ECLI:NL:RBAMS:2009:BK2966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-525547-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, diefstal met geweld en bedreiging met zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 november 2009 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing, diefstal met geweld en bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte zes verschillende feiten die zich in de periode van juni tot juli 2009 in Amstelveen hebben voorgedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 juni 2009 een medewerker van de dierenspeciaalzaak Dierenvreugd heeft gedwongen tot de afgifte van geld door middel van bedreiging met een mes. Op 29 juni 2009 heeft hij een soortgelijke overval gepleegd op de kledingwinkel The Factory Junior, waarbij hij ook een mes gebruikte om de medewerkster te bedreigen. Daarnaast heeft de verdachte op 8 juli 2009 een medewerker van de Albert Heijn bedreigd en gedwongen om geld af te geven, eveneens met een mes. De rechtbank heeft de verdachte op basis van getuigenverklaringen en herkenningen door de slachtoffers veroordeeld voor de feiten 2, 4, 5 en 6, maar sprak hem vrij van de feiten 1 en 3, omdat er onvoldoende bewijs was voor de herkenning van de verdachte door de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een korte periode schuldig had gemaakt aan een reeks gewelddadige overvallen, wat ernstige gevolgen had voor de slachtoffers, die langdurig psychisch leed ondervonden van de gebeurtenissen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/525547-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 5 november 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Demersluis” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2009.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1. hij op of omstreeks 02 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 700 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan IJssalon 'T IJs van Columbus en/of [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde ijssalon is binnengegaan en/of naar de toonbank is gelopen en/of een sjaal voor zijn, verdachtes gezicht heeft gedaan en/of tegen die [naam 1] heeft gezegd: "Ik wil geld" of woorden van gelijke strekking of aard en/of (vervolgens) een mes, in elk een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gepakt en/of voornoemd mes of voornoemd scherp en/of puntig voorwerp op die [naam 1] heeft gericht en/of tegen die [naam 1] heeft gezegd: "Ik meen het" en/of "Sneller, sneller, opschieten" en/of "Geen rare dingen, blijf rustig" of (telkens) woorden van gelijke strekking of aard;
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 10 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 245 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dierenspeciaalzaak Dierenvreugd (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde dierenspeciaalzaak is binnengegaan en/of naar de toonbank is gelopen en/of tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Ik ben een vriend van jouw baas en ik krijg nog geld van hem" of woorden van gelijke strekking of aard en/of (vervolgens) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gepakt en/of met voornoemd mes of voornoemd scherp en/of puntig voorwerp naar die [naam 3] heeft gewezen en/of een of meer ma(a)l(en) tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Open de kassa en geef mij het papiergeld" en/of "Blijf rustig" en/of "Je moet luisteren" en/of "Wat ga je doen? Je gaat niet bellen. Loop mee naar achter" of (telkens) woorden van gelijke strekking of aard en/of achter die [naam 3] naar het magazijn is gelopen en/of (vervolgens) tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Ga op de grond liggen" en/of "Je moet tien minuten blijven liggen. Je mag niet eerder opstaan, want ik blijf voor je winkel hangen. Zie ik je eerder, dan heb je een probleem" of woorden van gelijke strekking of aard;
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
3. hij op of omstreeks 16 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig geldbedrag (ongeveer 394,80 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kadowinkel "Home sweet home" en/of [naam 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde kadowinkel is binnengegaan en/of naar de toonbank (waarachter die [naam 5] stond) is gelopen en/of een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gepakt en/of voornoemd mes of voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [naam 5] heeft gehouden en/of tegen die [naam 5] heeft gezegd: "Dit is geen geintje. Dit is echt. Ik wil geld" of woorden van gelijke strekking of aard en/of met een been op voornoemde toonbank is geklommen;
Artikel 312 Wetboek van Strafrecht
of
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [[naam 5] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 394,80 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kadowinkel "Home sweet home" en/of [naam 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde kadowinkel is binnengegaan en/of naar de toonbank (waarachter die [naam 5] stond) is gelopen en/of een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gepakt en/of voornoemd mes of voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [naam 5] heeft gehouden en/of tegen die [naam 5] heeft gezegd: "Dit is geen geintje. Dit is echt. Ik wil geld" of woorden van gelijke strekking of aard en/of met een been op voornoemde toonbank is geklommen;
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
4. hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 370 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kledingwinkel "The Factory Junior", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde kledingwinkel is binnengegaan en/of naar die [naam 6] is gelopen en/of een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gepakt en/of met voornoemd mes of voornoemd scherp en/of puntig voorwerp naar die [naam 6] heeft gewezen en/of tegen die [naam 6] heeft gezegd: "Dit is geen grap, doe wat ik zeg, maak de kassalade open" en/of "Open de kassa en geef mij het geld" en/of "Ga naar het magazijn" of (telkens) woorden van gelijke strekking of aard en/of achter die [naam 6] is meegelopen naar voornoemd magazijn en/of tegen die [naam 6] heeft gezegd: "Ga op de grond liggen" en/of "Wacht tot ik zeg dat je weer mag opstaan" of woorden van gelijke strekking of aard;
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
5. hij op of omstreeks 08 juli 2009 te Amstelveen [naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand(en) die [naam 7] bij zijn nek gegrepen en/of een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getrokken en/of (daarbij) voornoemde [naam 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom, we gaan het uit knokken" en/of "Kom nu mee naar het steegje", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht
6. hij op of omstreeks 08 juli 2009 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig geldbedrag (ongeveer 420 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde Albert Heijn is binnengegaan en/of naar de informatiebalie is gelopen en/of een dreigende houding heeft aangenomen en/of (dreigend) tegen die [naam 7] heeft gezegd: "Vriend, geef mij nu je kassa" en/of "Hou je mond" of (telkens) woorden van gelijke strekking of aard;
Artikel 312 Wetboek van Strafrecht
of
hij op of omstreeks 08 juli 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 7] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag (ongeveer 420 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde Albert Heijn is binnengegaan en/of naar de informatiebalie is gelopen en/of (dreigend) tegen die [naam 7] heeft gezegd: "Vriend, geef mij nu je kassa" en/of "Hou je mond" of (telkens) woorden van gelijke strekking of aard.
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 telastegelegde bewezen dient te worden geacht. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Op 8 juli 2009 stond [naam 3], aangever van feit 2 voor de Albert Heijn toen iemand hem om een vuurtje vroeg. [naam 3] had meteen de indruk dat de vuurtjesvrager degene was die op 10 juni 2009 de dierenspeciaalzaak had overvallen. Toen hij later vernam dat de Albert Heijn was overvallen, is hij uit eigen beweging aldaar camerabeelden gaan bekijken. Daarop herkende hij de overvaller als een en dezelfde persoon. Daarna heeft [naam 3] verdachte herkend tijdens een fotoconfrontatie.
Aangeefster [naam 1], herkent op de camerabeelden van de overval op de Albert Heijn de overvaller als de persoon die ook de ijssalon ’t IJs van Columbus heeft overvallen.
De politie neemt een capuchon en shirt met strepen waar. Deze kleding is gelijkend op de kleding die verdachte bij een eerdere aanhouding heeft gedragen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen dient te worden geacht.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 en 3 tenlastegelegde. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De aangeefsters [naam 1] en [naam 8] bij feit 1 geven een algemeen signalement. Getuige [naam 9] heeft een jongen op het terras zien zitten die voldeed aan het signalement van de dader. Tijdens een fotoconfrontatie herkent [naam 9] verdachte echter niet als zodanig.
[naam 1] is nader gehoord nadat zij contact had gehad met [naam 3], aangever van feit 2. Ook het signalement dat [naam 3] heeft gegeven is erg algemeen. De modus operandi bij de beide overvallen was niet hetzelfde. Alleen bij feit 2 is een personeelslid meegenomen naar het magazijn.
[naam 3] heeft [naam 1] verteld dat de overvaller op de camerabeelden van de Albert Heijn dezelfde man is als de overvaller op de dierenwinkel. [naam 1] kwam dus volledig ingelicht bij de Albert Heijn om de camerabeelden te bekijken. Op de camerabeelden is niet te zien hoe lang de man is, wat voor haar hij heeft en of hij op zijn doel afloopt. [naam 1] kan hem daar dus niet werkelijk aan hebben herkend. De herkenningen door [naam 1] en [naam 3] kunnen niet tot het bewijs van feit 1 dienen. Aldus blijft alleen de aangifte met het algemene signalement over.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
De rechtbank acht, met de raadsvrouw, niet bewezen hetgeen onder 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de (foto)afdrukken van de camerabeelden, zoals die zich in het dossier bevinden, niet met zekerheid kan worden opgemaakt dat de persoon op deze beelden als de verdachte kan worden herkend. Samen met het feit dat [naam 1] reeds van [naam 3] had vernomen dat hij op deze camerabeelden de overvaller op zijn dierenwinkel had herkend, leidt dit ertoe dat bij de rechtbank twijfels bestaan over de herkenning van verdachte door [naam 1]. Het dossier bevat ook verder onvoldoende steun voor de conclusie van [naam 1] dat de overvaller op de Albert Heijn dezelfde persoon is als degene die de ijssalon had overvallen. Daar komt bij dat degene die de Albert Heijn heeft overvallen andere kleding lijkt te dragen dan de man die de ijssalon heeft overvallen, dat het haar van de overvaller op Albert Heijn op de camerabeelden niet is te zien en dat diens lichaamslengte daarop moeilijk is in te schatten. Dat de dader in beide gevallen recht op zijn doel af zou hebben gelopen, is onvoldoende onderscheidend om te concluderen dat in beide gevallen dezelfde persoon de overval heeft gepleegd.
De modus operandi bij de overval op de ijssalon was in elk geval onvoldoende gelijkend op de modus operandi bij de overval op de dierenspeciaalzaak.
Het dossier bevat dus onvoldoende steun voor de conclusie van [naam 1] dat de overvallen op de ijssalon en de dierenspeciaalzaak door een en dezelfde dader moeten zijn gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
Voorts acht de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2. op 10 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld[naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van 245 euro toebehorende aan dierenspeciaalzaak Dierenvreugd, filiaal [adres], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte voornoemde dierenspeciaalzaak is binnengegaan en naar de toonbank is gelopen en tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Ik ben een vriend van jouw baas en ik krijg nog geld van hem” en vervolgens een mes heeft gepakt en met voornoemd mes naar die [naam 3] heeft gewezen en meermalen tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Open de kassa en geef mij het papiergeld” en "Blijf rustig” en "Je moet luisteren” en "Wat ga je doen? Je gaat niet bellen. Loop mee naar achter” of telkens woorden van gelijke strekking of aard en achter die [naam 3] naar het magazijn is gelopen en vervolgens tegen die [naam 3] heeft gezegd: "Ga op de grond liggen” en "Je moet tien minuten blijven liggen. Je mag niet eerder opstaan, want ik blijf voor je winkel hangen. Zie ik je eerder, dan heb je een probleem”;
4. op 29 juni 2009 te Amstelveen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van 370 euro toebehorende aan kledingwinkel "The Factory Junior”, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte voornoemde kledingwinkel is binnengegaan en naar die [naam 6] is gelopen en een mes heeft gepakt en met voornoemd mes naar die [naam 6] heeft gewezen en tegen die [naam 6] heeft gezegd: "Dit is geen grap, doe wat ik zeg, maak de kassalade open” en "Open de kassa en geef mij het geld” en "Ga naar het magazijn” of woorden van gelijke strekking of aard en achter die [naam 6] is meegelopen naar voornoemd magazijn en tegen die [naam 6] heeft gezegd: "Ga op de grond liggen" en "Wacht tot ik zeg dat je weer mag opstaan" of woorden van gelijke strekking of aard;
5. op 8 juli 2009 te Amste[naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam 7] bij zijn nek gegrepen en een mes getrokken en daarbij voornoemde [naam 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom, we gaan het uit knokken” en "Kom nu mee naar het steegje”;
6. op 8 juli 2009 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 420 euro toebehorende aan Albert Heijn, filiaal [adres], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte voornoemde Albert Heijn is binnengegaan en naar de informatiebalie is gelopen en een dreigende houding heeft aangenomen en dreigend tegen die [naam 7] heeft gezegd: "Vriend, geef mij nu je kassa” en "Hou je mond”.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. Waardering van het bewijs
5.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen dient te worden geacht. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
[naam 3] heeft verdachte herkend als de man die hem op 8 juli 2009 om een vuurtje vroeg. Die herkenning is heel betrouwbaar. [naam 3] was op dat moment niet bedacht op een herkenning, maar herkende opeens iemand als de man die hem heeft overvallen. Dat lijkt in wezen heel erg op een meervoudige confrontatie, want er is geen aanleiding om uit te gaan van vooringenomenheid. Op de camerabeelden heeft [naam 3] de overvaller van de Albert Heijn herkent als de man die hem om een vuurtje vroeg. Het onder 2 tenlastegelegde kan dus bewezen worden.
[naam 6] heeft aangifte gedaan van de overval op kinderkledingwinkel ‘The factory junior’ en verdachte bij een fosloconfrontatie herkend. Het onder 4 telastegelegde kan op grond hiervan bewezen worden.
[naam 3] heeft verdachte in de buurt van de Albert Heijn gezien, waar aangever [naam 7] is bedreigd en waar vervolgens een uur à anderhalf uur later de overval plaatsvond. Verdachte is door [naam 7] bij een fosloconfrontatie herkend als de persoon die hem heeft bedreigd. [naam 3] heeft ook de beelden van de overval op de Albert Heijn gezien en verdachte herkend. Ook het onder 5 en 6 telastegelegde kan derhalve bewezen worden.
Bij alle feiten is dezelfde modus operandi gebruikt. Verdachte liep snel naar binnen, gaf een inleiding, toonde een mes en vertrok snel weer. Ook het signalement is bij alle feiten hetzelfde.
Bij zijn aanhouding heeft verdachte gezegd dat hij “wel wat heeft gedaan”. Het is niet aannemelijk dat hij op dat moment dacht dat hij werd aangehouden voor een winkeldiefstal. Verdachte weet, gezien zijn justitiële documentatie, namelijk hoe dit soort dingen werken. De familie van verdachte denkt dat verdachte dingen steelt en maakt zich grote zorgen over hem.
Verdachte heeft niets tegenover dit alles gesteld, terwijl wel vast lijkt te staan dat hij op 8 juli 2009 bij die Albert Heijn in de buurt was. Dat kan worden meegewogen in de betrouwbaarheid van de herkenningen.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het onder 2, 4 en 5 telastegelegde niet bewezen dient te worden geacht. De raadsvrouw heeft hiertoe onder andere het volgende aangevoerd.
De aangever bij feit 2 komt met een heel algemeen signalement, zo algemeen dat eerst iemand anders in beeld komt als verdachte.
[naam 3] meldt zich op 9 juli 2009 bij de politie. Hij zou de man die hem om een vuurtje vroeg, hebben herkend aan zijn manier van kijken. Dat kan niet kloppen want volgens de aangifte had de overvaller zijn capuchon over zijn ogen. Het lijkt erop dat er wordt geredeneerd naar een herkenning.
In zijn aangifte schat [naam 3] de lengte van de overvaller op 1.80 meter. De man die hem om een vuurtje vroeg, schat hij echter op 1.90 meter. Als deze man de overvaller was, ligt het voor de hand dat [naam 3] in zijn aangifte had verklaard dat de overvaller ongeveer even lang was als hij.
Het kan niet anders of [naam 3] herkent de overvaller van de Albert Heijn als de man die hem om een vuurtje vroeg (en niet als degene die de dierenspeciaalzaak had overvallen). Ook bij de fosloconfrontatie herkent [naam 3] de man die hem om een vuurtje vroeg. Daaruit volgt echter nog niet dat [naam 3] op de beelden en bij de fosloconfrontatie de overvaller op de dierenspeciaalzaak herkent. Verdachte dient dus te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Ook bij feit 4 geeft de aangeefster een algemeen signalement. De fosloconfrontatie vindt pas een maand later plaats zodat de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door aangeefster ernstig moet worden betwijfeld.
In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, gepubliceerd in de nieuwsbrief strafrecht van 18 oktober 2009, heeft de rechtbank geen waarde gehecht aan een negatieve fosloconfrontatie omdat er objectieve bewijsmiddelen waren op grond waarvan kon worden geconcludeerd dat verdachte de dader was. Die redenering kan worden omgedraaid. In dit geval is er een positieve fosloconfrontatie, maar zijn er geen objectieve bewijsmiddelen die dit ondersteunen. Er zit een gokelement in een fosloconfrontatie. De overvaller had een pet op en droeg een zonnebril en de overval ging erg snel. Kritisch kijkend naar de herkenning door [naam 6], is die herkenning dus onvoldoende om verdachte te kunnen veroordelen en dient hij te worden vrijgesproken van dit feit.
De fosloconfrontatie bij feit 5 heeft kort na het feit plaatsgevonden. De aangever herkent verdachte als de persoon die hij in het steegje heeft gezien. Er is echter geen steunbewijs waaruit blijkt dat verdachte aangever heeft bedreigd. Er had meer onderzoek gedaan kunnen worden. Dat dit niet is gebeurd, moet als ontlastend beschouwd worden. Verdachte dient dus van dit feit te worden vrijgesproken.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
5.3.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:[naam 3] was op 10 juni 2009 om 16:20 uur werkzaam in dierenspeciaalzaak “Dierenvreugd” op het adres [adres] te Amstelveen. Er kwam een man de winkel binnenlopen. De man kwam naar de toonbank lopen. De man zei: “Ik ben een vriend van jouw baas en ik krijg nog geld van hem”. De man haalde vervolgens een mes tevoorschijn en wees met dat mes naar [naam 3]. De man zei: “Open de kassa en geef mij het papiergeld”. Hij herhaalde een paar keer dat [naam 3] rustig moest blijven en moest luisteren. [naam 3] heeft de kassalade open gemaakt en het papiergeld aan de man gegeven. Hierna zei de man: “Wat ga je doen? Je gaat niet bellen. Loop mee naar achter”. De man liep achter [naam 3] aan naar het magazijn. Hij zei: “Ga op de grond liggen”. Nadat [naam 3] was gaan liggen, zei de man: “Je moet 10 minuten blijven liggen. Je mag niet eerder opstaan, want ik blijf voor je winkel hangen. Zie ik je eerder, dan heb je een probleem”. De man sprak steeds op boze, dreigende toon. De man droeg een grijs vest met een capuchon en had een rood/blond baartje van ongeveer 2 dagen. [naam 3] heeft van zijn baas gehoord dat er € 245,- is gestoleni.
[naam 3] stond op 8 juli 2009 rond 18:30 uur nabij de ingang van het winkelcentrum Groenhof te Amstelveen bij de Albert Heijn. Er kwam een man op hem af die hem om een vuurtje vroeg. Op het moment dat [naam 3] een vuurtje gaf, kreeg hij een onbehaaglijk gevoel en had het idee dat dit de overvaller was van een maand geleden. Hij kreeg dit door de combinatie van zijn stem, zijn ongeschoren baardje, zijn manier van kijken en zijn vest.
De volgende dag op 9 juli 2009 vernam [naam 3] dat de betreffende Albert Heijn was overvallen. Hij heeft de beelden van de overvaller bekeken. Hij herkende deze man als een man die hem op 8 juli 2009 nabij de Albert Heijn om een vuurtje had gevraagd. Hij herkende de man met name aan zijn vest met naast de rits witte strepenii.
Op 8 juli 2009 is [naam 6] bedreigd door een blanke man, die een vest, met naast de rits witte strepen, droegiii. [naam 7] wees tijdens een fosloconfrontatie verdachte aan als deze man iv.
Op 13 juli 2009 is [naam 3] middels een fosloconfrontatie met verdachte geconfronteerd. Binnen 15 seconden wees hij uit eigen beweging de foto van verdachte aan en zei: “Ja, dat is hem. Godverdomme ik weet het zeker, die blik in zijn ogen en die manier van kijken”. De verbalisant nam waar dat [naam 3] kortademig werd en angstig keek. [naam 3] zei angstgevoelens te hebben v.
Ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
Op 29 juni 2009 was [naam 6] aan het werk in kinderkledingwinkel “The Factory Junior” in Amstelveen. Een man liep de winkel in, naar haar toe. De man zei tegen haar dat ze de kassalade open moest maken. De man haalde een mes onder zijn shirt vandaan. De man wees naar haar met het mes en zei: “Dit is geen grap, doe wat ik zeg, maak de kassalade open”. Vervolgens zei de man: “Open de kassa en geef mij het geld”. [naam 6] gaf het papiergeld uit de kassalade aan de man. De man zei dat [naam 6] naar het magazijn moest gaan en is met haar meegelopen daar naartoe. De man zei dat ze in het magazijn op de grond moest gaan liggen en dat ze moest wachten tot hij zei dat ze weer op mocht staan.
[naam 6] hoorde later dat de buit € 370,- bedroeg vi.
[naam 6] is tijdens een fosloconfrontatie met verdachte geconfronteerd. De verbalisant nam waar dat de ogen van de getuige afdaalden naar de foto rechtsonder, dat zij heel even keek naar de rest van de foto’s en toen weer naar de foto rechtsonder keek. [naam 6] zei toen uit eigen beweging: “Ik zie het al” en wees de foto van verdachte aan als de foto van de overvaller vii.
Ten aanzien van het onder 5 telastegelegde:
Op 8 juli 2009 stond [naam 6] op de Bourgondischelaan te Amstelveen. Een collega vertelde hem dat een man zojuist zijn middelvinger naar haar had opgestoken. [naam 7] zag deze man staan. De man voldeed aan het volgende signalement: Blanke man met kort blond stekeltjeshaar. De man droeg een petje van het merk Nike. Verder droeg hij een vest met naast de rits witte strepen.
De man liep naar [naam 7] toe en er ontstond een discussie. Opeens greep de man [naam 7] bij zijn nek. Vervolgens ontstond er weer een discussie, waarbij de man zei: “Kom, we gaan het uit knokken”. Vervolgens trok de man een mes uit zijn broek en zei: “Kom nu mee naar het steegje”viii.
Op 17 juli 2009 is [naam 7] middels een fosloconfrontatie met verdachte geconfronteerd. [naam 7] wees na anderhalve seconde de foto van verdachte uit eigen beweging aan en zei: “Ik zie het gelijk, 100 procent, geen twijfel over mogelijk”. Hij verklaarde verdachte aan zijn gezicht te herkennen ix.
Op 8 juli 2009 pleegde een blanke man, die een vest, met daarop twee witte dunne verticale strepen, en een baseball pet droeg, een overval op de Albert Heijn op het adres [adres] x. Getuige[naam 3] wees tijdens een fosloconfrontatie verdachte aan als een persoon die hem om een vuurtje had gevraagd. Hij had op de camerabeelden van de Albert Heijn deze man herkend als de overvaller xi.
Ten aanzien van het onder 6 telastegelegde:
Op 8 juli 2009 stond [naam 7] bij de informatiebalie van de Albert Heijn op het adres [adres] te Amstelveen. Opeens zag hij een blanke jongen voor zich verschijnen. De man keek hem op een agressieve manier aan en zei: “Vriend, geef mij nu je kassa”. [naam 7] voelde zich bedreigd door de houding en de manier van spreken van de man. [naam 7] heeft de kassalade gepakt en op de toonbank gezet. De man greep met zijn rechterhand in de kassalade en pakte er briefgeld uit. Nadat hij dit had gedaan, vroeg [naam 7] hem of hij ook geld uit de andere kassa’s wilde. Hierop zei de man: “Hou je mond”. De man had een blanke huidskleur, droeg een vest met een capuchon en twee witte dunne verticale strepen over de linker en rechter borst en droeg een baseball pet xii. Er is € 420,- gestolen xiii.
Getuige[naam 3] hoorde op 9 juli 2009 dat de Albert Heijn was overvallen. Hij heeft de beelden van de overvaller bekeken. Hij herkende deze man aan zijn vest als een man die hem op 8 juli 2009 nabij de Albert Heijn om een vuurtje had gevraagd. Hij had het idee dat de man die hem om een vuurtje vroeg dezelfde man was als de man die hem een maand eerder had overvallen. Hij had dat gevoel onder andere door de manier van kijken van de man die hem om een vuurtje vroeg xiv. Op 13 juli 2009 is [naam 3] middels een fosloconfrontatie met verdachte geconfronteerd. Binnen 15 seconden wees hij uit eigen beweging de foto van verdachte en zei: “Ja, dat is hem. Godverdomme ik weet het zeker, die blik in zijn ogen en die manier van kijken”. De verbalisant nam waar dat [naam 3] kortademig werd en angstig keek. [naam 3] zei angstgevoelens te hebben xv.
Op 8 juli 2009 is [naam 6] bedreigd door een blanke man, die een petje van het merk Nike en een vest, met naast de rits witte strepen, droeg xvi. [naam 7] wees tijdens een fosloconfrontatie verdachte aan als deze man xvii.
5.3.2. Nadere bewijsoverwegingen
Herkenning door [naam 3]:
De raadsvrouw heeft betoogd dat de herkenning door [naam 3] van verdachte onbetrouwbaar is omdat hij de man herkende als degene die hem om een vuurtje vroeg en niet als de overvaller op de dierenspeciaalzaak. Daarnaast schat [naam 3] de man die hem op 8 juli 2009 om een vuurtje vroeg langer in dan de man die hem op 10 juni 2009 heeft overvallen. Ook kan [naam 3] de man die hem om een vuurtje vroeg niet aan zijn manier van kijken hebben herkend als de man die hem heeft overvallen omdat [naam 3] volgens hemzelf het gezicht van de overvaller niet heeft gezien.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Toen [naam 3] op 8 juli 2009 om een vuurtje gevraagd werd, was zijn oogmerk niet gericht op het herkennen van de man die hem had overvallen. Dat hij de vuurtjesvrager desondanks dacht te herkennen als “zijn” overvaller is een sterke en overtuigende aanwijzing dat deze man ook daadwerkelijk de overvaller was. Deze herkenning wordt ondersteund door de verklaring van [naam 3] dat hij op de camerabeelden van de overval op de Albert Heijn de man die de Albert Heijn op 8 juli 2009 heeft overvallen, heeft herkend als de man die hem om een vuurtje vroeg. Ook later bij een fosloconfrontatie heeft [naam 3] verdachte herkend als de man die hem om een vuurtje vroeg. Voorts komt het signalement van deze overvaller sterk overeen met het signalement van een man die eerder op diezelfde dag [naam 6] nabij de Albert Heijn heeft bedreigd. In beide gevallen was de dader een blanke man met een vest met witte strepen en een pet. Bij een fosloconfrontatie heeft [naam 7] verdachte herkend als zijn bedreiger.
Herkenning door [naam 6]:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het onder 4 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat er geen objectieve bewijsmiddelen zijn die de herkenning door [naam 6] ondersteunen en deze herkenning onvoldoende is om verdachte te kunnen veroordelen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij acht de herkenning door [naam 6] betrouwbaar. [naam 6]s blik viel tijdens de fotoconfrontatie meteen op de foto van verdachte en zij heeft hem daarna uit eigen beweging aangewezen. Er zijn geen omstandigheden gebleken die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door [naam 6].
Bedreiging:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde omdat er, anders dan de aangifte, geen bewijs is dat de bedreiging ondersteund.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [naam 7] noch aan de betrouwbaarheid van diens herkenning. Voor bewezenverklaring is niet vereist dat elk onderdeel van de telastelegging wordt “gedekt” door twee bewijsmiddelen. Het verweer wordt verworpen.
Herkenning door [naam 6]:
De rechtbank overweegt dat de [naam 7]s herkenning van verdachte als diens bedreiger kan dienen tot het bewijs dat verdachte de persoon is geweest die het onder 2 en 6 telastegelegde heeft gepleegd. Het signalement van de bedreiger komt in zeer sterke mate overeen met het signalement dat [naam 3] heeft gegeven van de man die hem op 8 juli 2009, de dag dat [naam 7] werd bedreigd, om een vuurtje vroeg. Volgens [naam 3] heeft deze man de overval op de dierenspeciaalzaak heeft gepleegd. [naam 3] heeft verdachte herkent als deze man.
Daarnaast komt het signalement sterk overeen met het signalement dat [naam 7] heeft gegeven van de man die op 8 juli 2009 de Albert Heijn heeft overvallen. [naam 3] heeft deze man herkent als de man die hem om een vuurtje vroeg, dus als verdachte.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Voorts acht de officier van justitie de vorderingen van de benadeelde partijen[naam 3], [naam 6] en The Factory Junior / [W] geheel toewijsbaar en heeft hij gevorderd dat, ten aanzien van deze vorderingen, de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd. De officier van justitie is van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [[naam 5] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij ten aanzien van dit feit heeft gerequireerd tot vrijspraak.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat het inbeslaggenomen goed wordt teruggegeven aan de rechthebbende.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor compensatie in de vorm van matiging van de straf dient te volgen. Dit vormverzuim bestaat er uit dat de dossierstukken erg laat aan de procespartijen zijn aangeleverd en dat de moeder van verdachte op de avond van de overval op de Albert Heijn door politieagenten is bezocht, terwijl dit niet gerelateerd is.
Daarnaast verzoekt de verdediging het advies van de reclassering mee te wegen bij het bepalen van de strafmaat en verdachte, nu hij nooit eerder heeft deelgenomen aan een dergelijk traject, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde opname in een forensische verslavingskliniek
8.3. Het oordeel van de rechtbank
8.3.1. Strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks overvallen. Bij twee van de overvallen heeft hij gebruik gemaakt van een mes. Daarnaast heeft verdachte [naam 6] zowel mondeling als met een mes bedreigd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven als gevolg van hetgeen hen is overkomen nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, onder andere doordat zij zich niet meer veilig voelen in hun werkomgeving.
Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 juli 2009 is verdachte al meermalen veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij is zelfs op 19 juni 2009, ná de overval op dierenspeciaalzaak “Dierenvreugd”, nog veroordeeld voor een poging tot afpersing. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten en de documentatie van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank ziet echter aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe dat de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een bewezenverklaring van feit 1. De rechtbank heeft verdachte van dat feit echter vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de straf gematigd dient te worden omdat er sprake is geweest van een vormverzuimen zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Immers is de moeder van verdachte op de avond van de overval op de Albert Heijn bezocht door politieagenten, zonder dat dit is gerelateerd in een proces-verbaal en heeft de verdediging een aantal processtukken pas erg laat ontvangen.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de moeder van verdachte in het kader van de in deze zaak tenlastegelegde feiten op 8 juli 2009 is bezocht door politieagenten en dat, ook al zou dit wel het geval zijn, dit op zichzelf nog geen vormverzuim oplevert zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De late aanlevering van de processtukken door het Openbaar Ministerie verdient geen schoonheidsprijs, maar kan niet worden gekwalificeerd als vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat rekening dient te worden gehouden met het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde opname in een forensische verslavingskliniek. De rechtbank overweegt dat de documentatie en de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte geen aanleiding geven om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is al meerdere malen veroordeeld voor soortgelijke feiten en daarbij is ook al meermalen een (deels) voorwaardelijke straf opgelegd. Verdachte is hierdoor nooit bewogen tot afzien van zijn criminele gedrag.
8.3.2. Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 3] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezengeachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 508,36 (vijfhonderdacht euro en zesendertig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [naam 6]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 6] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezengeachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 650,- (zeshonderdvijftig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van The Factory Junior / [W]:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij The Factory Junior / [W] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 388,- (driehonderdachtentachtig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van The Factory Junior / [W] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [naam 5]:
Nu verdachte is vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [naam 5] in de vordering niet-ontvankelijk is.
8.3.3. Teruggave inbeslaggenomen goederen
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 1.00 STK Cd-rom
TDK
Beelden vanuit Café ’t groentje (3642673),
dient teruggegeven te worden aan de rechthebbende.
8.3.4. De voorlopige hechtenis
De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte onmiddellijk opgeheven diende te worden omdat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte schijnbaar is opgespoord door een tap op de telefoon zijn vriendin, gevolgd door een stelselmatige observatie. Het bevel dat ten grondslag zou liggen aan die stelselmatige observatie bevindt zich niet in het dossier zodat niet kan worden vastgesteld dat de stelselmatige observatie rechtmatig is geweest. Daarom moet worden aangenomen dat dit niet zo was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Op het proces-verbaal van observatie is weliswaar aangetekend dat er sprake was van stelselmatige observatie, maar uit een inhoudelijke beoordeling van dat proces-verbaal volgt dat er feitelijk geen stelselmatige observatie heeft plaatsgevonden. Het in een proces-verbaal kennelijk de verkeerde hokjes aanvinken, is geen vormverzuim dat tot gevolg moet hebben dat het bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat, al was er wel sprake was van stelselmatige observatie, het verweer niet kan slagen omdat in dat geval niet verdachte maar zijn vriendin zou zijn geobserveerd. Door een eventuele stelselmatige observatie van een ander dan verdachte wordt geen rechtens te beschermen belang van verdachte geschonden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde:
Afpersing, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
Bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 508,36 (vijfhonderdacht euro en zesendertig cent).
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 3], te betalen de som van € 508,36 (vijfhonderdacht euro en zesendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 650,- (zeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 6] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 6], te betalen de som van € 650,- (zeshonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij The Factory Junior / [W], gevestigd op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 388,- (driehonderdachtentachtig euro).
Veroordeelt verdachte aan The Factory Junior / [W] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij The Factory Junior / [W], te betalen de som van € 388,- (driehonderdachtentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
* Verklaart de benadeelde partij [naam 5] niet-ontvankelijk in haar vordering.
* Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1 1.00 STK Cd-rom
TDK
Beelden vanuit Café ’t groentje (3642673).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. Q.R.M. Falger en N.P. Klein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2009.
De voorzitter is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009159233-2 van 10 juni 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], inhoudende de verklaring van [naam 3] (p. 6 t/m 9).
ii Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2009189387-2 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], inhoudende de verklaring van [naam 3] (p. 16 en 17).
iii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189300-1 van 10 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], inhoudende de verklaring van [naam 6] (p. 2 t/m 4).
iv Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 6] met nummer 2009189300 van 17 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 10 en 11).
v Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 3] met nummer 2009189387 van 13 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 22 en 23).
vi Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009179468-1 van 30 juni 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6], inhoudende de verklaring van [naam 6] (p. 3 t/m 6).
vii Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 6] met nummer 2009189387 van 5 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (ongenummerd).
viii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189300-1 van 10 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], inhoudende de verklaring van [naam 6] (p. 2 t/m 4).
ix Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 6] met nummer 2009189300 van 17 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 10 en 11).
x Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189387-1 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8], inhoudende de verklaring van [naam 7] (p. 6 t/m 9).
xi Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2009189387-2 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], inhoudende de verklaring van [naam 3] (p. 12 en 13).
Zie ook een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 3] met nummer 2009189387 van 13 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 20 en 21).
xii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189387-1 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8], inhoudende de verklaring van [naam 7] (p. 6 t/m 9).
xiii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189387-4 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9], inhoudende de verklaring van [naam 10] (p. 10 en 11).
xiv Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2009189387-2 van 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], inhoudende de verklaring van [naam 3] (p. 12 en 13).
xv Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 3] met nummer 2009189387 van 13 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 20 en 21).
xvi Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009189300-1 van 10 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], inhoudende de verklaring van [naam 6] (p. 2 t/m 4).
xvii Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [naam 6] met nummer 2009189300 van 17 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 10 en 11).
Vonnis,
Inzake [verdachte],
parketnummer: 13/525547-09 (PROMIS).