ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3719

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1032942 DX EXPL 09-190
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease-overeenkomsten en vernietiging op grond van artikel 1:88 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. over effectenlease-overeenkomsten. [eiseres] vorderde terugbetaling van door haar echtgenoot betaalde bedragen op basis van de lease-overeenkomsten, die zij wilde vernietigen op grond van artikel 1:88 BW, omdat zij geen schriftelijke toestemming had verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten. Dexia betwistte de vorderingen en stelde dat de overeenkomsten niet als huurkoop konden worden aangemerkt, en dat het recht om te vernietigen was verjaard.

De kantonrechter oordeelde dat de lease-overeenkomsten als huurkoop moesten worden gekwalificeerd, waardoor artikel 1:88 BW van toepassing was. De rechter stelde vast dat [eiseres] geen schriftelijke toestemming had verleend, wat haar het recht gaf om de overeenkomsten te vernietigen. Dexia's verweer dat het vernietigingsrecht was verjaard, werd verworpen, omdat de kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet eerder dan 28 november 2005 op de hoogte was van de lease-overeenkomsten. De rechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Dexia waren gemaakt.

De uitspraak benadrukt de bescherming van de niet-handelende echtgenoot in het kader van huurkoop en de vereisten voor schriftelijke toestemming bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten. De zaak illustreert ook de complexiteit van effectenlease-overeenkomsten en de juridische implicaties van de vernietiging daarvan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1032942 DX EXPL 09-190
Vonnis van: 4 november 2009
F.no.: 695
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 maart 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties;
- het tussenvonnis van 3 juni 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte uitlating na tussenvonnis van [eiseres], met productie;
- het proces-verbaal van comparitie tevens getuigenverhoor van 5 augustus 2009;
- de conclusie na enquête van [eiseres];
- de conclusie na enquête van Dexia.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 [echtgenoot eiseres] (hierna: [echtgenoot eiseres]), de echtgenoot van [eiseres], heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr. Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1 [nr 1] 09-07-1998 Capital Effect € 19.159,55 180 mnd vooruitbetaling
2 [nr 2] 09-07-1998 Capital Effect € 19.159,55 180 mnd vooruitbetaling
3 [nr 3] 01-02-1999 Capital Effect € 8.117,10 240 mnd vooruitbetaling
4 [nr 4] 20-05-1999 AEX Plus Effect € 8.510,49 240 mnd vooruitbetaling
5 [nr 5] 24-06-1999 Capital Effect € 8.500,20 240 mnd vooruitbetaling
6 [nr 6] 24-06-1999 Capital Effect € 8.500,20 240 mnd vooruitbetaling
7 [nr 7] 03-03-2000 Profit Effect € 4.475,68 120 mnd vooruitbetaling € 1.498,68, daarna € 46,25 p/mnd
8 [nr 8] 01-03-2000 Capital Effect € 10.616,46 240 mnd vooruitbetaling
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de meest linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
2.3. In totaal heeft [echtgenoot eiseres] op grond van de lease-overeenkomsten € 46.470,66 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald en heeft Dexia € 8.731,18 aan [echtgenoot eiseres] uitgekeerd.
2.4. Dexia heeft, nadat [echtgenoot eiseres] is gestaakt met het betalen van de maandtermijnen, de lease-overeenkomsten beëindigd. Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan:
1 21-09-2004 -/- € 8.084,47 Niet voldaan
2 21-09-2004 -/- € 7.859,13 € 355,51
3 11-04-2005 -/- € 2.895,83 Niet voldaan
4 11-04-2005 -/- € 1.965,89 Niet voldaan
5 11-04-2005 -/- € 2.637,30 Niet voldaan
6 11-04-2005 -/- € 2.680,96 Niet voldaan
7 11-04-2005 -/- € 2.995,24 Niet voldaan
8 06-10-2005 -/- € 543,52 Niet voldaan
Dexia heeft de vorderingen van de (resterende) restschulden uit hoofde van de lease-overeenkomsten gecedeerd aan de vennootschap naar Iers recht Värde Investments (Ireland) Limited (hierna: Värde).
2.5. [eiseres] heeft [echtgenoot eiseres], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten.
2.6. [echtgenoot eiseres] heeft een zogenoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: het
Dexia Aanbod) ondertekend. Deze overeenkomst bood [echtgenoot eiseres] bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop eventuele restschulden na het einde van de looptijd van een lease-overeenkomsten konden worden voldaan. [echtgenoot eiseres] heeft ervoor gekozen een renteloze lening met Dexia af te sluiten waarmee de totale restschuld in termijnen zou worden afgelost.
2.7. Het Dexia Aanbod (waarin [echtgenoot eiseres] als “Deelnemer” wordt aangeduid) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artkel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]”.
2.8. [eiseres] heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
2.9. Bij brief van 28 november 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [eiseres] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd. Dexia heeft bij brief van 25 januari 2006 laten weten deze vernietigingsverklaring niet te accepteren.
3. Vorderingen [eiseres]
3.1. [eiseres] vordert dat de kantonrechter Dexia bij vonnis veroordeelt tot terugbetaling aan [echtgenoot eiseres] van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling, en wel op grond van nietigheid van de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:88 BW. Voorts vordert [eiseres] dat Dexia de registratie van [echtgenoot eiseres] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiseres] Dexia te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4. Standpunten [eiseres]
4.1. [eiseres] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus haar toestemming behoefde ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5. Standpunten Dexia
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres]. Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, allereerst aan dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen omdat [echtgenoot eiseres] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Verder stelt zij zich op het standpunt dat lease-overeenkomst 4 niet kan worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering. Dexia stelt dat artikel 1:88 BW dientengevolge niet van toepassing is op lease-overeenkomst 4 zodat van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake is. Tenslotte is het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW te vernietigen volgens Dexia verjaard.
6. Beoordeling
Dexia Aanbod
6.1. Zoals hierboven al is vastgesteld, is het Dexia Aanbod wel door [echtgenoot eiseres], maar niet door [eiseres] ondertekend. Door de ondertekening van deze overeenkomst door [echtgenoot eiseres], heeft hij weliswaar afstand gedaan van zijn rechten, maar niet van de rechten van [eiseres]. Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen, komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Het Dexia Aanbod ligt derhalve niet aan toewijzing van de vorderingen in de weg.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
6.2. Dexia heeft aangevoerd dat voor wat betreft lease-overeenkomst 4 geen sprake is van aflevering en derhalve niet van huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [echtgenoot eiseres] het volledige risico van de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter is dit in casu het geval.
6.3. Anders dan Dexia betoogt, heeft de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest van 28 maart 2008 vooropgesteld dat onder aflevering moet worden verstaan dat de afnemer het genot van de aandelen verkrijgt. Dat ook sprake was van recht op dividend op de aandelen gold als bijkomende omstandigheid om aan te nemen dat het genot was verkregen. De Hoge Raad noemt allereerst het feit dat de afnemer het volledige risico van de waardeontwikkeling van de aandelen droeg. Dat laatste is ook bij lease-overeenkomst 4 het geval; aan [echtgenoot eiseres] kwamen dadelijk nadat deze overeenkomst was aangegaan, alle waardeveranderingen van het vermogensrecht (het “certificaat”) toe. In lease-overeenkomst 4 is immers uitdrukkelijk bepaald dat [echtgenoot eiseres] het risico van “de koerswaarde van de waarden” draagt. Bij certificaatproducten als de onderhavige doet de omstandigheid dat de afnemer geen recht heeft op dividend aan het voorgaande niet af, nu de “certificaten”, de vermogensrechten waar het hier om gaat, geen recht geven op dividend.
Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van aflevering in de zin van de artikelen 7A:1576 en 7A:1576h BW. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop.
6.4. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiseres] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Verjaring
6.5. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiseres] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.6. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.7. Dexia heeft hiertoe aangevoerd dat [echtgenoot eiseres] tussen 27 oktober 1997 en 14 december 1998 zeven andere lease-overeenkomsten met Dexia heeft afgesloten, welke overeenkomsten met positieve resultaten zijn geëindigd. In dit kader heeft Dexia in de periode tussen juli 1998 en november 2001 in totaal een bedrag van € 50.327,96 aan [echtgenoot eiseres] uitgekeerd. Op grond hiervan acht Dexia het onaannemelijk dat [echtgenoot eiseres] [eiseres] niet van deze overeenkomsten en/of de positieve resultaten op deze overeenkomsten op de hoogte heeft gesteld. Zeker gelet op de verklaring van [echtgenoot eiseres] dat de doelstelling van [echtgenoot eiseres] met deze overeenkomsten was zijn vrouw te verrassen, is het volgens Dexia met deze doelstelling niet te rijmen dat [echtgenoot eiseres] deze uitkeringen voor zijn vrouw verborgen zou hebben gehouden.
6.8. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat Dexia in december 1999 en december 2000 in verband met het afsluiten van de lease-overeenkomsten aanvullende gegevens, waaronder het jaarinkomen en de loonstrookjes van [echtgenoot eiseres] en [eiseres], heeft opgevraagd bij [echtgenoot eiseres]. Dexia acht het onwaarschijnlijk dat [echtgenoot eiseres] deze informatie zonder haar medeweten aan Dexia heeft verstrekt.
6.9. Tevens acht Dexia, gezien de grote hoeveelheid overeenkomsten die [echtgenoot eiseres] met Dexia heeft afgesloten, het onwaarschijnlijk dat [eiseres] geen notie heeft genomen van de grote hoeveelheid poststukken die tussen 1997 en 2002 aan [echtgenoot eiseres] zijn gestuurd. Op grond van de bovenstaande punten meent Dexia afdoende te hebben aangetoond dat [eiseres] meer dan drie jaar voor 28 november 2005, de datum van de vernietigingsbrief, op de hoogte raakte van het bestaan van de lease-overeenkomsten.
6.10. [eiseres] heeft hiertegen aangevoerd dat [echtgenoot eiseres] de financiële zaken van het huishouden alleen beheerde en zij daar geen bemoeienis mee had. De betalingen aan Dexia uit hoofde van de lease-overeenkomsten werden van een rekening gedaan die alleen op naam van [echtgenoot eiseres] stond. Op het moment dat er voor de lease-overeenkomsten waarbij een vooruitbetaling had plaatsgevonden maandelijks betaald moest worden, ontstonden er problemen voor [echtgenoot eiseres]. Toen bleek dat [echtgenoot eiseres] de maandelijkse betalingen niet meer kon betalen en de lease-overeenkomsten alleen maar tot verlies hadden geleden heeft hij [eiseres] over deze maandelijkse betalingen en de lease-overeenkomsten ingelicht. Dit was omstreeks mei 2003.
6.11. Het voorgaande wettigt het (bewijs)vermoeden dat [eiseres] reeds eerder dan drie jaar voor 28 november 2005 kennis heeft gekregen van het bestaan van de onderhavige lease-overeenkomsten, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. [eiseres] is in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden tegenbewijs te leveren. Zij heeft hiertoe twee getuigen doen horen, te weten zichzelf als partijgetuige en [echtgenoot eiseres].
6.12. [eiseres] heeft onder meer het volgende verklaard:
“Post gericht aan mijn echtgenoot leg ik altijd op een kast in de gang. Deze maak ik nooit open.”
[…]
“Wij hebben een en/of rekening bij de Postbank. Deze wordt (ook) gebruikt voor de huishoudelijke uitgaven. Het is mogelijk dat de inkomsten van mijn echtgenoot daarop worden gestort, maar dat weet ik niet.”
[…]
“Ik weet niet of mijn echtgenoot een bankrekening op zijn naam heeft.”
[…]
“Ik weet niet meer wanneer en op welke wijze ik bekend ben geworden met het bestaan van de effectenlease-overeenkomsten. Ik veronderstel dat mijn echtgenoot mij dit heeft verteld. Dat zal wel in 2003 zijn geweest.”
[…]
“Ik heb een beroep op de vernietiging van de overeenkomsten gedaan op advies van mijn echtgenoot. Ik weet niet waarom hij mij heeft geadviseerd om acht van de in totaal vijftien overeenkomsten te vernietigen en de overige zeven niet.”
[…]
“Er is een aantal malen een dame bij ons thuis op bezoek geweest om financiële zaken te bespreken. Wat zij precies kwam doen weet ik niet. Ik weet ook niet meer hoe vaak zij op bezoek is geweest. De gesprekken tussen die dame en mijn echtgenoot vonden plaats in de huiskamer. Ik was daarbij niet aanwezig, omdat ik dat niet wilde en omdat ik mijn eigen dingen moest doen. Ik had geen goed gevoel bij die dame omdat zij veel te amicaal deed.”
[echtgenoot eiseres] heeft onder meer verklaard:
[…]
“Daarnaast heb ik enkele effectenlease-overeenkomsten gefinancierd door middel van het afsluiten van een lening bij een bank voor NLG 50.000,--. Ik veronderstel dat ik die lening samen met mijn echtgenote heb afgesloten.”
[…]
6.13. In de verklaringen van de getuigen en uit hetgeen partijen hierover in hun conclusies na enquête hebben opgemerkt zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat [eiseres] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren en het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Immers, uit de verklaring van [eiseres] volgt juist dat zij zich omtrent de betreffende periode weinig meer herinnert. Hieruit kan, juist gelet op de op [eiseres] rustende last om de voorshands als juist aangenomen stelling van Dexia te ontzenuwen, niet zonder meer de gevolgtrekking worden getrokken dat zij niet eerder dan 28 november 2002 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten. Dat [eiseres] zich van de betreffende periode weinig meer herinnert hoort derhalve voor haar risico te blijven. Voorts is de enkele, verder niet onderbouwde stelling dat zij zich niet met de financiële zaken van de huishouding bemoeide onvoldoende om het bewijsvermoeden te ontzenuwen, te meer nu [echtgenoot eiseres] heeft verklaard dat hij samen met [eiseres] een lening bij een bank van NLG 50.000,-- heeft afgesloten. Er moet derhalve van uit worden gegaan dat [eiseres] reeds eerder dan 28 november 2005 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten.
Proceskosten
6.14. Gelet op de uitslag van de procedure dient [eiseres] te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen van [eiseres] af;
II. veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op € 1.500,-- voor salaris van gemachtigde, een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
III. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter