ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/400357-09 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen met vrijspraak van andere telasteleggingen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2009, waarbij de officier van justitie R.A. Kloos en de raadsvrouw van de verdachte, mr. P.M. Breukink, aanwezig waren. De verdachte werd vrijgesproken van de cumulatief telastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank achtte de diefstal met geweld wel bewezen, op basis van de aangifte van het slachtoffer [naam 1] en de verklaring van de verdachte zelf, die aangaf aanwezig te zijn geweest bij de beroving.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de beroving van [naam 1], waarbij geweld werd gebruikt en een mes werd getoond. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de impact van de beroving op het slachtoffer en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij immateriële schade werd vergoed.

De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de verdachte als strafbaar werd verklaard voor de bewezenverklaring van diefstal met geweld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/400357-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 17 juli 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Weg” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie R.A. Kloos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. P.M. Breukink, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [naam 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam 1] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- met de hand(en) in een of meer zak(ken) van die [naam 1] heeft/hebben gezeten
- die [naam 1] op het (achter)hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam 1] heeft/hebben getoond en/of ter hand heeft/hebben genomen;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat hij/zij die zonnebril van het hoofd van die [naam 2]
had(den) gepakt en/of in een jaszak van die [naam 2] had(den) gezeten) die [naam 2] een klap in het gezicht heeft/hebben gegeven;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te
maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die [naam 3] heeft/hebben begeven, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een of meer (broek)zak(ken) van die [naam 3] heeft/hebben doorzocht en/of die [naam 3] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- tegen/op een oor en/of tegen/op het hoofd van die [naam 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of de mobiele telefoon van die [naam 3] uit zijn hand(en) heeft/hebben geslagen;
(artikel 312 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Ten aanzien van het onder 2 eerste en tweede cumulatief telastegelegde
Vrijspraak
De officier heeft zich in eerste termijn op het standpunt gesteld dat het eerste cumulatief telastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. In tweede termijn heeft de officier van justitie geconcludeerd dat ook het tweede cumulatief niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2, eerste en tweede cumulatief, is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde
3.2.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft kort weergegeven aangevoerd dat de telastegelegde diefstal met geweld op grond van de aangifte van [naam 1] en de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd kan worden bewezen. Hieruit volgt namelijk dat de telefoon na een worsteling is ontvreemd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het gebeuren aanwezig was. Hoewel het aandeel van verdachte niet precies duidelijk is geworden, staat vast dat hij erbij betrokken is geweest en aldus dat sprake is van medeplegen.
3.2.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het gebeuren aanwezig is geweest en zich niet heeft gedistantieerd, dit maakt hem tot medepleger. De raadsvrouw heeft hieraan toegevoegd dat de herkenning door aangever, van verdachte als de persoon die in de zakken van het slachtoffer zou zijn gegaan, onjuist is gebleken, nu medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij met zijn hand in de zakken van aangever heeft gezeten. Verdachte had dus wel een andere rol in het geheel dan door aangever is weergegeven.
3.2.3. Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 3 maart 2009 loopt [naam 1] via het Spui naar het Rokin te Amsterdam, aldaar wordt hij beroofd. Bij de beroving zijn drie daders betrokken. Hij ziet en voelt dat de dader met de witte capuchon met zijn handen in zijn zakken zit. Hij ziet dat deze jongen zijn telefoon, een Apple iPhone, pakt. [naam 1] wil naar de jongen toe lopen omdat hij zijn telefoon terug wil. Hij voelt dat hij op zijn achterhoofd een klap of een trap krijgt. Hij draait zich om en ziet dat één van de andere jongens een mes in zijn hand heeft. Met zijn andere telefoon belt hij de politie.i
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte] en een derde jongen in de stad is geweest. Ze waren alledrie bij de straatroof betrokken. Verdachte heeft erbij gestaan en zich niet gedistantieerd. Verdachte heeft verklaard dat hij is aangehouden in de buurt van het Koningsplein en dat hij toen in eerste instantie een valse naam heeft opgegeven.
De beoordeling van de bewijsmiddelen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft gepleegd.
4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 03 maart 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple Iphone), toebehorende aan [naam 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededaders
- die [naam 1] op het achterhoofd hebben geslagen of getrapt en
- een mes aan die [naam 1] hebben getoond.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder 1 bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] heeft de officier van justitie de schadepost ‘Apple iPhone 3G’ niet toewijsbaar geacht, aangezien de benadeelde partij zijn telefoon heeft teruggekregen. De officier van justitie heeft de schadepost immateriële schade toewijsbaar geacht tot een hoogt van 350,00 euro.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte veel spijt heeft van zijn aandeel de straatroof. Ze verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een moeilijke tijd achter de rug, waarin hij veel met jeugdzorg te maken heeft gehad. Inmiddels heeft verdachte zijn leven op orde, hij heeft een woning en werk en wil graag een opleiding aan het mediacollege beginnen. De raadsvrouw vindt de strafeis van de officier van justitie veel te hoog. Ze verzoekt de rechtbank om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij eventueel nog een voorwaardelijk straf.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij kan de raadsvrouw zich vinden in het voorstel van de officier van justitie. De gevorderde immateriële schade met een bedrag van 530,00 euro is naar mening van de raadvrouw te hoog.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, die ’s avonds laat plaatsvond in het uitgaansgebied van Amsterdam. Het slachtoffer is uit het niets en met gebruikmaking van geweld en bedreiging met geweld van zijn telefoon beroofd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van de gevangenisstraf het oriëntatiepunt behorende bij een eenvoudige tasjesroof en welke is vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsector, als uitgangspunt genomen. In stafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat het feit op de openbare weg en in vereniging is gepleegd. Voorts weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat bij de diefstal geweld is gebruikt en er een mes is getoond. Ten slotte houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor (gekwalificeerde) diefstallen, een poging tot straatroof en een straatroof is veroordeeld voor jeugddetentie en een gevangenisstraf, en ziet in die recidive reden om niet een voorwaardelijk strafdeel op te leggen zoals door de raadsvrouw bepleit. In matigende zin houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht een deel van de vordering te weten een deel van de schadepost: immateriële schade toewijsbaar en waardeert deze op een bedrag van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten het overige deel van de schadepost: immateriële schade en de schadepost: ‘Apple iPhone 3G’, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij zijn iPhone inmiddels heeft teruggekregen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 2 eerste en tweede cumulatief telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1], te weten een deel van de schadepost: immateriële schade, toe tot een bedrag van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige, te weten het overige deel van de schadepost: immateriële schade en de schadepost: ‘Apple iPhone 3G’, niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1], te betalen de som van € 350,00 (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. F.P. Geelhoed en G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2009.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009058478-1 van 3 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (doorgenummerde pag. 1 e.v.), inhoudende de verklaring van [naam 1].
Vonnis (Promis) inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/400357-09