzendkosten voegingsformulier) voor toewijzing in aanmerkingxlv, nu deze in zoverre eenvoudig van aard is.
De vordering voor zover toegewezen wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken. In het belang van [persoon 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voor het overige is de vordering niet eenvoudig van aard door het ontbreken van een medische onderbouwing, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De benadeelde partij kan dit gedeelte van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering [slachtoffer 2].
9.4.7. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezengeachte feit 1 vergoedbare schade heeft geleden.
9.4.8. Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde kan de door de benadeelde partij geleden shockschade voor een bedrag van € 5.000,00 als eenvoudig van aard worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de materiële schade ten bedrage van € 7.447,00 (grafsteen). De vordering zal daarom voor een totaalbedrag van € 12.447,00 worden toegewezen.
Voor zover de benadeelde partij heeft bedoeld te stellen dat de vordering wegens shockschade hoger is dan € 5.000,00 is zij daarin niet-onvankelijk, nu de vordering in zoverre niet eenvoudig van aard is. Zij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zal maken. Tevens wordt de vordering voor zover toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij is kennelijk gebaseerd op een bewezenverklaring van feit 2. Nu verdachte daarvan wordt vrijgesproken is de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
Verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2], per adres [adres], toe tot een bedrag van € 1.901,87 (éénduizend negenhonderd en één euro en zevenentachtig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2], te betalen de som van € 1.901,87 (éénduizend negenhonderd en één euro en zevenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 2] overigens niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], per adres [adres] toe tot een bedrag van € 12.447,00 (twaalfduizend vierhonderd en zevenen-veertig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen de som van € 12.447,00 (twaalfduizend vierhonderd en zevenenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 97 (zevenennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] overigens niet-ontvankelijk in haar vordering.
Onttrekking aan het verkeer
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. Zij zijn daarvoor vatbaar, omdat met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met algemeen belang:
- nr. 4 : Stanleymes;
- nr. 5 : Stanleymes;
- nr. 19 : De winkelverpakking van een hobbymes.
De volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. Zij zijn daarvoor vatbaar, omdat zij aan verdachte toebehoren en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- nr. 14 : Lemmet van een hobbymes;
- nr. 16 : Hobbymes, vastgeplakt met plakband;
- nr. 20 : Jack Daniels Whisky.
Het volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer. Het is daarvoor vatbaar, omdat het is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte werd verdacht, terwijl het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- nr. 1 : Mes.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- nr. 9 : Zeven stuks niet te definiëren goederen;
- nr. 11 : Strippenkaart;
- nr. 15 : Jack Rugtas;
- nr. 17 : 43 stuks niet te definiëren goederen;
- nr. 18 : Bon van een artikel genaamd aswo, gekocht om 15:38 uur;
- nr. 21 : Kassabon van 28 mei 2009 te 15:40 uur.
Gelast de teruggave aan [persoon 3], per adres [adres], van:
- nr. 22 : Videoband met camerabeelden van de ingang van Gall & Gall.
Gelast de teruggave aan [persoon 4], per adres [adres], van:
- nr. 25 : Twee videobanden met opschrift “donderdag 1”.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- nr. 2 : Theedoek;
- nr. 3 : Shirt;
- nr. 6 : Wit shirt;
- nr. 7 : Bon van de Handyman, Bijlmerplein kabelbinder;
- nr. 8 : Bon met diverse bedragen met premionan;
- nr. 10 : Bon van de Handyman, Bijlmerplein, kabelbinder 300 mm.;
- nr. 12 : Papieren bon premionan;
- nr. 13 : Stanleymes, merk Wibra;
- nr. 23 : Bon mes, Handyman;
- nr. 24 : Bon tiewraps, Handyman.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J. Gardenier en H.D. Coumou, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2009.
i Een proces-verbaal met nummer 2009146921-70 van 14 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pagina 288, inhoudende de verklaring van [persoon 1].
ii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921 van 26 augustus 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], doorgenummerde pagina 410, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
iii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 8 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], doorgenummerde pagina 195, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
iv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina 3, inhoudende de verklaring van de verbalisanten.
Een proces-verbaal nummer 2009146921 van 30 oktober 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina’s 577 en 578, houdende bevindingen omtrent aangetroffen stanleymes in de woning.
v Een proces-verbaal nummer 2009146921 van 30 oktober 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 578, houdende bevindingen omtrent aangetroffen stanleymes in de woning.
vi Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 1-3, inhoudende de verklaring van de verbalisanten.
vii Brief d.d. 10 juli 2009 van patholoog A. Maes, doorgenummerde pagina 226 en een kopie van een deskundigenrapport d.d. 30 juni 2009 van deze patholoog, doorgenummerde pagina 217.
viii Een kopie van een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2009.05.29.040 van 30 juni 2009, opgemaakt door gerechtelijk deskundige A. Maes, doorgenummerde pagina’s 218-219, inhoudende de verklaring van de gerechtelijk deskundige.
ix Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2009146921 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6], doorgenummerde pagina 57, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
x Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2009.05.29.040 (aanvraag 1,3 en 4) van 4 september 2009, opgemaakt door de gerechtelijk deskundige drs. C. van Kooten, doorgenummerde pagina’s 2.0048-2.0050, inhoudende de verklaring van de gerechtelijk deskundige.
xi Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 2] van 29 mei 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, pagina 2. Een proces-verbaal met nummer 2009146921-13 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7], doorgenummerde pagina’s 33-34, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009146921-23 van 30 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar 9], doorgenummerde pagina’s 126-127, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]. Een proces-verbaal van de reconstructie met nummer 2009146921 van 11 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 378 e.v., inhoudende een samenvatting van de reconstructie in de versie van [slachtoffer 2] en haar verklaring dienaangaande.
xii Een proces-verbaal met nummer 2009146921-23 van 15 oktober 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde inspecteur/technisch rechercheur en gecertificeerd bloedbeeld analist [persoon 5], doorgenummerde pagina 20067, inhoudende de verklaring van de analist.
xiii Een proces-verbaal met nummer 2009146921-21 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 10] en [opsporingsambtenaar 11], doorgenummerde pagina 70, inhoudende de verklaring van [persoon 6]. Een proces-verbaal met nummer 2009146921-20 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 12] en [opsporingsambtenaar 8], doorgenummerde pagina 73, inhoudende de verklaring van [persoon 7].
xiv Een proces-verbaal met nummer 2009146921-1 van 3 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pagina 142, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
xv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 29 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina 3-4, inhoudende de verklaring van de verbalisanten.
xvi Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-19 van 8 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 13], doorgenummerde pagina 397, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
xvii Zie hetgeen opgenomen onder 3.2.
xviii Zie hetgeen opgenomen onder 5.3.1.
xix Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting, tellerstand 2:35:25,
xx Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting, ongeveer 3 minuten na tellerstand 2:10:31.
xxi Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 109, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte.
xxii Een proces-verbaal van de reconstructie met nummer 2009146921 van 25 augustus 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 383, inhoudende een samenvatting van de reconstructie in de versie van de verdachte en zijn verklaring dienaangaande.
xxiii Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 109, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte. Een proces-verbaal van de reconstructie met nummer 2009146921 van 25 augustus 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 384, inhoudende een samenvatting van de reconstructie in de versie van de verdachte en zijn verklaring dienaangaande.
xxiv Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 14], doorgenummerde pagina 93, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte. Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 109, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte.
xxv Een proces-verbaal van de reconstructie met nummer 2009146921 van 25 augustus 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 383, inhoudende een samenvatting van de reconstructie in de versie van de verdachte en zijn verklaring dienaangaande.
xxvi Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 14], doorgenummerde pagina 92, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte.
xxvii Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina’s 102 en 108, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte.
xxviii Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.
xxix Een proces-verbaal met nummer 2009146921-58 van 15 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 15], doorgenummerde pagina 261, inhoudende de verklaring van [persoon 8]. Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 12 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 191, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte.
xxx Aldus de officier van justitie, onbestreden, ter terechtzitting.
xxxi Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 6 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 16], doorgenummerde pagina 357, inhoudende een samenvatting van de verklaring van [slachtoffer 2].
xxxii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 3 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 185, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
xxxiii Een proces-verbaal met nummer 2009146921-70 van 14 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pagina 287, inhoudende de verklaring van [persoon 1].
xxxiv Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 14], doorgenummerde pagina’s 93-94, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 2 juni 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, pagina 2.
xxxv Een proces-verbaal met nummer 2009146921-60 van 15 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 15] en [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pagina 279, inhoudende de verklaring van [persoon 9].
xxxvi Zie noot 33.
xxxvii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-19 van 8 juli 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 13], doorgenummerde pagina 397, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
xxxviii Een proces-verbaal met nummer 2009146921 van 31 mei 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 102, inhoudende een samenvatting van de verklaring van de verdachte. Een proces-verbaal van doorzoeking met nummer 2009146921-1 van 3 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pagina 142, inhoudende de verklaring van de verbalisant. Een proces-verbaal van doorzoeking met nummer 2009146921-1 van 12 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 15] en [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 241, inhoudende de verklaring van de verbalisanten.
xxxix Een proces-verbaal van de reconstructie met nummer 2009146921 van 25 augustus 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pagina 390, inhoudende een samenvatting van de reconstructie in de versie van de verdachte en zijn verklaring dienaangaande.
xl Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 2 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10], doorgenummerde pagina 187, inhoudende de verklaring van de verbalisant. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009146921-1 van 3 juni 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pagina 459, inhoudende de verklaring van de verbalisant.
xli Zie hetgeen opgenomen onder 3.1 en 5.3.1.
xlii Volgens een Deskundigenrapport NFI d.d. 29 juli 2009 met als onderwerp “Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk geweldsdelict” is onder meer aangetoond dat verdachte een concentratie van 3,14 mg/ml (=promille) alcohol in zijn bloed had. In de rapportage wordt uitgelegd dat in verband met tijdsverloop het alcoholgehalte tijdens het voorval gemiddeld 3,5 mg/ml kan hebben bedragen; PV doorgenummerde pagina’s 2 0036 t/m 0039.
xliii HR 27 juni 2000, NJ 2000/605.
xliv Een geschrift, zijnde een multidisciplinair gedragskundig triple-onderzoek van 29 oktober 2009, opgemaakt door forensisch psychiater H.A. Gerritsen en forensisch psycholoog A.E. Haan.
xlv Vgl. Rechtbank Utrecht, 30 januari 2008, LJN: BC3215.
Parketnummer 13/410474-09
Inzake [verdachte]