ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/527256-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, opzetheling, gewoonteheling, witwassen en handel in cocaïne met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2009 uitspraak gedaan in een complexe zaak van mensenhandel, opzetheling, gewoonteheling, witwassen en de handel in cocaïne. De verdachte is beschuldigd van het uitbuiten van meerdere vrouwen door hen te dwingen hun inkomsten uit prostitutie aan hem af te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door gebruik te maken van geweld en dreigementen, de slachtoffers in een kwetsbare positie heeft gedwongen tot prostitutie. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van valse identiteitsdocumenten en cocaïne, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door een aanzienlijk geldbedrag te bezitten dat niet uit legale bronnen kon komen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezen feiten ernstig zijn en dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, omdat deze goederen zijn verkregen door middel van de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de financiële voordelen die de verdachte heeft behaald ten koste van anderen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om slachtoffers van mensenhandel te beschermen en de ernst van de misdrijven die zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook de wettelijke voorschriften genoemd die van toepassing zijn op de opgelegde straffen en maatregelen, en heeft de beslissing op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/527256-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 13 november 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “P.I. Midden Holland” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.B. Smit en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R. Malewicz naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd – zoals gewijzigd ter terechtzitting van 30 oktober 2009 – dat:
1.
hij in of omstreeks de periode vanaf 24 mei 2005 tot en met 17 november 2008
te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Den Haag en/of Haarlem, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5]
door dwang en/of geweld of een of meer feitelijkheden en/of dreiging met
geweld en/of feitelijkheden en/of misleiding en/of door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die ander(en) zich daardoor tot het
verrichten van die (seksuele) handelingen beschikbaar stelde(n)
en/of
die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] heeft geworven,
vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5],
bestaande die/dat dwang en/of geweld of een of meer andere feitelijkheden
en/of dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie hieruit dat
hij verdachte en/of zijn mededader(s) regelmatig en/of dagelijks een of
meermalen die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5]
heeft/hebben gebeld/laten bellen waarbij die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3]
en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] moest(en) aangeven en/of verslag moest(en) doen van
hoe de zaken ervoor stonden, hoeveel klanten zij gehad had(den), hoeveel geld
zij verdiend had(den) en/of of zij bezet was/waren en/of wanneer zij
begon(nen) of stopte(n) met werken en/of
die [persoon 2] een of meermalen heeft geslagen en/of heeft/hebben gedreigd haar
familie uit te moorden en/of haar tanden uit haar mond te slaan en/of haar verrot te slaan en/of
die [persoon 3] bij haar haren heeft gepakt en/of aan haar haren naar een andere
kamer heeft getrokken en/of
die [persoon 3] heeft voorgehouden dat zij niet in Nederland voor zichzelf kon
werken en/of dat zij een schuld had voor het regelen van papieren ter hoogte
van 5.000 euro, althans enig geldbedrag en/of heeft gedreigd haar te slaan
en/of te vermoorden en/of
die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] heeft/hebben
gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of wanneer en/of
waar te werken en/of
(minimaal de helft van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem
verdachte en/of zijn medeverdachte(n) af te staan en/of af te dragen, in elk
geval opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van
die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] met of voor een
derde tegen betaling dan wel heeft/hebben bewogen hem/hen te bevoordelen uit
de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met of voor een derde;
(artikel 273 f van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode vanaf 30 september 2006 tot en met 17 oktober
2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het bezit was van
(Italiaanse) identiteitskaart ten name van [persoon 6] en/of een (Hongaars)
paspoort ten name van [persoon 7] en/of
een (Hongaars) paspoort ten name van [pe[persoon 8] en/of
een (Roemeens) paspoort ten name van [persoon 9] en/of [persoon 10]), in elk geval
van een reisdocument, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat het vals of vervalst was, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
op die paspoort(en) een (andere) foto('s) is/zijn aangebracht door een ander
dan de daartoe bevoegde instantie
dan wel opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van een of meer niet op zijn naam
gesteld(e) paspoort(en) ([persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10]);
(artikel 231 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode vanaf 8 oktober 2008 tot en met 18 november
2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en /
of afgeleverd en / of verstrekt en / of vervoerd een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaine, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
op of omstreeks 18 november 2008 te Amsterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 289 gram cocaïne, in elk geval een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(artikel 2 B en/of C Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 18 november 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een Nederlands paspoort ten name van [persoon 11] en/of
148, althans een aantal, jeans en/of
9, althans een aantal, jurken en/of
76, althans een aantal (polo)shirts en/of
10, althans een aantal, petjes en/of
17, althans een aantal, jassen en/of
5, althans een aantal, stuks (damesboven)kleding en/of
een tas vol make-upartikelen en/of
139, althans een aantal, (dames en/of heren) geuren en/of
8, althans een aantal, overhemden en/of
een trainingspak en/of
2 colberts en/of
8, althans een aantal, kostuums en/of
6, althans een aantal, LCD televisies en/of
8, althans een aantal, (Olympus) verrekijkers
heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de
verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
en/of in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 18 november
2008 te Amsterdam, een gewoonte heeft gemaakt van uit door misdrijf (diefstal)
verkregen goederen voordeel te trekken;
(artikel 416 juncto 417bis en/of 417 van het Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 18 november 2008, te Amsterdam, althans in Nederland,
13.130 euro, althans enig geldbedrag en/of voorwerp(en) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een)
voorwerp(en) en/of geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat
bovenomschreven geldbedrag en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 18 november 2008 te Amsterdam een voorzetstuk voor een
pinapparaat en/of 144 pasjes voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van
de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist dat die apparatuur bestemd is
tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid omschreven misdrijf;
(artikel 234 van het Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij in de periode vanaf 24 mei 2005 tot en met 17 november 2008 te Amsterdam en Alkmaar en Den Haag en Haarlem, [perso[persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] door feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5],
bestaande die feitelijkheden en dat door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht hieruit dat
hij verdachte regelmatig die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5]
heeft gebeld waarbij die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] en [persoon 5] moesten aangeven en verslag moesten doen van hoe de zaken ervoor stonden, hoeveel klanten zij gehad hadden, hoeveel geld zij verdiend hadden en of zij bezet waren en wanneer zij begonnen of stopten met werken en
die [persoon 2] heeft geslagen en heeft gedreigd haar familie uit te moorden en haar tanden uit haar mond te slaan en haar verrot te slaan en
die [persoon 3] bij haar haren heeft gepakt en aan haar haren naar een andere
kamer heeft getrokken en die [persoon 3] heeft voorgehouden dat zij niet in Nederland voor zichzelf kon
werken en dat zij een schuld had voor het regelen van papieren ter hoogte
van 5.000 euro en heeft gedreigd haar te slaan en te vermoorden en/of
die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] heeft
bewogen, om vele uren achter elkaar en wanneer en waar te werken en
minimaal de helft van de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem
verdachte af te dragen.
3.
hij in de periode vanaf 8 oktober 2008 tot en met 18 november 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en op 18 november 2008 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 289 gram cocaïne;
4.
hij op 18 november 2008 te Amsterdam
een Nederlands paspoort ten name van [persoon 11] en
148 jeans en
9 jurken en
76 (polo)shirts en
10 petjes en
17 jassen en
5 stuks (damesboven)kleding en
139 damesgeuren en
8 overhemden en
een trainingspak en
2 colberts en
8 kostuums en
6 LCD televisies en
een aantal (Olympus) verrekijkers
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen, goederen betrof;
en in de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 18 november
2008 te Amsterdam, een gewoonte heeft gemaakt van uit door misdrijf (diefstal)
verkregen goederen voordeel te trekken;
5.
hij op 18 november 2008, te Amsterdam 13.130 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf;
6.
hij op 18 november 2008 te Amsterdam een voorzetstuk voor een pinapparaat en 144 pasjes voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat die apparatuur bestemd is tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid omschreven misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Het betreft hier ten minste de verbetering van de naam van het slachtoffer ‘[persoon 3]’ in ‘[persoon 3]’ in de bewezenverklaring van feit 1. Deze kennelijke verschrijving is besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 30 oktober 2009. Zowel de raadsman als de officier van justitie heeft ingestemd met deze verbetering.
4. Het bewijs
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich, op nader in het schriftelijke requisitoir omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat het onder 1 (mensenhandel) ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvoor dient te worden vrijgesproken. Voor het overige onder 1 tenlastegelegde acht de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig zodat ten aanzien daarvan een bewezenverklaring moet volgen.
Het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde voorhanden hebben van een paspoort op naam van [persoon 7] kan volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen worden. Dit paspoort bevat de foto van [vrouw van verdachte], de vrouw van verdachte, derhalve stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Voor het overige onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Voor het onder 3 (handel in en voorhanden hebben van cocaïne), 4 (opzet- en gewoonteheling), 5 (witwassen) en 6 (voorhanden hebben van zogenaamde skimapparatuur) ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, op nader in zijn pleitnotities omschreven gronden, ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. De verdediging heeft hiervoor ter terechtzitting betoogd dat de vermeende slachtoffers zich allen weliswaar onder souteneurschap van verdachte hebben geprostitueerd, maar dat er nimmer sprake is geweest van gedwongen prostitutie of van uitbuiting. Verdachte en diens raadsman hebben ter terechtzitting aangevoerd dat de vermeende slachtoffers een deel van hun inkomsten aan verdachte hebben afgestaan, maar dat hier openstaande vorderingen tegenover stonden. Verdachte heeft geen dwang uitgeoefend op de vermeende slachtoffers om het geld af te staan. Anderszins kan ook geen sprake zijn van uitbuiting nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte geweld heeft gebruikt richting de vermeende slachtoffers om hen in de prostitutie te bewegen danwel te houden, maar dat dit geweld zich afspeelde in de huiselijke sfeer en/of bedoeld was om de vermeende slachtoffers te vergelden voor het stelen van cocaïne van verdachte.
Verdachte heeft geen zeggenschap gehad over hoe, wanneer en hoe lang de vermeende slachtoffers hun prostitutiewerkzaamheden moesten uitvoeren. De rechtbank mag het dossier, en in het bijzonder de tapverslagen, niet zo lezen dat het gebruikte geweld en tenlastegelegde uitingen tijdens de telefoongesprekken op enigerlei wijze instrumenteel zijn geweest voor de zeggenschap over de prostitutiewerkzaamheden, zodat er geen sprake kan zijn van uitbuiting.
Voorts stelt de verdediging zicht ten aanzien van het eerste feit op het standpunt dat verdachte de vermeende slachtoffers allen pas in 2008 heeft leren kennen, zodat de ten laste gelegde pleegperiode onjuist lijkt.
Ten aanzien van de feiten 2 (bezit vals reis- en identiteitsbescheiden) en 4 (opzetheling) heeft verdachte in het voorbereidend onderzoek een bekennende verklaring afgelegd. Feit 3 (voorhanden hebben van cocaïne) is door verdachte in het voorbereidend onderzoek betwist. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van dat feit een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van feit 5 (witwassen) heeft de verdediging aangevoerd dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag geheel aan de echtgenote van verdachte, [vrouw van verdachte], toebehoort en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging aangevoerd dat de woning van verdachte door meerdere mensen in gebruik was. De skimapparatuur en de pinpassen behoorden toe aan een ander dan de verdachte. Verdachte heeft deze goederen slechts in bewaring genomen en er verder geen feitelijke bemoeienis mee gehad, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
In tegenstelling tot de officier van justitie, acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte op 18 november 2009, de datum van de doorzoeking van de woning van verdachte, de in de tenlastelegging genoemde reis- en identiteitsbescheiden voor handen heeft gehad. Geenszins blijkt uit het dossier dat verdachte deze bescheiden in de ten laste gelegde pleegperiode, voorafgaand aan de datum van de doorzoeking, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Voor wat betreft feit 3 geldt dat één van die bewijsmiddelen betreft de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting, zodat ten aanzien van dit feit zal worden volstaan met een verkorte weergave van de andere bewijsmiddelen.
Voor wat betreft feit 4 geldt dat één van die bewijsmiddelen betreft de in het voorbereidend onderzoek afgelegde bekennende verklaring van verdachte zoals neergelegd in een ambtsedig proces-verbaal met nummer 2008265995-13 d.d. 19 november 2009 (doorgenummerde pag. 109 e.v.) zodat ten aanzien van dit feit zal worden volstaan met een verkorte weergave van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Slachtoffer [persoon 5]
Op 24 mei 2005 is [persoon 5] door verdachte naar Nederland gehaald uit Hongarije. Bij aankomst in Nederland heeft verdachte haar bewogen om voor hem in de prostitutie te gaan werken. [persoon 5] is hierin meegegaan omdat ze verliefd op hem was en een relatie met hem had.i De werkzaamheden vonden aanvankelijk plaats in Alkmaar, na ongeveer zes maanden in Amsterdamii en ten slotte in Den Haag iii. Verdachte heeft [persoon 5] in Alkmaar en later in Amsterdam gehuisvest.iv Verdachte bepaalde dat zij zeven dagen per week moest werken en lange dagen moest maken. Ook moest zij van verdachte doorwerken als ze menstrueerde. Zij moest dan pijnstillers van hem nemen. Verdachte controleerde in persoon en telefonisch de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 5]. Verdachte bepaalde welk tarief [persoon 5] aan haar klanten moest doorbereken en hoeveel ze per dag moest verdienen. Als ze te weinig verdiende dan gebruikte hij grove taal tegen haar. Zij moest al haar inkomsten aan hem afstaan.v [persoon 5] bleef, ook nadat de relatie met verdachte beëindigd was, voor hem in de prostitutie werken omdat ze bang was voor hem en zijn Albanese vrienden.vi
Slachtoffer [persoon 4]
De Roemeense [persoon 4] heeft van februari tot en met juli 2006 voor verdachte gewerkt als prostituee. Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 12] vii en getuige [persoon 3] viii Verdachte heeft voor onderdak van [persoon 4] gezorgd in zijn woningen in [woonplaats] en in de [straatnaam]. Hiervoor, en voor eten en vervoer, moest zij elke week € 500,- aan hem afstaan. In juli 2006 besloot [persoon 4] om bij verdachte weg te gaan. Daarover is verdachte zeer boos geworden en heeft hij haar meermalen bedreigd. [persoon 4] moest van verdachte € 3.000,- betalen toen zij bij hem wegging.ix
Slachtoffer [persoon 1]
[persoon 1] is in 2006 met behulp van verdachte vanuit Roemenië naar Nederland gekomen. Zij heeft twee jaar voor verdachte in de prostitutie gewerkt.x Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 4] xi en [persoon 3] xii. Ze moest ten minste 50% van haar inkomsten aan verdachte afstaan en als ze dat niet deed dan werd ze geslagen.xiii Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 3].xiv Tijdens de kerst in 2007 is [persoon 1] naar Roemenië teruggegaan. Verdachte heeft er toen voor gezorgd dat zij weer terugkwam uit Roemenië om weer voor hem te werken. Verdachte heeft haar daar opgehaald. Verdachte controleerde de werkzaamheden van [persoon 1] door haar collega [persoon 3] op te bellen. Verdachte bepaalde hoe en waar [persoon 1] moest werken. Hij bepaalde ook haar werktijden. Zij moest van hem zeven dagen per week werken en maakte lange dagen.xv
Slachtoffer [persoon 2]
Verdachte liet zijn Hongaarse vrouw, [persoon 2], ook voor hem werken in de prostitutie.xvi Zij woonde bij verdachte in huis. Zij heeft prostitutiewerkzaamheden voor hem verricht in Amsterdam, Den Haag en Alkmaar.xvii Verdachte vervoerde [persoon 1] naar de [straatnaam] en de [club] in Amsterdam om seksuele diensten te verlenen. Ook stuurde hij haar op escort. Hij bepaalde hoe, wanneer en welke werkzaamheden zij moest verrichten. Als [persoon 1] te lang bij een klant bleef, dreigde verdachte haar verrot te slaan en haar tanden uit haar mond te slaan. Verdachte heeft [persoon 2] regelmatig geslagen. Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 3].xviii Hij sloeg haar xix op haar armen, benen en hoofd.xx Ook heeft hij haar regelmatig bedreigd, bijvoorbeeld door te zeggen dat hij haar dood zou maken, haar familie uit zou moorden en haar arm zou breken. Verdachte telefoneerde regelmatig met [persoon 1] om te informeren naar haar werkzaamheden en naar haar verdiensten. [persoon 1] moest haar verdiensten aan verdachte afstaan en hield voor verdachte achter als klanten niet voor geleverde seksuele diensten hadden betaald. [persoon 2] was bang voor verdachte.xxi Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 3].xxii Ook liet verdachte haar in de gaten houden terwijl zij bezig was met prostitutiewerkzaamheden.xxiii
Slachtoffer [persoon 3]
De Hongaarse [persoon 3] heeft na haar aankomst in Nederland in 2005 tot halverwege 2008 voor verdachte gewerkt. Ze heeft voor hem in de raamprostitutie gewerkt in Amsterdam, Alkmaar, Haarlem en Den Haag.xxiv Dit wordt bevestigd door de verklaring van getuige [persoon 12].xxv In Amsterdam regelde verdachte voor [persoon 3] ook escort.xxvi [persoon 3] mocht in de woning van verdachte verblijven en hij regelde voor haar een verblijfsvergunning en andere papieren. Dit zou volgens verdachte € 5.000,- hebben gekost. Ze moest dit, evenals de kosten voor eten en onderdak, terugbetalen door de helft van de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te staan. Regelmatig heeft ze meer dan de helft aan verdachte moeten afstaan. Het lukte [persoon 3] niet om de schuld aan verdachte af te betalen omdat hij telkens omstandigheden aandroeg waardoor de schuld opliep.xxvii Verdachte hield notities bij van de oplopende schuld van [persoon 3].xxviii
[persoon 3] moest van verdachte bijhouden wanneer een klant kwam, hoe lang hij bleef en wat hij wilde. Daarnaast controleerde verdachte (of liet hij controleren) hoeveel zij verdiende. Zij moest hiervan verslag doen aan verdachte. [persoon 3] hield niet-betalende klanten voor verdachte achter.xxix
Verdachte bepaalde hoeveel uren [persoon 3] moest werken. Ze heeft voor verdachte regelmatig zes of zeven dagen per week moeten werken.xxx Ook als [persoon 3] aangaf dat ze moe was, moest ze van verdachte aan het werk.xxxi Verdachte liet [persoon 3] tegen haar zin vele uren achter elkaar seks hebben. Ook bepaalde verdachte dat [persoon 3] tegen haar zin bepaalde seksuele handelingen met een betalende klant moest verrichten.xxxii
[persoon 3] leefde in voortdurende angst voor verdachte. [persoon 3] was bang dat verdachte haar op dezelfde manier zou afranselen als [persoon 2]. Verdachte heeft [persoon 3] veelvuldig uitgescholden en gedreigd om haar te slaan en te vermoorden.xxxiii
Verdachte heeft [persoon 3] bij haar haren beetgepakt en haar aan haar haren naar een andere kamer getrokken. De aanleiding hiervoor was dat [persoon 3] samen met [persoon 2] zich cocaïne van verdachte hadden toegeëigend.xxxiv [persoon 3] wilde zelfstandig in de prostitutie werken maar was bang wat er zou gaan gebeuren als ze zich onttrok aan het souteneurschap van verdachte. Ze vreesde dat verdachte haar dan wat zou aandoen. Verdachte hield [persoon 3] voor dat zij voor hem moest blijven werken of anders uit Nederland zou moeten vertrekken. xxxv
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
a. De verklaring die verdachte ter terechtzitting d.d. 30 oktober 2009 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik handelde ongeveer één à twee maanden in cocaïne. Ik heb gehandeld met het blok cocaïne dat in de kluis in mijn woning is aangetroffen. [pers[persoon 3] heeft soms porties voor mij gemaakt en afgeleverd.
b. Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) met nummer 2008321432-1 van 5 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pag. 677 e.v.).
c. Het proces-verbaal met nummer 2008265995 van 25 november 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (betreffende TA-gesprekken, doorgenummerde pag. 481 e.v.).
d. Een verslag d.d. 24 november 2008, laboratoriumnummer 2336N08 van drs. R. Jellema, politiedeskundige, opgemaakt op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed (doorgenummerde pag. 370 e.v.).
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
a. Een ambtsedig proces-verbaal met nummer 2008265995-13 d.d. 19 november 2009 opgemaakt door [persoon 13] en [opsporingsambtenaar 1], van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerde pag. 109 e.v.), inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, voor zover hier relevant en zakelijk weergegeven:
Ik handel in kleding. Ik krijg de kleding van een soort kennissen overhandigd uit de kofferbak van een auto en die verkoop ik door. Ik verkoop ook parfums. Dat gaat op precies dezelfde manier als de kleding. De parfums krijg ik van andere personen. Ik verkoop ook televisies. Ik denk dat de goederen van diefstal afkomstig zijn. Ik koop en verkoop dingen. Dat is het enige werk dat ik doe.
b. De verklaring die verdachte ter terechtzitting d.d. 30 oktober 2009 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het paspoort van [persoon 11] enige tijd geleden gevonden onder het kopieerapparaat bij een Albert Heijn-filiaal en onder mij gehouden. Ik had het naar de politie moeten brengen, maar dat heb ik niet gedaan.
c. Het proces-verbaal met nummer 2008321432-1 van 14 januari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (bevindingen ten aanzien van onder verdachte in beslaggenomen jeans, doorgenummerde pag. 624 e.v.).
d. Het proces-verbaal met nummer 2008321432-1 van 14 januari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (bevindingen ten aanzien van onder verdachte in beslaggenomen Hugo Boss-kostuums, doorgenummerde pag. 653 e.v.).
e. Het proces-verbaal met nummer 2008265995 van 10 februari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bevindingen ten aanzien van onder verdachte in beslaggenomen parfums, doorgenummerde pag. 688 e.v.).
f. Het proces-verbaal met nummer 2008265995 van 2 februari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (bevindingen ten aanzien van onder verdachte in beslaggenomen Panasonic LCD-televisies, doorgenummerde pag. 753 e.v.).
g. Een geschrift, zijnde een lijst met de onder verdachte in beslag genomen goederen tijdens de doorzoeking op 18 november 2008, opgemaakt door een nn-ambtenaar van de politie Amsterdam-Amstelland (doorgenummerde pag. 953 e.v.).
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
Op 18 november is de woning van verdachte doorzocht door de politie. Tijdens de doorzoeking is een hoeveelheid contant geld met een waarde van € 13.130,- in beslag genomen.xxxvi
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op de 30 oktober 2009 heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
ik heb geen andere wijze van inkomsten.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde
Op 18 november is de woning van verdachte doorzocht door de politie. Tijdens de doorzoeking is onder verdachte een voorzetstuk voor een pinapparaat (zgn. skimapparatuur) en 144 (blanco) passen in beslag genomen.xxxvii
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op de 30 oktober 2009 heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Een Armeense vriend heeft bij mij thuis een plastic zak achtergelaten. Hij heeft mij gezegd dat er een skimapparaat in de zak zat. Het klopt dat er bij mij ook pasjes in de woning lagen. Ik heb deze ook van die vriend gekregen.
Nadere bewijsoverwegingen
Dwangmiddelen ten behoeve van uitbuiting
De rechtbank is het met de raadsman van verdachte eens dat niet uit het dossier blijkt dat de slachtoffers onvrijwillig in de prostitutie zijn beland en gebleven, zodat niet reeds op basis daarvan van uitbuiting kan worden gesproken.
De rechtbank oordeelt dat het oogmerk tot uitbuiting is gelegen in de druk die verdachte op de slachtoffers heeft uitgeoefend om (minimaal de helft van) de opbrengst uit hun prostitutiewerkzaamheden aan hem af te dragen. Dit heeft hij bewerkstelligd door een sfeer te creëren waarin de slachtoffers zich jegens hem hiertoe verplicht voelden. Deze sfeer is ontstaan door feitelijkheden en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat verdachte op de vrouwen had. Deze feitelijke omstandigheden betreffen onder andere:
* het door verdachte jegens sommige slachtoffers gebezigde geweld en de angst van andere slachtoffers ook hieraan te worden onderworpen;
* de valse voorstelling die verdachte van zaken heeft gegeven zoals de eeuwigdurende schuld van slachtoffer [persoon 3] en de vermeende liefdesrelatie met slachtoffer [persoon 5];
* de door verdachte geuite bedreigingen met geweld jegens slachtoffers;
* de druk van de (telefonische) controles die verdachte over de prostitutiewerkzaamheden uitvoerde;
* de omstandigheid dat sommige slachtoffers van verdachte afhankelijk waren voor onderdak;
* het feit dat alle slachtoffers afkomstig zijn uit Oost-Europa, een regio waarvan in het algemeen bekend is dat zij armoedig is en gekenmerkt wordt door een lage levensstandaard.
Uit jurisprudentie (Hoge Raad 27 oktober 2009, LJN BI7099) en de wetsgeschiedenis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht volgt dat het bij misbruik gaat om een geobjectiveerd bestanddeel waardoor bescherming wordt geboden aan hen die in een uitbuitingssituatie verkeren. Misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen kan worden verondersteld “indien de prostituee in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.”
Ten aanzien van uitbuiting komt betekenis toe aan de aard en de duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene met zich brengen en het economische voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Hierbij dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
De rechtbank is van oordeel dat onder ‘normale’ omstandigheden een prostituee niet (ten minste de helft van) haar inkomsten aan een souteneur zou hebben afgestaan. De uitbuiting is bovendien hierin gelegen dat verdachte de slachtoffers op dwingende wijze aanspoorde langer door te werken als zij, naar zijn oordeel, niet genoeg hadden verdiend. Ook bestaat de uitbuiting in de dwingende wijze waarop verdachte de slachtoffers aanspoorde om tegen hun zin bepaalde seksuele handelingen met een derde tegen betaling te verrichten. Ook hierover oordeelt de rechtbank dat onder ‘normale’ omstandigheden een prostituee zich niet hiertoe zou hebben laten aansporen.
Alle genoemde vormen van uitbuiting zijn ingegeven door de hiervoor geschetste door verdachte gecreëerde sfeer, gelegen in feitelijkheden en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat hij op de vrouwen had.
Witwassen
Verdachte voorzag voor zijn aanhouding en inverzekeringstelling op 18 november 2008, in zijn levensonderhoud door middel van de handel in cocaïne en de gewoonteheling van televisies, kleding en parfums. De rechtbank verwijst dienaangaande naar de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 3 en 4. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen andere bron van inkomsten had. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bij verdachte thuis aangetroffen en inbeslaggenomen geld niet anders dan van misdrijf afkomstig kan zijn. Het betoog dat het genoemde geldbedrag geheel aan [persoon 2] toebehoort is niet nader onderbouwd en zal derhalve worden verworpen.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder nummer 1 tot en met 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, zoals vermeld op aangehechte bijlage met de nummers 35, 99, 107, 108, 116, 156, 157, 158, 159, 161, 162, 167 en 168, zullen worden onttrokken aan het verkeer; en
dat de onder verdachte in beslag genomen goederen, zoals vermeld op aangehechte bijlage met de nummers 3, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 37, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 51, 53, 54, 55, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 71, 72, 74, 75, 78, 79, 80, 81, 83, 85, 86, 87, 89, 93, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 120, 121, 122, 123, 128, 129, 130, 131, 137, 138, 139, 140, 141, 142, 143, 169, 170, 178 en 184 tot en met 218, zullen worden verbeurd verklaard.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij pleidooi het standpunt ingenomen dat de strafeis in de zaak van verdachte niet in verhouding staat tot de strafeis jegens de medeverdachte. De strafeis jegens de medeverdachte betreft 6 maanden gevangenisstraf (gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht). Deze medeverdachte zijn vergelijkbare strafbare feiten tenlastegelegd, maar ten aanzien van het hoofdfeit, de mensenhandel, is door de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd. De verdediging stelt dat het verschil van 3,5 jaar onevenredig hoog is. Daarbij komt, volgens de raadsman, dat de feitelijke invulling van dit delict door verdachte tot matiging zal moeten leiden. De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte te veroordelen tot gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
De verdediging heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting aangeven zich te zullen refereren aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de voorwerpen 1, 2 en 4 t/m 230 van de beslaglijst. Voor wat betreft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Alfa Romeo, op de beslaglijst omschreven onder nummer 3 (en onder 178 als doublure), heeft de verdediging ter terechtzitting het navolgende standpunt ingenomen:
De onder verdachte in beslaggenomen Alfa Romeo (voorzien van het kenteken [kenteken]) behoort niet aan verdachte maar aan zijn echtgenote toe. De verdediging kan zich niet vinden in de redenering van de officier van justitie dat de auto is gefinancierd met geld dat uit misdrijf afkomstig is en dat de auto derhalve verbeurd verklaard dient te worden. De officier van justitie heeft gesteld dat niet is gebleken van een legale inkomstenbron van verdachte en het dus niet anders kan dan dat het geld waarmee de auto is gefinancierd, afkomstig is uit enig misdrijf. De verdediging stelt dat deze redenering niet opgaat en dat het onduidelijk is met welk geld de auto is gefinancierd. Nu er ook geen strafbare feiten met de auto zijn gepleegd, is de auto niet vatbaar voor verbeurdverklaring en zal deze teruggegeven moeten worden aan de rechtmatige eigenaar, [persoon 2], de echtgenote van verdachte.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
7.3.1. Vrijheidsbenemende straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft jonge vrouwen uitgebuit door hen te dwingen om (minimaal de helft van) hun opbrengsten uit prostitutiewerkzaamheden aan hem af te dragen. Dit heeft hij bewerkstelligd door een sfeer te creëren waarin de slachtoffers zich jegens hem hiertoe verplicht voelden. Deze sfeer is ontstaan door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat verdachte op de vrouwen had. Het enige doel dat hij met de uitbuiting had, was geldelijk gewin. Verdachte trachtte zich bovendien voortdurend verder te verrijken door de slachtoffers op dwingende wijze aan te sporen langer door te werken als zij, naar zijn oordeel, niet genoeg hadden verdiend. Verdachte zag redenen om de vrouwen gedurende hun werkzaamheden te (laten) controleren om hun werktijden te vast te stellen en om hun inkomsten na te gaan.
Bij het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde heeft verdachte geen enkel respect getoond voor deze vrouwen. Ook heeft hij geen enkel ontzag getoond voor hun zelfbeschikkingsrecht en heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke vrijheid; een in de nationale en in de internationale rechtsorde vastgelegd fundamenteel recht. Daar komt bij dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van enkele van deze vrouwen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 289 gram cocaïne. Deze hoeveelheid was, blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting, bestemd voor verdere verspreiding onder gebruikers. Cocaïne is een stof die een ernstige bedreiging voor de gezondheid van personen oplevert. De handel in en het gebruik van cocaïne leidt tot allerlei vormen van criminaliteit en andere maatschappelijke problemen. Verdachte heeft zich ook ten aanzien van dit bewezenverklaarde feit laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Tevens heeft verdachte een gewoonte gemaakt van het helen van goederen. Hij heeft hiermee bijgedragen aan de instandhouding van de tot de met heling onlosmakelijk verbonden criminaliteit. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn financiële gewin en heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door een geldbedrag van € 13.130,- voorhanden te hebben waarvan het bezit niet vanuit legale inkomstenbronnen is te verklaren.
Het komt de rechtbank voor dat dit geld afkomstig is uit de onder feit 1, 3 en 4 bewezenverklaarde misdrijven. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en worden criminelen in staat gesteld om met hun illegaal en dus oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank, zoals door de raadsman is betoogd, rekening met de betrekkelijk geringe mate van geweld die hij heeft aangewend. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat de slachtoffers van het onder 1 bewezenverklaarde feit de meest kwetsbare vrouwen betrof. Dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur oplegt, hangt samen met aard en omvang van de bewezenverklaarde, ernstige feiten.
De rechtbank acht een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie op grond van al het voorgaande passend en geboden en zal tot overeenkomstige strafoplegging overgaan. Het feit dat de rechtbank vrij spreekt van het onder 2 ten laste gelegde, leidt niet tot een lagere straf dan die door de officier van justitie is geëist.
7.3.2. Overige straffen en maatregelen
Ten aanzien van het door de verdediging aangedragen standpunt met betrekking tot de in beslag genomen Alfa Romeo (zie hierboven onder 7.2.) oordeelt de rechtbank als volgt:
De inbeslaggenomen auto staat op naam van [zus van verdachte], zus van verdachte. Zij heeft verklaard xxxviii dat verdachte deze auto, met haar papieren, met contant geld, heeft gekocht.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de Alfa Romeo is gefinancierd met uit misdrijf afkomstig geld, nu niet is gebleken van een legale inkomstenbron van verdachte en verwijst in dat verband naar de nadere bewijsoverweging ten aanzien van (het onder feit 5 tenlastegelegde) witwassen. Op grond daarvan zal de rechtbank genoemde auto verbeurd verklaren. Het door de verdediging ingenomen standpunt is niet nader onderbouwd, en zal worden verworpen.
De rechtbank stelt vast dat het onder verdachte in beslag genomen goed zoals vermeld op aangehechte bijlage met nummer 164, reeds aan de rechthebbende is teruggegeven (doorgenummerder pag. 100238 strafdossier).
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met het nummer 150, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 6, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 39, 40, 50, 53, 54, 55, 79, 80, 81, 83, 85, 86, 87, 169 en 170, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder 4 bewezen geachte is begaan.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld (totaal € 13.130), zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 186 tot en met 197, 199 en 202, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat geld onder 5 bewezen geachte is begaan.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld (totaal € 770), zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 198, 200 en 201, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat geld geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 3 en 4 bewezen geachte is verkregen.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 3, 178, 184, 185, 203 tot en met 218 (Inbeslaggenomen buitenlands geld, de Alfa Romeo en de daarbij behorende autopapieren), die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 3 en 4 bewezen geachte zijn verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 35, 116, 161, 162, 167 en 168, die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 99 en 156 tot en met 159, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 6 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 107 en 108, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 3 bewezen geachte is voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 234, 273f, 416, 417 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 tot en met 6 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Mensenhandel
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzetheling;
en
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Witwassen
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 2, 11, 20, 23 tot en met 30, 37, 41 tot en met 44, 51, 59, 60 tot en met 66, 71, 72, 74, 75, 78, 89, 93, 101 tot en met 106, 120 tot en met 123, 128 tot en met 131, 137 tot en met 143, 147, 148, 175, 182, 183, 222, 223 en 225 tot en met 230
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 4, 33, 34, 36, 38, 45, 46, 47, 48, 49, 56, 57, 58, 67, 68, 69, 70, 76, 90, 91, 92, 94, 95, 96, 97, 98, 100, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 117, 118, 119, 124, 125, 126, 132, 133, 134, 135, 136, 144, 145, 146, 149, 151, 152, 153, 154, 155, 160, 166, 171, 172, 173, 174, 176, 177, 179, 180, 181, 220, 221 en 224
Gelast de teruggave aan [B] van:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met nummer 88
Gelast de teruggave aan [D] van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 5, 7, 10, 52, 82
Gelast de teruggave aan [C] van:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met nummer 32
Gelast de teruggave aan [W] van:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met nummer 127
Gelast de teruggave aan [K] van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 21, 31 en 84
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 163, 165 en 219
Gelast de teruggave aan [F] van:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 1 en 73
Gelast de teruggave aan [O] van:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met nummer 22
Gelast de teruggave aan [U] van:
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met nummer 77
Verklaart verbeurd:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 3, 6, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 39, 40, 50, 53, 54, 55, 79, 80, 81, 83, 85, 86, 87, 150, 169, 170, 186, 187, 188, 189, 190, 191, 192, 193, 194, 195, 196, 197, 198, 199, 200, 201, 202,
203, 204, 205, 206, 207, 208, 209, 210, 211, 212, 213, 214, 215, 216, 217 en 218
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage met de nummers 35, 99, 107, 108, 116, 156, 157, 158, 159, 161, 162, 167 en 168.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en A.J. Wesdorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. D.M. Noordzij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2009.
i Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 10 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (doorgenummerde pag. 457 e.v.).
ii Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 12 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-6, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (doorgenummerde pag. 460 e.v.).
iii Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 12 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-8, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (doorgenummerde pag. 464 e.v.).
iv Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 10 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (doorgenummerde pag. 457 e.v.).
v Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 12 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-6, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (doorgenummerde pag. 460 e.v.).
vi Een proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 5] d.d. 12 maart 2008 met nummer PL15J1/2008/434-8, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (doorgenummerde pag. 464 e.v.).
vii Een geschrift zijnde een kopie van (bladzijden uit een) proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 12] op 12 november 2008 met nummer 2008085327, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 286 e.v.).
viii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 2 december 2008 met nummer 2008321349-21, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 428 e.v.).
ix Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 4] d.d. 11 november 2008 met nummer 2008085327, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 260 e.v.).
x Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] d.d. 11 november 2008 met nummer 2008085327, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 12] (doorgenummerde pag. 272 e.v.).
xi Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 4] d.d. 11 november 2008 met nummer 2008085327, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 260 e.v.).
xii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xiii Een geschrift zijnde een kopie van (bladzijden uit een) proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 12] op 12 november 2008 met nummer 2008085327, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 286 e.v.).
xiv Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xv Een geschrift zijnde een kopie van (bladzijden uit een) proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 12] op 12 november 2008 met nummer 2008085327, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 286 e.v.)
xvi Een proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 4] d.d. 11 november 2008 met nummer 2008085327, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 11] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 260 e.v.).
xvii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2] d.d. 18 november 2008 met nummer 2008321416-5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 15] en [opsporingsambtenaar 16] (doorgenummerde pag. 143 e.v.).
xviii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 2 december 2008 met nummer 2008321349-21, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 428 e.v.).
xix Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 2] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008265995-14, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 17] en [opsporingsambtenaar 18] (doorgenummerde pag. 153 e.v.).
xx Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xxi Het proces-verbaal d.d. 25 november 2008 met nummer 2008265995, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 481 e.v. van dubbelgenummerde set pag. 428-531).
xxii Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [persoon 3] d.d. 18 november 2008 met nummer 2008321349-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 170 e.v.).
xxiii Het proces-verbaal van 4 februari 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] (doorgenummerde pag. 551 e.v.).
xxiv Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [persoon 3] d.d. 18 november 2008 met nummer 2008321349-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 170 e.v.).
xxvEen geschrift zijnde een kopie van (bladzijden uit een) proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 12] op 12 november 2008 met nummer 2008085327, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pag. 286 e.v.).
xxvi Het proces-verbaal d.d. 25 november 2008 met nummer 2008265995, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 481 e.v. van dubbelgenummerde set pag. 428-531)
xxvii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 2 december 2008 met nummer 2008321349-21, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 428 e.v.).
xxviii Het proces-verbaal met nummer 2008265995 van 26 oktober 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 19] (PV van bevindingen, doorgenummerde pag. 1353 e.v.).
xxix Het proces-verbaal d.d. 25 november 2008 met nummer 2008265995, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 481 e.v. van dubbelgenummerde set pag. 428-531).
xxx Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [persoon 3] d.d. 18 november 2008 met nummer 2008321349-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 13] en [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pag. 170 e.v.).
xxxi Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 20] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xxxiiHet proces-verbaal d.d. 25 november 2008 met nummer 2008265995, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 481 e.v. van dubbelgenummerde set pag. 428-531).
xxxiii Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 20] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xxxiv Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 2 december 2008 met nummer 2008321349-21, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 428 e.v.).
xxxv Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 3] d.d. 20 november 2008 met nummer 2008321349-19, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 20] en [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pag. 185 e.v.).
xxxvi Een geschrift, zijnde een lijst met de onder verdachte in beslag genomen goederen (niet zijnde kleding en parfums) tijdens de doorzoeking op 18 november 2008 (doorgenummerde pag. 953 e.v.).
xxxvii Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2009 met nummer 2008321432-103, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] (doorgenummerde pag. 567 e.v.).
xxxviii Het proces-verbaal d.d. 20 november 2008 met nummer 2008265995-15, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] (doorgenummerde pag. 344 e.v.)
Parketnummer: 13/527256-08 (PROMIS) Vonnis: 13 november 2009
[verdachte]