ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3688

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1028835 / DX EXPL 09-99
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vernietiging van een effectenlease-overeenkomst en de gevolgen daarvan voor de echtgenoot

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. over de rechtsgeldigheid van een effectenlease-overeenkomst die door [persoon 1] was aangegaan. De procedure is gestart door [eiseres], die stelt dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de lease-overeenkomst, en dat deze daarom rechtsgeldig is vernietigd op basis van artikel 1:89 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia de rechtsopvolgster is van Bank Labouchere N.V. en Legio Lease B.V. en dat [persoon 1] de lease-overeenkomst heeft ondertekend zonder schriftelijke toestemming van [eiseres]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het recht om de lease-overeenkomst te vernietigen toekomt aan de niet-handelende echtgenoot, in dit geval [eiseres]. De kantonrechter heeft ook de verjaring van het vernietigingsrecht beoordeeld en geconcludeerd dat Dexia niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [eiseres] eerder op de hoogte was van de lease-overeenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, waarbij Dexia werd veroordeeld tot terugbetaling van de door [persoon 1] betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd Dexia veroordeeld om de registratie bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel ongedaan te maken. De proceskosten werden eveneens aan Dexia opgelegd.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 1028835 / DX EXPL 09-99
Vonnis van: 4 november 2009
F.no.: 694
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
nader te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering ex art. 843a Rv, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- het vonnis in het incident van 19 augustus 2009 waarbij tevens een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2009 met de daarin genoemde stukken.
1.2. Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
2. De feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2 [persoon 1] heeft de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
[nr] 27-04-2000 WinstVerDriedubbelaar € 14.415,84 36 maanden € 69,45 per maand
2.3. In totaal heeft [persoon 1] op grond van de lease-overeenkomst € 2.430,75 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald en heeft Dexia € 7,95 aan [persoon 1] uitgekeerd.
2.4. Per 28 april 2003 heeft Dexia met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld volgens welke [persoon 1] nog € 6.875,61 was verschuldigd.
2.5. [eiseres] heeft [persoon 1], met wie zij ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
2.6. [persoon 1] heeft een zogenoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod) ondertekend. Deze overeenkomst bood [persoon 1] bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop een eventuele restschuld na het einde van de looptijd van een lease-overeenkomst kon worden voldaan.
2.7. Het Dexia Aanbod (waarin [persoon 1] als “Deelnemer” wordt aangeduid) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]”.
2.8. Op grond van het Dexia Aanbod heeft [persoon 1] ervoor gekozen de restschuld te voldoen middels een renteloze lening. Op deze renteloze lening heeft [persoon 1] een bedrag van € 2.014,05 afgelost.
2.9. [eiseres] heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
2.10. Bij brief van 22 september 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [eiseres] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomst vernietigd. Bij brief van 26 oktober 2005 heeft Dexia de ontvangst van voornoemde brief bevestigd en aangegeven de vernietiging niet te accepteren en daarin niet te berusten.
2.11. [persoon 1] is op 14 mei 2009 overleden.
3. Vorderingen [eiseres]
3.1 [eiseres] vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomst door de vernietigingsbrief buitengerechtelijk is vernietigd, althans deze te vernietigen, en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomst is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiseres] dat Dexia de registratie van [persoon 1] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt. Ten slotte vordert [eiseres] Dexia te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
4. Standpunten [eiseres]
4.1 [eiseres] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus haar toestemming behoefde ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
5. Standpunten Dexia
5.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres]. Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, allereerst aan dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen omdat [persoon 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Verder stelt zij zich op het standpunt dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering. Dexia stelt dat artikel 1:88 BW dientengevolge niet van toepassing is zodat van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake is. Tenslotte stelt Dexia dat de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomst is verjaard.
6. Beoordeling
Dexia Aanbod
6.1. Zoals hierboven al is vastgesteld, is het Dexia Aanbod wel door [persoon 1], maar niet door [eiseres] ondertekend. Door de ondertekening van deze overeenkomst door [persoon 1] heeft hij weliswaar afstand gedaan van zijn rechten, maar niet van de rechten van [eiseres]. Het recht om de lease-overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Het Dexia Aanbod ligt derhalve niet aan toewijzing van de vorderingen in de weg.
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
6.2. Dexia heeft aangevoerd dat geen sprake is van aflevering en derhalve niet van huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [persoon 1] het volledige risico van de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter is dit in casu het geval.
6.3. Dat [persoon 1], zoals Dexia heeft aangevoerd, naast de maandelijkse termijnen een premie verschuldigd is en de dividenden in mindering worden gebracht op deze premie, maakt dit niet anders. Immers, in een dergelijk geval geniet [persoon 1] het aan het dividend verbonden voordeel door middel van vermindering van zijn betalingsverplichting. Derhalve is sprake van verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop.
6.4. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomst van toepassing is, zodat [persoon 1] voor het aangaan van de lease-overeenkomst de toestemming van [eiseres] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiseres] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Verjaring
6.5. Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiseres] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomst.
6.6. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
6.7. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. De lease-overeenkomst is op 27 april 2000 aangegaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [eiseres] vanaf dat moment weet had van de overeenkomst en het beroep op de vernietiging van de overeenkomst derhalve te laat is gedaan. Deze stelling is echter naar het oordeel van de kantonrechter in haar algemeenheid onvoldoende om bekendheid van [eiseres] met de beslissing van [persoon 1] tot het aangaan van de lease-overeenkomst aan te nemen. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het eerdergenoemde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009.
6.8. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat het in Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat een echtpaar een zogenoemde en/of-rekening heeft die op hun beider naam staat. Dit was vanaf juli 2002 ook het geval in het gezin van [persoon 1] en [eiseres], waardoor [eiseres] uiterlijk vanaf dat moment van de lease-overeenkomst moet hebben geweten nu de termijnen van de lease-overeenkomst van deze rekening zijn betaald.
6.9. Tenslotte heeft Dexia aangevoerd dat [eiseres] voor 22 september 2002 op de hoogte van de lease-overeenkomst moet zijn geweest omdat zij ook voor die tijd medevennoot was in een V.O.F. die haar echtgenoot leidde en zij daarin gerechtigd was om transacties te doen tot € 5.000,-.
6.10. [eiseres] heeft uitvoerig en gedetailleerd betwist dat zij reeds in juli 2002 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst. Tot 22 juli zijn de betalingen op grond van de lease-overeenkomst gedaan van een bankrekening die alleen op naam van [persoon 1] stond (hierna: de bankrekening). Op 20 mei 2002 heeft [persoon 1] een hersenbloeding gehad. Naar aanleiding daarvan is de bankrekening omgezet in een en/of-rekening (voor het geval [persoon 1] zou komen te overlijden). De betalingen op grond van de lease-overeenkomst hebben derhalve eerst vanaf 22 juli 2002 plaatsvonden van een en/of-rekening. [eiseres] bemoeide zich in die periode niet met de financiële gang van zaken in het gezin. Zij was druk met haar wijlen echtgenoot die toen in het ziekenhuis lag en vervolgens in het revalidatiecentrum verbleef. Haar zoon heeft in die periode de administratie van haar echtgenoot overgenomen. Met de V.O.F. van haar echtgenoot heeft zij nooit enige bemoeienis gehad. Zij vermoedt dat zij medevennoot was om fiscale redenen. [persoon 1] heeft haar pas in 2003, rond de tijd dat hij het Dexia Aanbod ontving, van de lease-overeenkomst verteld.
6.11. Hoewel de kantonrechter, zoals zij ter comparitie reeds heeft aangegeven, het feit dat er betalingen zijn gedaan van een en/of-rekening in het algemeen als een sterk aanknopingspunt ziet om wetenschap van het bestaan van de lease-overeenkomst te veronderstellen bij de echtgenoot die een beroep op vernietiging doet, ziet zij dit in dit geval anders. Aangezien de bankrekening eerst op 22 juli 2002 is omgezet in een en/of-rekening, zijn er in de voor de beoordeling van de verjaring relevante periode slechts twee termijnen afgeschreven van de desbetreffende en/of-rekening, aangezien de verjaringstermijn is gaan lopen op 22 september 2002, te weten drie jaren voorafgaande aan de vernietigingsbrief van 22 september 2005. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiseres], de door haar aangegeven reden waarom de bankrekening mede op haar naam is gezet en de bijzondere omstandigheden waarin zij in die periode verkeerde, is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid dat er twee afschrijvingen hebben plaatsgevonden van de bankrekening nadat deze mede op haar naam was gezet, onvoldoende onderbouwing vormen van de stelling van Dexia dat [eiseres] reeds vóór september 2002 van het bestaan van de lease-overeenkomst op de hoogte was. Het enkele feit dat [eiseres] (op papier) medevennoot was in de V.O.F., maakt dit niet anders. Uit al het voorgaande volgt dat Dexia haar stelling dat het vernietigingsrecht is verjaard, onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan en aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het beroep op verjaring wordt verworpen en er moet derhalve van worden uitgegaan dat [eiseres] de lease-overeenkomst tijdig, dat wil zeggen, binnen drie jaar nadat zij begin 2003 van het bestaan ervan op de hoogte raakte, rechtsgeldig heeft vernietigd.
6.12. Nu de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd dienen alle betalingen van [persoon 1] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [persoon 1] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen, die [persoon 1] ook had kunnen instellen. De vordering van [eiseres] dat alle betalingen voortvloeiende uit het aangaan van de lease-overeenkomst dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Onder deze betalingen worden mede begrepen de bedragen die zijn betaald nadat [persoon 1] ter uitvoering van het Dexia Aanbod heeft geopteerd voor de zogenoemde renteloze lening. Immers, nu de uit de lease-overeenkomst voortgekomen restschuld met de vernietiging van die overeenkomst is komen te vervallen, zijn deze betalingen onverschuldigd verricht.
6.13. Op grond van de lease-overeenkomst heeft [persoon 1] in totaal € 4.444,80 (termijnen plus aflossing renteloze lening) aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 7,95 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in mindering dient te worden gebracht zodat per saldo een bedrag van € 4.436,85 dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
6.14. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. Uit de brief van Dexia van 26 oktober 2005 mocht [eiseres] afleiden dat Dexia tekort zou schieten in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen. In een dergelijk geval treedt verzuim in zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 26 oktober 2005 over het totaal van de voor die datum door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [persoon 1] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 26 oktober 2005 door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 26 oktober 2005 door [persoon 1] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
Verrekening
6.15. Volgens Dexia heeft [persoon 1] de garantie van artikel 5.1.4 van het Dexia Aanbod geschonden. In verband met de schending van deze garantie zou Dexia een vordering tot schadevergoeding op [persoon 1] hebben, waarvan de omvang noodzakelijkerwijs gelijk is aan het bedrag dat [eiseres] in verband met de vernietiging zou worden toegewezen. Dexia heeft zich in dit verband beroepen op verrekening van deze vordering op [persoon 1] met de vordering die [eiseres] op Dexia heeft.
6.16. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien dat Dexia een tegenvordering op [persoon 1] zou hebben welke voor verrekening in aanmerking komt. Immers, onduidelijk is welke in artikel 5.1.4. van het Dexia Aanbod opgenomen garantie door [persoon 1] zou zijn geschonden, nu noch door, noch namens hem een vordering is ingesteld.
BKR registratie
6.17. Nu [persoon 1] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft (noch op grond van de lease-overeenkomst, noch op grond van de renteloze lening), zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Overige stellingen
6.18. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
6.19. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Buitengerechtelijke kosten
6.20. Voor zover [eiseres] buitengerechtelijke kosten vordert worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [eiseres] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.21. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiseres] te betalen € 4.436,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 26 oktober 2005 door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [persoon 1] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 26 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 26 oktober 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 208,-
- voor salaris van gemachtigde € 700,-
totaal: € 908,-
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [persoon 1] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst (en de renteloze lening) meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter